De Martelaren.
ccxxxnix.
JUAN DIAS.
Juan Dias werd in de stad Enenza (Nieuw-Kastilië) geboren en studeerde daarna te Parijs. Daar was hij den vriend van den lateren kardinaal Malvenda en andere mannen van naam en rang in de Roomsche kerk. Toen beleed hij zelf ook de Roomsche leer. Maar het behaagde God hem in kennis te brengen met zijnen landgenoot Jaime d'Enzinas, van wiens martelaarschap wij reeds gesproken hebben, die het instrument werd zijner bekeering. Na een verblijf van omstreeks 13 jaren verliet Dias met Mattheus Buddens en Jean Cressius Parijs, en begaf zich naar Geneve, ten einde daar de waarheid der Schrilten beter te leeren kennen. Hij was toen toegerust met eene groote kennis der Hebreeuwsche taal en vol ijver voor de zuivere leer, terwijl hij zijnen wandel sierde door zachtmoedigheid en eenvoud.
Te Geneve ging Dias om met de predikanten en sprak hij dikwijls met Johannes Calvijn. Het verlangen nog andere kerken te zien, en wel die van Duitschland, dreef hem derwaarts. Eerst kwam hij te Bazel, toen te Straatsburg, overal de geleerde mannen opzoekende en met hen de Waarheid besprekende. In laatstgenoemde stad besloot hij te blijven, totdat de Heer hem een andere roeping zou gegeven hebben. Hij genoot er de liefde van velen en vooral van den beroemden en geleerden Martunis Bucerus. Eenigen tijd daarna, riep de keizer eenige mannen van de Roomsche en van de Protestantsche religie naar Regens burg, om eene conferentie te houden ter beslechting der geschillen in den godsdienst. Dias werd ook derwaarts gezonden in naam der stad Straatsburg. Met hem ging Bucerus. Ter plaatse aangekomen, ontmoette hij bij die conferentie zijnen ouden vriend, Petro Malsendo, evenals hij, een Spanjaard. Daar deze nog niets wist van de verandering zijns vriends, was hij niet weinig verbaasd hem te zien in gezelschap der voorstanders van de reformatie. Met Dias sprekende, drukte de kardinaal er zijn smart over uit, dat zijn oude vriend de Roomsche kerk had verlaten. Hij achtte het zelfs een schande voor Spanje, dat een zijner zonen de beginselen der reformatie beleed. Op allerlei wijzen beproefde hij hem over te halen om weer terug te keeren tot het Pausdom. Toen dit afstuitte op de standvastigheid van Dias, vroeg hij hem waarvoor hij gekomen was. 't Antwoord was, dat hij in naam der stad Straatsburg gekomen was, om, zoo mogelijk, de godsdienstgeschillen-te helpen wegnemen. Malvenda noemde dit eene ijdele verwachting. Om te verkrijgen wat hij wilde, moest hij liever naar Trente gaan, waar de Paus het concilie had samengeroepen.
Toen Dias bemerkte, dat alle pogingen tot verzoening afstuitten op den onwil der Pausgezinden, verliet hij de stad en begaf zich naar Neuburg.
Intusschen was Malvenda, wiens vriendschap in haat was overgegaan, bezig op Dias' verderf te zinnen. Hij schreef brieven aan den biechtvader des keizers, eenen Dominikanermonnik, waarin hij klaagde over het gevaar der ketterij, waarmee Spanje bedreigd werd, indien Dias ongemoeid bleef. Toen de monnik hierop niet spoedig genoeg terugschreef, richtte Malvenda zich nogmaals tot hem. Dien brief ontving eerstgenoemde, terwijl de Spanjaard Marquina, die in hoog aanzien bij het hof van Rome stond, bij hem was. Deze, Dias goed kennende, verklaarde, dat hij niets kon gelooven van de beschuldigingen. Daarom bad hij den biechtvader vooreerst niets aan de zaak te doen, hij zou haar onderzoeken.
