GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gereformeerde Ziekenverpleging.

Bekijk het origineel

Gereformeerde Ziekenverpleging.

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam., 26 Mei 1893.

Nu te Amsterdam een Gereformeerde Ziekenverpleging geopend is, kan het niet ongepast zijn, deze zaak nogmaals ter sprake te brengen.

Ziekenverpleging is een kostelijke arbeid. Immers het lijden dat in krankheid wordt opgelegd, heeft ook de heilige bedoeling, dat het anderer ontferming zou uitlokken, en veler liefde zou gaande maken.

Niet het minst in dagen van krankheid wordt veler hart openbaar.

Men versta ons wel.

We zeggen niet, dat wie in dagen van krankheid zich met al de toewijding zijner liefde aan zijn kranke geeft, daarom zooveel hooger staat dan een ander die Jtieis doet.

Zulk een algemeen oordeel mag men niet vellen.

De vrouv/ is hier'vanzelf meer de geroepene dan de man. Doch ook onder vrouwen heeft de eene haar tijd vrij, de andere niet. En ook waar dat gelijk staat, is daarom nog niet aller aanleg en neiging gelijk.

De ééne vrouw is meer actief en energiek van aard, terwijl de andere meer een passieve natuur ontving en in het stille zich terugtrekt. En natuurlijk met dit alles moet bij het beoordeelen van personen en karakters rekening worden gehouden.

Er zijn geboren ziekenverpleegsters, en er zijn menschen die het nooit worden kunnen, omdat ze er de gave voor missen. Dier roeping ligt dus elders.

Maar, met dit voorbehoud, herhalen we wat we straks zelden: In dagen van krankheid wordt veler hart openbaar.

Dan merfït men, of het verplegen van den zieke uit noodzaak, omdat men iemand toch zoo ftiet kan laten liggen, of wei uit 7Mede~liïdei!^, uit deelnemende liefde en ontferming geschiedt.

Men ontwaart dan terstond, of de ziekeverpleegster de wereld vergeet, om zich in deze lijdenswereld op te sluiten; of dat ze nog met het hart daar buiten is, en nu noode haaf tijd aan de wereld ontrooft, om zich te geven aan wat wel meet.

En hier nu vooral is de Geest van Christus machtig.

Die Geest, die een anderen toon in het hart brengt, die andere gevoelens naar boven doet komen, en andere krachten doet ontluiken.'

Enghartig zijn we hier niet in.

We weten zeer wel, dat de werking van dezen Geest zich niet tot onze kerken bepaalt, maar met name ook vele Roomsche liefdezusters siert en zelfs nog nawerkt bij velen, die zich reeds geheel van het geloof vervreemd hebben.

Maar bij alle waardeering hiervan, zijn we toch overtuigd, dat alleen de Geest van Christus in zijn zuivere werking op den duur dezeji edeier toon zal handhaven.

Vooral onder ons. Gereformeerden, is dit hieraan kenbaar, dat de ziekenverpleging in onzs eigen huizen zoo veelsrias hoog staat.

Niet naar buiten loopen. Niet alles in gestichten zoeken. Niet de kracht ontkenen aan een zustergewaad. Maar ook dsr.e schoone bloem der liefde laten ontluiken aan den gev/onen stam van het stille huislijk leven.

Ziekenverpleegster de vrouw bij haar man, de moeder bij haar kind, de zuster bij haar broeder, de dochler bij haar moeder.

En in ernst we wilden wel, dat het bij deze ziekenverpleging blijven kon. Esn verpleging zonder het gevaar dat er altoos in het ongewone ligt, in den ophef van hetgeen voor het oog der wereld werkt, in het buitengewone van de stichting, .

Starren die flonkeren, bloemen die geuren, zonder dat zij het zelve weten, zijn zoo schoon^

Maar toch, hiertoe kan en mag men zich niet bepalen, en heeft men zich in Christus' kerk dan ook nooit bepaald.

