Buitenland.
Engeland.
Waarom zoeken velen de Episcopaalsche Godsdienstoefeningen?
Een boos teeken des tijds is het, volgens ons oordeel, dat er in Engelsche Christelijke bladen gediscussieerd wordt over de.vraag waarom zoovele jongelieden den weg naar de kerk hebben verleerd. Wij vonden in The Indepe? idcnt allerlei antwoorden op deze vraag. Sommigen beweerden dat het opkomend geslacht niet meer kon geboeid worden door de eentoonige godsdienstoefeningen van de dissenters; eiken Zondag is koekoek een zang: het hooren van een preek, het zingen van gezangen, enz. Dit bevredigt het jonge volkje niet meer. Liever moest men arbeiden, gelijk men in sommige plaatsen reeds gedaan heeft, door in plaats van godsdienstoefeningen bijbelklassen te organisceren, waar jongelingen ook wel een kort opwekkend woord krijgen, maar waar zij tevens in de gelegenheid zijn om vragen te doen.
In de laatste weken wordt er echter nog een andere vraag gedaan, althans in Nonconformistische kringen. Men merkt het op dat er bij de jongelieden een zekere ^trek is om van de kerken der dissenters over te gaan tot de Episcopaalsche kerk. Men drukt het aldus uit, dat men „de kapel voor de kerk" verlaten gaat.
Het is niet te ontkennen dat hoogkerkelijke denkbeelden, in het Engelsch aangeduid door „Sacertotalism", in Engeland in de lucht hangen. Daarom meent men dat het niet te verwonderen is dat er een zekere drang is naar de Episcopaalsche godsdienstoefeningen.
In een ingezonden stuk, voorkomende in de Independent, lezen wij dienaangaande het volgende :
„Is het niet verwonderlijk dat velen van ons jong volkje naar de Episcopaalsche kerk gaan, en als gij mij vraagt waarom? dan antwoord ik: om de kaalheid en het min artistieke karak-
ter van onze godsdienstoefeningen en van onze kerken.
Wij leeren onzen kinderen het schoone in kunst en muziek te bewonderen, wij beginnen het oor en het oog zoo vroeg mogelijk te oefenen, wij laten hen de beste muziek hooren en de beste schilderijen zien, zoowel binnen als buiten 's huis wanneer onze middelen dit veroorloven, en wat gedaan wordt door de gegoeden, doet gelukkig de Staat, voor een groot deel, voor de nietgegoeden. Muziek en teekenen worden op alle lagere scholen onderwezen, en later nemen de scholen voor kunst dit werk over. Op eiken dag mag men den smaak voor het schoone laten gelden, maar op Zondag moeten wij tevreden zijn met muziek, die wij al voor een halve eeuw gehad hebben en met de vier rechthoekig gebouv/de muren met de minst mogelijke versiering. Is het te verwonderen dat onze kinderen godsdienstoefeningen zoeken, die meer in overeenstemming zijn met den sm.aak welke wij hen hebben trachten in te boezemen? Wanneer wij even als de kwakers van oordeel waren dat muziek en kunst bij de godsdienstoefeningen niet in aanmerking behoeven te komen, om mede te werken tot verheerlijking Gods, dan kan men daarmede tot zekere hoogte vrede hebben, maar er gebruik van te maken zonder ze aan te wenden op een manier die dienen kan tot de meeste stichting der gemeente, is volgens mij een groote fout.
Voorts pleit deze schrijver voor de uitbreiding der liturgie, omdat het doen van twee lange vrije gebeden in elke dienst, meer is dan van een dienaar kon gevorderd worden. Ook spreekt hij van een meer waardige kleeding, die de dienaren des Woords bij de godsdienstoefeningen moesten dragen; de toga draagt hij tot het waardig optreden van een man en maakt dat zijn woorden meer indruk maken.
Een ander schrijver in hetzelfde blad merkt op dat het gevoel voor het schoone dikwijls jongelieden van de Nonconformistische godsdienstoefeningen drijft naar die van de Episcopalen, die steeds meer overeenstemming toonen met den Roomschen eeredienst. In sommige gevallen heeft daarbij de Episcopale kerk in de buurt een predikant die mooier preekt en ernstiger is in zijn optreden dan de predikant der vrije kerk. Hij is van oordeel dat als iemand in waarheid Christus zoekt hij hen ook zoekt die Christus liefhebben en door zijn geest zijn aangevuurd.
Wederom een ander wijst er op dat godsdienstig geloof niet erfelijk is, en dat het daarom niet altijd doorgaat dat wanneer de vaders of grootvaders behooren tot eene vrije gemeenschap de kinderen dezelfde neiging toonen. Dezelfde schrijver wijst er op dat ofschoon men er over klaagt, de Wesleyanen zijn hierin de eersten, dat velen de kerk der vaderen verlaten om tot de Episcopaalsche kerk over te gaan, men toch over het algemeen genomen hoort, dat de onder 'de Engelsch sprekende volken de vrije kerken steeds toenemen in ledental. Een predikant deelt zelfs als zijn ervaring mede, dat voor één lid, dat tot de Episcopaal sche kerk overging, minstens vijftien personen stonden, die van de Episcopaalsche kerk tot zijn vrije gemeente overkwamen.
Toch kom.t het ons voor dat deze zaak niet in de Engelsche bladen zoo openlijk zou besproken worden, indien er niet werkelijk reden tot ongerustheid bij de dissenters bestond. Het kan zijn dat een gemeente in getalsterkte vooruitgaat en toch hare beste krachten verliest en alzoo voor de toekomst ten doode is opgeschreven.
De Roomsche kerk verliest in Engeland terrein, jaarlijks vermindert het getal harer aanhangers en toch zal iedereen het ons toestemmen dat Rome door overgang van enkele Epis copalen als Dr. Newmann op dit oogenblik Sterker staat dan de Episcopaalsche kerk.
(Wordt vervolgd.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 17 april 1898
De Heraut | 4 Pagina's