GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van de gemeene Gratie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de gemeene Gratie.

26 minuten leestijd Arcering uitzetten

DERDE REEKS.

LXI.

En de Heere God maakte voor Adam en zijne vrouw rokken van vellen, en toog ze hun aan. Gen. 3 : 21.

Vatten we alzoo de uitkomst der voorafgaande bespreking saam, dan blijkt vooreerst dat God tweeërlei soort creaturen schiep, eenerzijds creaturen, aan wie Hij geene, en anderzijds creaturen aan wie Hij wel beschikking over middelen gaf. De ceder op den Libanon leeft bewusteloos zijn plantenleven, de adelaar strijkt uit zijn adelaarsnest omlaag, grijpt het lammetje als zijn prooi, en heft liet hoog op in de lucht, om er in zijn nest zijn jong meê te voeden. En in de tweede plaats vonden we, dat het gebruik van middelen toeneemt, naarmate het schepsel hooger staat.

In de plantenwereld bijna niet gekend, vertoont zich dit gebruik van middelen eerst recht duidelijk bij de hooger aangelegde dieren, en het is bij de dieren, die het hoogst staan, dat dit gebruik van middelen het sterkst voorkomt. Vooral bij de mier is dit bijna ongelooflijk, en de Heilige Schrift die ons niet op den aap, maar op de mier wijst, om ons de dierenwereld naderbij voor ons besef te brengen, strookt ook in dit opzicht veel beter met de werkelijkheid der natuur, dan zoo menige onderstelling der hedendaagsche geleerden.

Deze toch letten uitsluitend op overeenkomst in lichaamsbouw, de Schrift daarentegen vestigt veel meer de aandacht op de levensuitingen, en op het saamleven, zoo van menschen als mieren in een verbinding, in een soort maatschappij.

Doch hoe dit zij, de regel is en blijft, dat het gebruik van middelen afneemt hoe lager een schepsel in de rij der schepselen staat, en daarentegen toeneemt, hoe hooger zulk een creatuur zijn plaats op de ladder der schepping vindt. En dit nu zoo zijnde, zoo volgt hieruit rechtstreeks dat van den mensck als onder alle schepselen op deze planeet het hoogst staande, verwacht mag worden, dat bij hem het gebruik van de middelen het allersterkst zal zijn. Dit blijkt dan ook zoo te wezen.

En zij, die bij den mensch dit gebruik van middelen afkeuren en tegengaan, voelen blijkbaar niet, dat zij hierdoor den mensch niet verhoogen, maar verlagen; ze zien niet in, dat ze door hun zonderling opzet tegen geheel de orde van Gods schepping ingaan; en nog minder blijken ze te ontwaren, dat ze door metterdaad alle gebruik van middelen uit ons leven weg te nemen, ons naakt in de wildernis zouden uitzenden, om er te sterven van honger of de prooi te worden van het wild gedierte. Zij die hun verzet tegen alle gebruik van middelen het verst en het sterkst drijven, gaan dan ook zóó ver niet. Zij kleeden zich, ze wonen in goed gebouwde en wel voorziene huizen, ze eten toebereide spijs, en gunnen zich het gebruik van alle gemakken des levens. Doch hiermee is hun inconsequentie dan ook openbaar.

Een voorbeeld moge dit ophelderen.

Er verbreidt zich tegenwoordig in Amerika, in Engeland en in Duitschland een nieuwe sekte, die zich noemt T/ie Christian Scientists, d. i. de mannen der Christelijke wetenschap. Treedt men hun kerk op de vierde Avenue te New-York, gedurende den dienst binnen, dan vindt men voor de rijen banken een breed platform, waarop met bloemen omhangen en omvlochten Chineesche vazen prijken, achter het platform is het orgel, en daarbij een plaats voor het zangkoor. Voorop dat platform staan twee lezenaars naast elkander, en voor den éénen staat een vrouw, voor den anderen een man, die beiden niets doen dan om beurte voorlezen. Er wordt geen vrij woord gesproken.