De zaak is namelijk deze, dat er ten ^eer.s'fe at'fesos ve'i^laten krasjken eïjn, dïe geen natuarlijke verpleegster hebben. Vooral in grootere steden, waar het getal van alleen staande en op kamers wonende personen zoo groot i? , mag dit nimmer uit het oog worden verloren.

Zulke personen liggen dan hulpeloos. Soms hebben ze niemand die naar hen omziet. En vaak ook maakt de onderlinge verhouding, dat de vrouwen van het huis, waar zulke personen inv/onen, ze niet wel verplegen kunnen.

En ten tweede, niet allen hebben een huis, waar men ziek liggen kan, gelijk een zieke toekomt.

Lijden in een gezin met veel jonge kinderen, dat weinig méér dan één vertrek heeft, en waar geen oogenblik van den dag rust voor het matte hoofd is; waar een behoorlijk bed ontbreekt; ch waar de moeder zoo bezet is, dat ze geen oogenblik vrij heeft, of soms nog uit werken moet, om den mond van haar kleinen open ts houden.

Zie, in zulke toestanden is de hulpe der liefde van buitenaf onmisbaar, en is het heerlijk, als een liefdezuster binnenkomt, die de kinderen wat stilhoudt, den kranke verzorgt, en door haar geheele bijzijn een atmosfeer van rust en vrede schept.

Doch ook dit is soms niet genoeg.

De toestand kan zoo ernstig en de gelegenheid zoo bekrompen en ongeschikt zijn, dat de zieke daar niet blijven kan. En dan Is het metterdaad een uitkomst en een verademing, als de kranke naar een kalme ziekenzaal kan worden overgebracht, waar hij beter ligt, volledige rust geniet en alle zorge geniet die hij behoeft.

Zoolang dit nu alleen verkrijgbaar was in gasthuizen, , waar de omgeving streed met het innerli^ leven, was dit niet goed, en verkozen velen liever hun lijden op te kroppen, dan zich zoo kort misschien vóór hun dood te begeven in een kring die hen geestelijk stoorde en tegenstond.

Maar is die kalme rustige omgeving te verkrijgen in een sympathieke omgeving, waar niet slechts de liefde Christi werkt, maar Jgzus zelf woont, dan kan dat zoo weldadig werken, dat er winste is niet alleen voor het iichamelijk lijden, maar evenzoo voor de dof heid der ziel.

Daarom is het gelukkig, dat de kerk van Christus ook op dezen nood weer acht gaat slaan.

Reeds Paulus kende zulke vrouwen, in een Phoebé en anderen, en stelde ze hoog in waarde en beval ze der gemeente aan.

Het is ons dan ook een oorzaak van blijdschap, dat Amsterdam althans nu een begin van zulk een inrichting bezit, waaruit liefdezusters naar de woningen derkranken gaan, en waarin hulpelooze en verlatene kranken kunnen worden opgenomen.

Onze broederen, die op het initiatief van Ds. De Gaay Fortman, zich hiertoe opmaakten, deden een kostelijk werk, en Mevrouw de Wed. Esser-Hovy, die zich althans voorioopig aan deze stichting verbond, aanvaardde een schoone taak.

Een taak te schooner naarmate het ons gelukken mag steeds de klip der werkheiligheid te ontzeilen, ons te spenen aan allen ophef., en steeds meer bij de kerken de overtuiging ingang te doen vinden, dat zulk een stichting alleen voot buitengewone gevallen optreedt, en dat ze zich nimmer mag opmaken, om in gewone gevallen, aan de moeder of zuster of dochter de haar van God gegeven taak uit de handen te nemen.

Vanvoaar dit plan ?

Na lezing van het Rapport in zake de Opleiding is van meer dan één kant de vraag gedaan, vanwaar toch de gedachte aan zulk een plan is opgekomen, ja, zelfs is geïn.sinueerd, dat de mannen van B dit n reeds lang in het schild voerden.

Toch is het niet moeilijk het tegendeel te bewijzen.

De geestelijke vader van dit plan toch is niet een der mannen van B, maar een man van A, om nu eens in die leelijke terminologie te spreken, en wel geen ander dan Ds. Beuker.

