GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXLIV.

JEAN VERNOU, ANTOINE LABORIE, JEAN TRIGALET, GOURAND TAURON en BERTRAND BATAILLE.

Heeft ons het schrijven van Jean Vernou, gedateerd den iSden Juli 1555, op de hoogte gesteld van het proces, zooals de twist voor den geestelijken rechter gevoerd was tegen onze martelaren, een schrijven van Antoine Laborie leidt ons in de handelingen van den eersten wereldlijken rechter tegen hen. Zij hadden niet anders verwacht, dan dat deze hen ter dood zou veroordeelen. Maar neen, dat geschiedde niet! Vrijdags, den i6den Augustus kwamen hunne rechters voor het laatst bijeen, om het vonnis op te maken. Dezen, twaalf in getal zijnde, waren zeer gedeeld in hnnne gevoelens. Zes waren voor de doodstraf en zes voor verbanning of de galeien. De stemmen staakten dus, zoodat des anderen daags op nieuw gestemd moest worden. Ten einde ergernis onder het volk te vermijden, werden alle gevangenen tot de galeien veroordeeld, Vernou, Laborie en Trigalet levenslang en Tauron en Bataille voor tien jaren. Naar alle waarschijnlijkheid had op dit vonnis invloed de tusschenkomst van den magistraat van Bern. Toen deze straf hun den aisten Augustus door den.stedehouder van den onder-baljuw werd overgebracht, dankten zij den Heere, dat Die hen waardig geacht had om zijns naams wil, te lijden. Daar echter de procureur des konings in hooger beroep was gegaan tegen het geslagen vonnis, omdat het hem niet geëvenredigd voorkwam aan de misdaad (der ketterij), kwamen de vijf gevangenen, ieder afzonderlijk, voor het hof van Chambin. Laborie verhaalt ons, dat, toen hij Vrijdagmorgen den zjsten Augustus voor zijne nieuwe rechters gebracht was, dezen wilden, dat hij voor een cruciüx zou knielen en daarop zweren, de waarheid te zullen spreken. Dat weigerde hij beslist. Eerst nadat men het kruisbeeld ver^vijderd en er een Bijbel voor in de plaats gesteld had, zwoer hij. Daarop begon een dispuut eerst over zijn vertrek naar Geneve, toen over verschillende leerstukken der Roomsche kerk, n.l. dat van den vrijen wil, van den Paus, van de mis enz. Laborie erkende voor de leeraars van Geneve, dat zijn vleesch zich zwak gevoeld had in dezen strijd. Doch de Heere had zich niet onbetuigd gelaten aan zijnen dienstknecht, zoodat zelfs zijne tegenstanders hem moesten toegeven, dat het lichaam en bloed van Christus niet aanwezig zijn in het brood en in den wijn des Avondmaals, dat de Paus niet meer was dan de bisschop van Rorae en dat de mensch geen vrijen wil heeft. Geen wonder, dat Laborie hierop zeide, dat zoo hij een ketter was, zijne tegenstanders ook ketters moesten zijn. De rechters gevoelden zich onder dit alles wel wat verlegen en deden dan nog een poging, om hem tot herroepen te bewegen. Maar toen zij zagen, dat Laborie op dit punt hiervan afkeerig bleef, werd hij weggebracht en in een kamertje gezet, afgescheiden van zijne broeders. Daar openbaarde de Heere zijne zalige vertroostingen aan de ziele zijns dienstknechts. Deze begon te bidden voor zich en zijne broeders. Hierop kreeg hij zulk eene vrijmoedigheid, om zijnen rechters iet oordeel Gods aan te kondigen, dat hij den man, die hem zijn eten bracht, verzocht, bij de heeren rechters te bewerken, dat hij hun nog iets mocht zeggen. Dit werd toegestaan. Laborie verscheen voor zijne rechters en sprak hen bijna een uur lang als een andere Paulus over rechtvaardigheid en toekomend oordeel, en waarschuwde hen tegen de zonde des Heiligen Geestes. De rechters erkenden, dat hij naar waarheid gesproken had over hun ambt, maar zij konden niet anders dan hem veroordeelen, omdat hij, hoeveel goeds hij mocht gezegd hebben, een ketter was. j^Ware ik een ketter, " zoo antwoordde de martelaar, »ik zou niet weigeren te sterven, want ketters moeten gestraft worden met den dood. Daarom is te Geneve Michael Servetus gedood. Maar ik, wij Gereformeerden in het algemeen, zijn geen ketters."

