GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zwitserland. Stijd tegen het subjec tivisme van de school Astié c. a. Wij deelden in de Heraut reeds mede, dat er in Zwitserland een strijd ontbrand is op godgeleerd gebied, en hoe deze is overgebracht in de Gereformeerde kerken van Frankrijk. Die strijd kon ook haast niet uitblijven. In den laatsten tijdwaren de Fransche godgeleerden zoo voortgehold op de paden van de Duitsche „ Vermittelungstheologie", dat te verwachten was, dat zich stemmen daartegen zouden verheffen. Steeds meer naderden zij die den naam van Evangelisch wilden dragen tot de liberalen, zoodat het scheen alsof de twee legerkampen, die in 1872 nog zoo scherp tegenover elkander stonden, een verzoeningsfeest wilden vieren in eene gezamenlijk aan de regeering gevraagde officieele synode. De liberalen bonden zich wat in en werden min of meer conservatief, de evangelischen dronken met volle teugen uit den beker, door de Duitsche school van Harnack en Ritschl ingeschonken, en juichten de moderne critici toe. De Evangelischen gevoelden het zelven niet, dat zij door het modernisme overwonnen werden, dat zij in beginsel tot het modernisme waren overgegaan. Zij verkeerden in den waan, dat de modernen of liberalen door de ondervinding geleerd wat verstandiger geworden waren, terwijl zij winst gedaan hadden, met hetgeen de wetenschap in den laatsten tijd had geleerd.

Gelukkig dat er nog mannen in Frankrijk gevonden worden, die het gevaar dat dreigt of liever de jammer die reeds gekomen is, mogen inzien. Althans de hoogleeraar E. Doumerge, van Montauban, heeft in een geschrift tot titel dragende: »Het gezag in het stuk des geloofs en de nieuwe school", den oorlog verklaard aan de nieuwe subjectieve richting, en met nadruk voor die nieuwe school gewaarschuwd, door te wijzen op het voorbeeld van Edmond Scherer, die ook begon met zich in de richting van het subjectivisme te bewegen (hij was leerling van Alexandre Vinet), . zich daarna losmaakte van hetgeen de kerk in hare leerstukken had geleerd, om ten slotte tot een troosteloos scepticisme te vervallen.

Daartegenover liet zich de hoogleeraar Leopold Monod hooren in een geschrift, getiteld: »Het vraagstuk van de autoriteit, " waarin hij zich als een vurig voorstander van de nieuwe subjectieve richting doet kennen.

Het heetst wordt echter de strijd gevoerd in Zwitserland, waar hij het eerst ontbrandde en wel in het kanton Waadtland. Zoowel in de z. g. nationale als in de vrije kerk telt de nieuwe school vele en bekwame woordvoerders, tegen welke de hoogleeraar Godet van Neuchatel het eerst zijne stem verhief. Het orgaan der nieuwe school is het weekblad Evangile et Liberie, door den hoogleeraar Paul Chapuis, van de nationale kerk, geredigeerd. Week aan week worden in dit blad de z. g. nieuwe denkbeelden der gemeente aangeprezen, terwijl de hoogleeraren Albr. Ritschl en Ad. Harnack als de corrypheën der hedendaagsche Duitsche theologie worden verheerlijkt. Toch willen de mannen van de nieuwe school niet met de modernen op eene Ign gesteld worden. Maar het is niet te ontkennen dat de modernen wel inzien, dat het optreden van de nieuwe school, koren op hun molen is.