Onze lezers weten dit, want het staat in ons No. 'j'j'j, dat op 11 November verscheen.

Naar aanleiding van de Annalen der rije Universiteit, die toen v/aren verscheen, besprak Ds. Beuker deze stichting in e Vrije Kerk van November. i

En in die bespreking liet hij zich aldus uit:

„Misschien komt nog eenmaal de tijd, , ., dat Theol. School en Vrije Universiteit y, op zulk een wijze naast elkander komen „te staan, dat ze samen als één geheel „dienst kunnen doen. Als b. v. wat thans , ^Theol. faculteit heet, samensmelt met ., ., onze Theol. School... dan kan het ge-^^keel best marcheeren, en kwam dat ge~ .^.Jieel niet slechts op Gereformeerden .^.grondslag te staan, maar ook in goede ^.^verstandhouding tot de Gereformeerde kerken"

Ons blad, hiervan nota nemende, juichte dit denkbeeld van Ds. Beuker zeer toe, en vroeg of Ds. Beuker dit b, v. zóó bedoelde, dat de eenheid gezocht werd in de eenheid van de personen der hoogleeraren, te benoemen in twee qualiteiten.

We schreven:

Nu oppert echter Ds. Beuker het denkbeeld, of niet een v/eg ware in te slaan, die ons leiden kon tot een toestand, waarin Theologische faculteit en Theologische school in elkaar schoven.

Dit nu zou, ah het Icon, natuurlijk een zeer verkieslijke oplossing zijn.

Als we Ds. Beuker wel vatten, zou het dan zijn bedoeling wezen, dat de Theologische School de theologische hoogleeraren der Vrije Universiteit tot docenten, en de Vrije Universiteit de docenten der School tot theologische hoogleeraren benoemde. Dat alzoo de twee stellen docenten elkander dekten. En dat alsdan bij gemeen accoord de taak zoo verdeeld werd, dat er feitelijk slechts één stel colleges werd gcgcvcii, maar ccii sici < ïat tegelijlt fllenst zou doen voor de Theologische School en tegelijk voor de Theologische faculteit.

Kon dit metterdaad, het zou een schoone uitweg wezen.

Maar is het niet zeer de vraag, of van de zijde der Vrije Universiteit tegen zulk een plan geen moeilijkheden van ernstigen aard zouden rijzen?

Niet op zichzelf.

Maar omdat zij als wetenschappelijke inrichting, en dat toch is ze in de eerste plaats, nooit een kerkelijke voogdij zou mogen aanvaarden over de overige faculteiten, dan in zooverre die toezicht hield op de beginselen.

Opzettelijk voegden we hier toen bij, dat Ds. Beuker het wel zeggen zou, als hij het soms anders had bedoeld.

Daarop verscheen de Vrije kerk van December, van Januari, van Februari enz, , zonder dat Ds. Beuker onze opvatting van zijn denkbeeld weersprak.

Blijkbaar is dit op de Deputaten voor deze aangelegenheid niet zonder invloed gebleven, en mag dus, zonder aarzeling gezegd, dat heel dit plan eigenlijk van Ds. Beuker is uitgegaan.

En nu is het wel waar, dat Ds. Beuker in zijn jongste nummer bedenkingen tegen het Rapport oppert, doch blijkens het bo; venstaande kunnen deze niet het beginsel raken.

Dat is veeleer van hem zei ven.

Zeer hopen v/e dan ook, dat onze broeder, zoodra hij in Amerika eenlgszlns op rust is gekomen, tijd zal vinden, om nog vóór de Synode saamkomt, ons te doen weten, op wat wijze hij dan zijn denkbeeld zou wenschen uitgewerkt te zien, en wat zijn eigenlijke bezwaren tegen • hët~^pport zijn.

Men onderscheide toch wel.

Er Is hier een beginsel In het spel, en daarna volgt de uitwerking van den vorm waarin dat beginsel belichaamd Is.