Nadat Laborie naar zijn kamertje was teruggebracht, werd Jean Trigalet voor de rechters gebracht. Ook deze martelaar wilde men dwingen voor 't crucifix te knielen. Hij weigerde dit, doch zwoer den gewenschten eed, met de oogen en handen naar boven gericht. Daarop begon het dispuut. Vooral twee punten in zijne belijdenis waren voor de rechters steenen des aanstoots: datgene, wat hij omtrent de mis en wat hij aangaande den Paus en zijn gezag had gezegd. Jean Trigalet wist schriftuurlijke redenen te geven van zijne belijdenis en zijne verwerping van de Roomsche dwalingen. Allerlei pogingen werden nog gewaagd, om hem tot terugkeer tot Romes kerk te bewegen, maar door de kracht des Heiligen Geestes bleef hij volharden. Toen zij hem begonnen te dringen, toonde hij geen vreeze, maar wees hen op den Rechter van hemel en aarde, die ook hen oordeelen zou. Denzelfden Vrijdag kreeg ook Jean Vernou zijn beurt om voor de rechters te verschijnen. Ook hij werd ondervraagd op de bekende punten, voor Rome het hart der leer (het Pausdom en de mis), en zijn bazuin gaf even zeker geluid als het hunne.

Des anderen daags moesten Bataille en Tauron komen voor het hof. Naar de mate des geloofs, hun geschonken, gaven zij getuigenis van de waarheid, die in Christus Jezus is. Vooral van den laatste was dit zoo verrassend, omdat hij nooit in Geneve had gewoond en eerst sinds de laatste drie maanden bekeerd was.

Nog eens verschenen de martelaren te zamen voor hunne rechters. Maandags den zósten Augustus. Bij deze gelegenheid betuigde Vernou in naam van allen de rechtvaardigheid van hunne zaak of liever van die des Zoons Gods. Amen, Amen, klonk het toen van de lippen der vijf martelaren. Daarop verlieten de gevangenen de zaal en beraadslaagden de rechters over hetgeen hun te doen stond met deze mannen.

Niet spoedig werd het vonnis uitgesproken. Het was reeds October, toen het kwam, en den i2den dier maand werd het uitgevoerd. Het was het vonnis des doods door den brandstapel.

Gedurende den geheelen tijd hunner gevangenschap hebben de martelaren in schriftelijke correspondentie gestaan met de kerk van Geneve, aan wie zij hare ervaringen mededeelden. Wederkeerig ontvingen zij van en uit die kerk vertroostingen en opwekkingen. Zoo schreef Calvijn meer dan eenen heerlijken brief, vol leering én vertroosting aan hen. Ook Farel, die innig deelnam in het lijden der martelaren, schreef hun. Roerend zijn ook de brieven, die de gevangenen aan hunne bloedverwanten en vrienden schreven. Uit deze blijkt, hoe zij zich van hun kindschap bewust waren en tevens overtujgd, dat de Heere hen, zelfs in de vernedering, niet verliet. 'Het treffendst zijn de brieven van Laborie aan zijne vrouw Anna, die hij vermaande toch bij Gods Woord te blijven en hunne dochter daarnaar op te voeden. Wel vreesde hij, dat na zijnen dood, haar vader zou komen, om haar tot het Pausdom over te halen maar, zoo schreef hij verder, overdenk het boek van Ruth, s Daarin zult gij vinden dat de goede Ruth, van haren man beroofd door den dood, haar geboorteland verlaten heeft en zich begeven naar Kanaan, om daar God alleen te dienen, zelfs te midden der bitterste armoede."

Toen de dag aangebroken was, waarop de martelaren ter strafplaatse zouden uitgeleid worden, kwam er een man lDij hen, die hun de tijding bracht, dat zij sterven moesten. Daarop vertroostte hij hen, naar de gaven hem geschonken. Jean Vernou was in den beginne, toen hij deze tijding vernam, zoo verschrikt, dat hij over al zijne leden beefde. Hij beleed dit voor zijne broeders en voegde er aan toe: »Ik bid u broeders, dat gij u aan mij niet zult stooten; ik zal niet in gebreke blijven, want de goede God heeft beloofd in onze benauwdheid ons bij te staan."

Toen de martelaren op de strafplaats gekomen waren, kreeg Jean Vernou van zijnen God standvastigheid en moed om te volharden. Met de belijdenis, dat hij een arm zondaar was, stierf hij. Laborie was zoo verheugd, dat het scheen, of hij ter bruiloft ging. Den beul, die hem om vergiffenis vroeg, antwoordde hij: »Mijn vriend, gij vertoornt mij niet, maar door uwen dienst word ik van eene wonderlijke gevangenis verlost." Hij kuste hem. Toen bad hij als Vernou, deed belijdenis van zijn geloof, waarop hij stierf. Jean Trigalet bad voor zijne vijanden; Bataille .sprak vrijmoedig tot het volk: »Wij zijn in dezen toestand niet gekomen, omdat wij geroofd of gemoord hebben, maar omdat wij Gods Woord hebben voorgestaan." Gourand Tauron eindelijk, ofschoon de jongste, was even trouw belijder der waarheid als de anderen. Met een Psalm en een gebed op de lippen stierf hij in de vlammen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 februari 1894

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 februari 1894

De Heraut | 4 Pagina's