Dit kwam onlangs op eene voor'de-nieuwe school bedenkelijke wijze aan den dag. Toen bovengenoemde hoogleeraar Chapuis ergens eene voordracht gehouden had om zijne denkbeelden aan te bevelen, nam een bejaard predikant Audemar geheeten het woord, om zijne volle instemming met het gehoorde te betuigen, en zijne vreugde er over te kennen te geven, dat zijne jarenlang gekoesterde vrijzinnige beginselen eindelijk bij het jonge geslacht tot hun recht gekomen waren. Nu moet men weten dat de predikant Audemar in Waadtland een van de weinige vertegenwoordigers van de moderne richting is. Dit was zeker een pijnlijk oogenblik voor den hoogleeraar Chapuis. In zijn blad beweerde hij, dat Audemar een Rationalist was, terwijl hij eveneens zocht te betoogen, dat »de nieuwe onafhankelijke theologie" in onderscheiding van het oude liberalisme, zeer positief was, schoon zij de vrijzinnige richting met de meeste achting wilde bejegenen. Audemar liet zich den naam van Rationalist niet welgevallen, daar deze aan eene uitgestorvene school van de vorige eeuw toekomt. De nieuwe richting heeft reeds heel wat ingang in de Vrije Kerk van Waadtland gevonden. Hare pleitbezorgers munten door een piëtistisch spreken over de liefde tot Jezus uit en daardoor worden nog veler oogen verblind. Maar aan de andere zijde zijn de geesten wakker geschud door een geschrift van den hoogleeraar Astié, hoogleeraar bij de Vrije Kerk van Waadtland, die een werk schreef »over het einde der dogma's (leerstellingen)", waarin hij beweert, dat de leer, dat Christus, vóór Zijne verschijning op aarde bij den Vader heeft bestaan, is: »de christelijke geloofsleer tot eene heidensche maken" (la paganisation de la dogmatiquc Chrétienne). En Astié staat niet alleen. De meeste jonge predikanten, en zij die het meest in aanzien zijn bij de gemeenten, volgen den bejaarden hoogleeraar van Lausanne, en dit maakt dat de toestand der Vrije Kerk uiterst moeilijk is.

Hoe meer nu de Synode der Vrije Kerk naderde, hoe heviger de strijd van weerszijden gevoerd werd. Een gewezen predikant, de heer J. Berthoud hield in Lausanne tegen de nieuwigheidspredikers een reeks van voordrachten, , die echter slechts door weinigen werden ge-> volgd. Men schrijft dit toe aan de aankondi'

ging dier voorlezingen, die wel eenigszins de maat van de bescheidenheid te buiten gingen, daar deze bijv. in deze bewoordingen vervat waren: »De innerlijke ontwikkeling van professor Astié, " »een bezoek bij Prof. Ritschl te Göttingen." Meer acht werd geslagen op eene brochure van Paul Chatelanat, onder den titel van: »Het voorbestaan van Christus, " waarin zeer zakelijk de oude en de nieuwe leer tegenover elkander worden gesteld en waarin bewezen wordt, dat de nieuwe leer niet nieuw is, wijl zij reeds door Michael Servet en door Faustus Socinus was voorgesteld. Voorts wordt in het geschrft van Chatelanat aangetoond, hoe de Schrift de praeëxistentie van Christus duidelijk leert. Ook wijst de schrijver op Alexandre Vinet, die »de jongeren" gaarne hun leidsman noemen, wiens subjectivisme zeker in betrekking tot sommige leerstukken, als dat van de inspiratie en dat der verzoening sterk op den voorgrond treedt, doch welke de eeuwige godheid van Christus, als een van die wezenlijke stukken gekenschetst heeft, die het Christelijk geloof nooit mag laten varen.

Ook doen zich in dien kamp stemmen hooren, om er voor te pleiten, dat men de aanhangers der nieuwe leer niet als ongeloovigen zal buiten werpen. De hoogleeraar Aug. Glordon schreef een brochure onder den titel van: j> De ketters in de Vrije Kerk", waarin hij mededeelt, dat hij zijn collega Astié over zijn geloofsbelijdenis heeft geïnterpelleerd, en dat hij van hem de geruststellende verzekering heeft ontvangen, dat hij de geloofsbelijdenis der Vrije Kerk van Waadtland nog onderschrijft. Nu is deze belijdenis, van 1845 dateerende, dogmatisch niet sterk omlijnd. Toch wordt Jezus Christus daarin genoemd: »God geopenbaard in het vleesch, waarachtig God en mensch tevens, eenige middelaar tusschen God en menschen." Hoe daarmede de loochening van het voorbestaan van Christus is overeen te brengen is ons een raadsel. Doch het is bijna altijd het streven van alle afwijkers van de leer der kerk geweest, om die afwijking te ontkennen.