Nu kan men, het over het eerste eens zijn, en over het tweede in gevoelen verschillen.

Maar natuurlijk alleen over dat beginsel kan een principieele strijd gevoerd, waarin geen kwartier mag gegeven. Over de wijze van uitwerking daarentegen is verschil van gevoelen, en daarmee saamhangende wijziging, zeer wel denkbaar, zonder dat er van ernstigen strijd zelfs sprake komt.

Nobel.

Met de jongste mail van de Kaap ontvingen we uit Stellenbosch per briefkaart dit korte schrijven van Prof. N. J. Hofmeyer:

STELLENBOSCH, 3/S/'93.

Waarde Broeder !

Ik dank u dat gij, in de beoordeeling van mijn onlangs verschenen werk, mij opmerkzaam hebt gemaakt op een paar berispelijke uitdrukkingen, waarvan ik mij, in mijne beschrijving der wedergeboorte, heb bediend. Zij passen niet in mijne eigene beschouwingen over deze zaak.

Wil dit briefje in de Heraut opnemen, en daardoor verplichten

uwen broeder in Christus,

N. J. HOFMEYER.

Aan dit verzoek is hiermede voldaan. Thans echter, ten behoeve onzer lezers, een kort woord tot toelichting.

een kort woord tot toelichting. In ons blad van 25 December des vorigen jaars gaven we een korte recensie van het werkje: Uit de duisternis tot het licht, dat kort vooraf van Prof. Hofmeyers hand verschenen was; en veroorloofden ons toen de opmerking, dat in dit boekske soms een bedenkelijke formuleering van gedachten voorkwam, zoo b, v, dat de v/edergeboorte genoemd werd „een Godmenschelijk werk".

Men moest hieruit, helaas, ook zonder dat we het er bij schreven, afleiden, dat Prof. Hofmeyer aan de bekoring der Ethische richting en aan haar gewaagde formuleeringen geen weerstand had kunnen bieden.

Iets wat* we niet beoordeelden, maar betreurden.

Die critiek nu zal omstreeks 20 Januari te Stellenbosch bekend zijn geweest, en niet onmogelijk hadden we het geacht, dat repliek tot verweer ons reeds voor het nummer van 20 Februari had bereikt. Immers de mail loopt 20 dagen.

Toen we echter noch in Februari, noch in Maart, noch in April iets hoorden, beschouwden we deze zaak als afgedaan.

Doch zie, geheel onverwachts komt thans, in Mei, met de mail, we weten volstrekt niet naar welke aanleiding, opeens bovenbedoelde briefkaart ons verrassen, waarvan Pfot, Hofmeyer zelf openbaarmaking in de Heraut verlangt.

En hiermede neemt de zaak een gunstigen keer.

Immers Prof. Hofmeyer haalt nu zelf door bedoelde uitdrukking een streep, en spreekt het uit, dat ze niet paste bij wat hij zelf omtrent het v/ondera werk der wedergeboorte erkent en belijdt.

Hiervoor danken we den Afrikaanschen hoogleeraar, en spreken gaarne uit, dat niet velen den adel van hart betoonen, om zoo kloek te handelen.

En toch behoort het zoo bij een ernstig man, vooral bij wie anderen voorgaat, en dus voorkomen moet, dat eigen feil niet anderer meening op een dwaalspoor lelde of houde.

Reeds als voorbeeld kan daarom deze verklaring verheffend werken, en we zeggen er den hoogleeraar dank voor. U

En zegge nu niemand, dat het toch bijna ondenkbaar is, dat ge, als ge de wedergeboorte , recht belijdt, er zóó over zult schrijven — want het Is helaas een feit, dat eerst het supranaturalisme, daarna de Groninger richting, en toen de school van Schleiermacher, zoozeer alle leerstellige bepaaldheid van uitdrukking heeft doen uitslijten, dat een algemeeae spraakverwarring niet kon uitblijven.

Ook aan de Kaap is de nawerking van dit euvel niet uitgebleven.