Nadat Marquina te Rome teruggekeerd was, deelde hij haar mede aan Juan's broeder Alfonsus, advokaat aan het hof van Rome. Kort daarop begaf Alfonsus zich naar Regensburg, maar vond er zijnen broeder niet meer. Het kwam er nu op aan diens verblijfplaats te weten te komen. Malvenda wist haar niet, maar hij kende eenen vriend van Juan Dias. Tot dezen kwam een bode met het bericht, dat er dringende brieven voor zijnen vriend gekomen waren en het verzoek diens verblijfplaats te noemen. De ondervraagde wist dit niet en gaf dit te kennen. Hij werd ontboden bij Alfonsus, die zich aan hem bekend maakte als Juan's broeder en nogmaals om het adres vroeg. Maar hij kon het niet geven. Eindelijk beloofde hij het aan de andere vrienden te vragen. Hoewel dezen gevaar voor hunnen broeder vreesden, meenden zij toch de verblijfplaats te moeten noemen.
Intusschen waarschuwden zij den vervolgde toch op jijn hoede te zijn. Ongelukkigerwijs vertrouwden zij dit schrijven toe aan iemand, die Alfonsus vergezellen zou en dezen op zijn vordering alles overgaf wat hem gegeven was.
Toen de vrienden dit vernamen, schreven zij opnieuw aan Juan en zonden hem dit door eenen anderen bode. Onderwijl was Alfonsus bij zijnen broeder gekomen en had hem eerst gedreigd met allerlei onheilen, die hem treffen zouden, indien hij niet terugkeerde tot de kerk van Rome. Doch Juan bleef standvastig bij de waarheid. Zelfs de dood kon hem niet scheiden van de liefde Gods in Christus. Toen kwam zijn broeder met de schoonste aanbiedingen van geschenken. Ook dat stuitte af op het geloovig hart van den martelaar. Daarna begon hij zich voor te doen, alsof ook hij ooren had gekregen voor de waarheid, welke zijn broeder beleed. Ga met mij mee naar Trente — zoo sprak ongeveer de broeder — en getuigt voor de kardinalen, bisschoppen en aartsbisschoppen, daar vergaderd. Gij zult bij niet weinigen een willig oor vinden, om naar u te luisteren. En hebt gij hen overtuigd, dan gaan wij naar Rome, naar Napels, geheel Italië door, en brengen daar overal den Christus der Schriften. Juan Dias was getrof' ten door deze schoone woorden zijns broeders, maar wilde toch eerst zijne vrienden, o. a. ook Bernardus Ochinus, raadplegen. Allen rieden hem af, Alfonsus' plan te volgen. De verleider scheen te berusten, al was het met droefheid, en besloot dan alleen te vertrekken. Doch hij verzocht of zijn broeder hem tot Augsburg wilde begeleiden. Deze zou wellicht hieraan voldaan hebben. Maar juist toen zij gereed stonden heen te gaan, kwamen Buch en andere vrienden te Neuburg en gaven hem den raad niet te gaan. Alfonsus trok aUeen uit naar Augsburg. Doch daar bleef hij niet.
Des anderen daags keerde hij in stüte terug naar Neuburg, vergezeld van eenen bondgenoot in de boosheid, met wien hij afgesproken had, dat zij Juan zouden gaan vermoorden.
Vroeg in den morgen kwamen zij aan de woning van Juan. De zoon des predikants, bij wien deze inwoonde, deed open en kondigde hun bezoek aan bij den martelaar. Deze noodigde hen uit boven te komen. Alfonsus' handlanger verscheen en reikte hem een brief over. Juan plaatste zich aan het raam om hem te lezen. Daar sloop de booswicht naderbij en bracht hem met eenen - bijl, dien hij onder zijn kleed droeg, eene diepe snee aan den slaap toe. Juan wankelde, de moordenaar ving hem op en legde hem stil neder op den grond. Toen ging hij naar beneden en vluchtte met Alfonsus. De predikant had leven gehoord en begaf zich naar zijnen huisgenoot, dien hij op den grond vond, badende in zijn bloed. Hij verwijderde den bijlen verbond de wonde te vergeefs. Nog een uur leefde Juan Dias, toen stierf hij als een andere Abel, neergeveld door eenen snooden Kaïn, die zijnen broeder haatte omdat hij de waarheid in Christus liefhad. De moordenaars werden gevangengenomen, maar ontkwamen toch het loon van hun euveldaad door den invloed der hooge geestelijkheid van Rome. Dit geschiedde in 1546.
DE GAAY FORTMAN.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juli 1897
De Heraut | 4 Pagina's