De wijze waarop de heer Glordon den hoogleeraar Astié van het vasthouden van onschriftuurlijke leeringen zoekt vrij te pleiten, is volgens de welbekende methode. Hij maakt een onderscheid tusschen hetgeen de apostelen als heilswaarheid verkondigd hadden en hunne theologische bespiegelingen; aan de laatste zijn Christenen en godgeleerden niet gebonden. Dat men op die wijze de Schrift geheel van zijn kracht berooft, en de ingeving door den H. Geest loochent, schijnt de schrijver niet in te zien. Veelmeer is de heer Glordon van meening, dat men in de formules, waarin men zijn geloof uitspreekt, uit elkander gaan kan, en toch één zgn in datgene wat het hart gelooft en wat de ziel vrede geeft.

Zeer verlangend zijn wij er naar te weten, wat de Synode, die over deze dingen te oordeelen heeft, zeggen zal. Heeft men den moed om de belijdenis te handhaven, dan zal de linkerzijde wel van de Vrije Kerk scheiden; worden de bestrijders der belijdenis in hunne positie gehandhaafd, dan staat een uitgang van de rechterzijde voor de deur, al zou ook deze laatste als eene afwijking der Gereformeerde beginselen moeten afgekeurd worden.

Te betreuren is het, dat men in 1845 toen de Vrije Kerk van Waadtland ontstond, de Helvetische confessie niet als grondslag der kerk heeft gehandhaafd, eene confessie die toch door alle Gereformeerde kerken van Zwitserland is aangenomen en door BuUinger werd opgesteld. Het komt ons voor, dat die fout te grooter was, omdat de staatsmacht die geloofsbelijdenis had afgeschaft, en tengevolge van die afschaffing de stoot werd gegeven tot stichting van de Vrije kerk van Waadtland. De prediking van de réveil was van uit Geneve naar Waadtland overgebracht; eenige leeraren der staatskerk begonnen behalve de officieele godsdienstoefeningen, stichtelijke avondbijeenkomsten te leiden, die evenals in Nederland, door personen uit de hoogere standen werden bezocht. Het houden van bijeenkomsten des avonds werd dien leeraren door de overheid verboden. Daarbij verklaarde men de Helvetische confessie voor afgeschaft, terwijl de overheid ook de leeraars wilde dwingen, hare besluiten van den kansel af te kondigen. Aan zulk een misbruik van macht verklaarden 40 predikanten zich niet te willen onderwerpen. Daarna werd eene vergadering van Waadtlandsche predikai\ten gehouden, waarvan het gevolg was dat 150 leeraars weigerden de staatskerk langer te dienen en de Vrije kerk gingen dienen. Zes jaren lang werden de vergaderingen der vrije kerken door de politie verstoord, totdat in 1851 haar vrijheid van godsdienstoefening werd geschonken. De denkbeelden van A. Vinet hadden veld gewonnen, die rusteloos voor de vrije van den staat onafhankelijke kerk gepleit had.

Nu lag het des te meer voor de hand, dat de Vrije Kerken de Helvetische confessie voor niet opgeheven verklaarden, maar tot accoord voor kerkelijke gemeenschap aanvaardden. In plaats daarvan ging men eene korte verwaterde geloofsbelijdenis opstellen, waardoor men i. de historische continuïteit prijs gaf en zich dus aandiende als een nieuwe stichting, 2. de afwijkers van de Gereformeerde belijdenis gelegenheid gaf, gelijk nu blijkt, om zich achter die verslapte belijdenis te verschuilen, om hunne positie in de Vrije Kerk te handhaven.

Toch geeft ons de beweging in de Waadtlandsche Vrije Kerk stof tot blijdschap. Uit dit begin kan veel goeds voortkomen. Mochten de oogen hiervoor opengaan, dat de grondfout van degenen die thans kennelijk de leer der kerk loochenen, niet ligt in hunne belijdenis omtrent den Christus, maar in de loochening van hetgeen het hart der Gereformeerde kerken uitmaakt: de Souvereiniteit Gods, waaruit alle andere dwalingen voortvloeien.

Er mag wel in de kerken, die het door den Heere toebetrouwde pand bewaarden, wel een gedurig gebed opgaan, voor die kerken in het buitenland, wier pilaren door de overheerschende richting op godgeleerd terrein, dreigen omvergerukt te worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 mei 1892

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 mei 1892

De Heraut | 4 Pagina's