Ook daar vond langzamerhand een theologie ingang, die in zwevende vorn^ien allengs afweek van de vaste lijnen, waarlangs onze vaderen zich voortbewogen, en vooral door de Kaapsche studenten die te Utrecht studeerden, werd al de wind van leering die hier woei, naar de Kaap overgebracht.

Jammer slechts dat juist nu, nu de Gereformeerde theologie weer aan het woord kwam, de Kaapsche studenten niet komen opdagen, en de gezonde reactie dus zwakker werkt.

Toch bleef nu reeds deze reactie niet \ geheel uit.

Ook ons blad is zoo gelukkig aan de Kaap een begin van invloed te verwerven, en aan een herleving van de Gerefornseer. i den richting aan de Kaap wanhopen we i nog volstrekt niet.

Wel gaat dit langzaam, even langzaam als de insluiping van het bedenkelijke ^ element er plaats greep.

Maar in de kringen van het volk vindt men nog de oude geloofsbasis, en daarop ; kan voortgebouwd.

Doch wat hiervan ook zij, ook dit incident met Prof. Hofmeyer, is In zooverre van gewicht, dat het toont, hoe hoognoodig het was, dat de Gereformeerde theologie weer uit haar eigen beginselen bezien werd.

Daartoe kwam het ten onzent, met name sinds de oprichting der Vrije Universiteit. Daartoe kwam het in Amerika onder het initiatief van de Professoren Stefïens en Vos. Moge eerlang dan ook uit de Kaap de goede tijding komen, dat ook daar de oogen opengaan, en terugkeer naar de beproefde paden onzer vaderen ook daar aan de orde • komt.

Machteloos machtsvertoon.

De kerkeraad der Gereformeerde kerkte Wageningen verzocht ons nog eens de Synodale aizettingsbul te publiceeren, toegezonden aan den heer Jan Willem Weigraven aldaar, omreden dat hij zijn jongste kind in de Gereformeerde kerk had laten doopen.

Niet zoozeer omdat zulk een bul op zich zelf zoo interessant is, maar om een phrase die er In voorkomt over den Burgemeester, De bul luidt aldus:

De bijzondere Kerkeraad der Ned. Wttv. Gemeente te Wageningen, heden in eene buitengewone vergadering, wettiglijk bijeengekomen, ter voortzetting en voleindiging der tuchtzaak tegen Jan Willem Weigraven;

Gelet op zijne uitspraak van den 2renA]3ril 1893, waarbij deze persoon wegens verstoring van orde en rust, en zijn duidelijkste toonen, met woord en daad, dat hij zich van de Ned. Herv. Kerk heeft afgescheiden, ontzet is'van zijn lidmaatschap der Ned. Herv. Kerk;

Overwegende, dat deze uitspraak kracht van gewijsde heeft verkregen;

Gezien art. 3 van het Algem. Regl. der Ned. Herv. Kerk;

Besluit dat voornoemde persoon mitsdien

ook als lid, niet meer behoort [tot de Ned. Herv. Kerk;

Bepaalt, dat afschrift van deze uitspraak zal gezonden worden aan de Kerkvoogdij, aö» den Burgemeester dezer gemeente en aan het Classikaal Bestuur van Arnhem.

Gedaan in onze vergadering van den sen Mei 1893.

De Kerkeraad der Ned. Herv.

Gemeente te Wageningen, (W. g.) J. HOOGENRAAD,

(W. g.) J. HOOGENRAAD, A, t. Praescs.

Ph. A, t. Praescs. PETER, h. t. Scriba.

G. BRUSSEN.

W. V. D. MEYDEN.

W. V. D. MEYDEN. J. VAN BEYNUM.

J. VAN BEYNUM. A. QUAKERNAAT.

Nu is metterdaad dit „«^w den Bur^emeester dezer gemeente" op het kantje af van potsierlijk.

Wanneer toch kon er alleen oorzaak voor zulk een toezending bestaan.?

Natuurlijk dan alleen, zoo de kerkeraad steeds den burgemeester op de hoogte hield van den stand zijner gemeente. Derhalve wanneer de kerkeraad van eiken doop en van elke „aanneming", gelijk het heet, aan den burgemeester mededeeling deed; alsmede van elk vertrek.

Dan ja, dan zou het er ook bij hooren, dat men aan den burgemeester mededeelde, dat die en die persoon thans aiet langer tot de gemeente behoorde.

Ook dan echter zou het niet te pas komen, om afschrift van het vonnis toe te zenden; want in dit vonnis kunnen dingen staan zelfs van zeer particulieren aard; snaar zou men alleen behooren mede te deelen, dat die en die persoon had opgehouden lid der gemeente te zijn.

Maar natuurlijk is van dat alles «? V? i aan.

Maar natuurlijk is van dat alles «? V? i aan. Men doet In bedoelden zin geen enkele mededeeling aan den burgemeester. Men denkt er zeifs niet aan. En de burgemeester zou ook vriendelijk voor al die toezending van nuttelooze paperassen bedanken.

Zoo blijkt dan, dat die inlassching: > aan den Burgemeester" geen andere bedoeling kan hebben, dan om zeker machtsvertoon uit te stallen.

Het is de verbleekte nawerking van de oude staatskerk-idée.

O, Die oude staatskerk zouden de heeren nog ZOO gaarne terughebben.

Niet zijn autoriteit en invloed aan Koning Jezus, maar aan den Burgemeester van Wapeningen ontleenen.

Niet sterk staan door de waarheid zijner belijdenis, maar die belijdenis laten schieten, en voorts de politie in den arm nemen.

Jezus had gezegd: Mijn koninkrijk is niet uit deze wereld; maar met dat „aan den Burgemeester" wordt juist bij de macht der wereld kracht gezocht.

Men is van de officieele kerk.

De kerk van de civiele autoriteiten.

De kerk van den Burgemeester van Wageningen. En wie nu in Wageningen met den Burgemeester op goeden voet wil blijven, moet met ons zijn.

Gij zijt mannen der secte, hoogstens geduld. Doch wij zijn de mannen, die met den Burgemeester van Wageningen in een stil verdrag staan.

Zoo ontzie dan onae rechtspraak, of vrees onzen en des Burgemeesters toorn.

machts­ En toch, hoe machteloos is dat vertoon.

Een onttroond vorst, die het nog doet voorkomen, als onderhield hij eigen gezantschappen bij de mogendheden.

IJdeler dan ijdelheid!

Alsof heusch in onzen tijd, nu de Vrije Kerk al meer veld v/int, ook maar één eenig man van karakter, om zuik een sabelflikkering ook maar iets gaf.

Of ja, er is toch één klein ietsje, waarmee men de armeren poogt te plagen.

Op sommige seci-etarieën of gemeentehuizen is het namelijk voorgekomen, dat de ambtenaren ten bureele de leden der Gereformeerde kerken afsnauwden, en hun toeduwden, dat ze, nu ze niet Synodaal meer waren, dit of dat niet konden krijgen.

Zelfs te Amsterdam zijn hiervan voorbeelden bekend.

En op zoo onedele gedraging van ambtenaren tegen minder rijk bedeelden speculeert dan een kerkeraad.

Hoe weinig eervol.

En natuurlijk ook die speculatie mislukt. Want als de kerkeraden onzerzijds maar waken, is in minder dan geen tijd aan al zulke onbetamelijkheid een einde te maken.

En dan zouden wij ons op den Burgemeester beroepen, niet om als kerk een zekere autoriteit aan hem te ontleenen, maar om te eischen dat hij ons tegenover zijn ambtenaren recht deed.

En hij zou het moeten doen, of er zou recht gedaan worden tegenover hem.

Droeve uitkomst.

Van de hand van Prof. Wildeboer, te Groningen, is een nieuwe studie over het Oude Testament verschenen, waarin hij, met esceptiën natuurlijk, de resultaten aanvaardt van Kuenens critiek, en zich bij de voorstelling van Wellhauseu aansluit.

Dat dit ons smart, behoeven we niet te zeggen.

Het bevestigt volkomen, wat we reeds tien jaar geleden, in onzen toenmaligen strijd met Prof. Gunning, beweerden, dat de praemissen der Ethischen geen vastheid aanboden, en dat een onverbiddelijke logica hen voort moest drijven naar datzelfde rampzalige standpunt, waarop de Modernen stonden.

Rampzalig, omdat het hen die er op staan, kortweg van hun Bijbel berooft.

Wat men er toch tegen inbrenge, en hoe schoon en verleidelijk men de zaak ook voorstelle, wie tot zulke resultaten komt, is zijn Bijbel kwijt.

Kernachtig is dit nog dezer dagen uiteengezet door Ed. Rupprecht in zijn geschrift: Die Anschatiung der kritische Schule. Wellhausens vsm Pentateuch, Erlangen 1893.

En metterdaad het is niet anders.

Ja wat erger is, we profeteeren het even besh'st: v/ie zoo eerst zijn Bijbel verliest, verliest straks zijn Christus.

Toch spreekt het vanzelf, dat Prof. Wildeboer het niet anders zeggen kan of mag dan hij het inziet.

Het onderzoek laat zich nu eenmaal niet aan banden leggen, en wie van geen andere praemissen uitgaat dan Prof. Wildeboer, moet wel spreken gelijk hij deed.

Slechts in zooverre is zijn spreken veel gevaarlijker dan dat van Kuenen, als Kuenen de belijdende gemeente niet meesleepte, maar prikkelde tot verzet, terwijl hij, als behoorende tot de Ethischen, geheel den kring der Ethischen ongemerkt naar deze droeve uitkomst heenlokt en trekt.

Kon Prof. Gunning, die onlangs tegen de poging om Moderne sectiëa in het Hervormd Genootschap op te richten, een kloek protest deed uitgaan, ook tegen deze poging om de Moderne Schriftbeschouwing in de Ethische kringen binnen te loodsen een: Wij mogen niet, hooren laten, het zou heerlijk zijn.

En toch we vreezen.

Waarschijnlijk ver meegesleept. is hij zelf reeds een eind

En dat niettegenstaande hij eerlijkweg althans dit zal moeten bekennen, dat er niets is dat zoo beslist en sterk tegen de belijdenis der vaderen ingaat, als juist dit bswrlkken van de Heilige Schriftuur.

Recensie.

Prof. Dr. Da Hartog zet zijne uitgave van Uitlegkundige Wenken voort. Nu over de brieven van den apostel Paulus aan TImotheus.

Ook deze uitgave ziet het licht bij den heer Fernhout, en loopt, gelijk de vorige, iiï afleveringen.

In deze populaire bewerking is veel, dat strekken kan, om de kennisse en het recht verstand van Gods Woord bij onze gemeenteleden te bevorderen.

Er is geen wetenschappelijke omhaal, die het recht verstand verduistert. Ge stuit op geen vreemde termen. Alles loopt in glad Hollandsch als het voortschuiven van een kalmen vliet.

Helder geschreven, lezen deze wenken zonder inspanning of moeite. Ze zijn sober en gespeend aan extravagantiön. Ge vindt er een klaar inzicht in den mystieken achtergrond der Schrift, zonder dat ook maar een oogenblik het valsche mysticisme gevoed wordt.

Daarom wenschen we ook aan deze uitgave goed succes toe, evenals aan de schoone meditatie éis Ds. Beuker op Psalm 23, bij manier van een herinnering aan zijn Leidsche gemeente, leverde.

Leiden zal Beuker missen, en zijn heengaan, voor Amerika winste, is voor ons stellig een verlies.

Doch juist dit verhoogt de waarde van wat hij achterliet.

wat hij achterliet. Een niet lijvig boek, eer een klein boekske, maar dat met recht een gulden boekske heeten mag.

Zij het velen tot zegen.

KUYPER

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 mei 1893

De Heraut | 4 Pagina's

Gereformeerde Ziekenverpleging.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 mei 1893

De Heraut | 4 Pagina's