De vrouw doet niets dan met een zilveren stemgeluid zinsneden uit de Heilige Schrift voorlezen, de man niets dan bij afwisseling zinsneden voorlezen uit het Boek van de Christian Scientists. Gezongen wordt er betrekkelijk weinig, gebeden zoogoed als niet, en de strekking van zulk een dienst is blijkbaar, om door een indrukwekkend, gezaghebbend, langzaam en plechtig lezen de hoorders te biologeeren. Wat nu is het stelsel van deze Christian Scientists.'' Men vindt het uiteengezet in het werk van Rev.

Mary Baker Eddy getiteld: Science and health, key to the Scrifttcre, d. i. Wetenschap en gezondheid, sleutel tot de Heilige Schrift. De strekking van dit geschrift wordt in een rondgedeeld tractaat aldus saamgevat in een brief, waaruit we dit als de hoofdzaak overnemen:

Toen de heer N. den staat waarin ik toenmaals verkeerde had gadegeslagen zeide hij tot mij: »Gij hangt te vast aan de letter, gij moet u meer verlaten op het geestelijke. Gij moet de wetenschap van het Zijn bestudeeren, denk niet ziekte te genezen, maar zonde te genezen" Ik vatte zijn meening dadelijk. Ik bevond, dat ik in de verkeerde richting gewerkt had door aan het natuurlijke meer dan aan het geestelijke mijn aandacht te wijden. Mijn voornaam en eenig oogmerk toch scheen genezing te verkrijgen van het zoogenaamde podagra; waarbij ik dan de behandeling door Geest gebruikte of het een medicijn was. Ik dacht alleen aan mijn herstelling van pijn en kreupelheid en, in de verwachting van een plotselinge genezing, verwonderde ik mij maar aldoor, dat ik niet kon opstaan en wandelen als een volkomen hersteld mensch. Tot mijn verrassing bevond ik, dat het verstaan van de letter maar alleen de menschelijke bijstand was om mij op het verstaan van het geestelijke voortebereiden; als het ware de trede tot dat geestelijke; en dat, indien ik op dit punt van ontwikkeling bleef staan, ik nooit tot een blijvende genezing zou komen. Want de letter alleen kan niet genezen. Mijn oogen waren nu geopend. Ik kwam tot zekerheid dat in vrees, zonde en sterfelijk geloof de moeielijkheid wortelde. Verdelg zonde, en iic zou vrij zijn van alle krankheid.

Toen kwam de vraag in mijn ziel op: hoe doe ik zonde? Ik tracht bij alle gelegenheden tegenover alle menschen recht te handelen. Ik denk niet, dat ik zulk een groot zondaar ben. Ik heb geen bijzonder slechte gewoonten. Ik word niet dronken, ben geen zuiper of een godslasteraar.

Ik ben voorzeker beter dan de meeste menschen.

Ik tracht den gulden regel te volgen. Waarom moest ik dan al deze jaren van ellende doorleven ? Koester ik den minsten wrok tegen iemand ?

Ik zou daar geen neen op kunnen zeggen. Voed ik eenig wraakgevoel, belust naar den dag waarop ik voldoening zal krijgen van iemand die mij schijnbaar beleedigd heeft ? Ik kon met volkomen waarheid daar geen neen op zeggen. Benijd ik iemand? Ja! Heb ik alle menschen lief? Een vobnondig neen. Is het mijn wil harddragendheid zoo ver van mij aftestooten als ik het leven zoek ?

Voorzeker niet. Tracht ik mijn begeerten en hartstochten te beheerschen ? Zij beheerschen mij menigvuldjger dan ik hen. Heb ik een ander levensdoel behalve: ^jeten, drinken en vroolijk zijn, want morgen sterven wij ? " Zie, wanneer wij zonder omwegen tot op den bodem der zaak gaan, wanneer wij het klatergoud dat ons sterfelijk leven versiert afschudden, dan is dat ongeveer de levensweg van de meeste menschen, mij zelf niet uitgesloten.

Zoo ging ik dan voort mij zelf te onderzoeken, totdat ik vond, dat ik niet half zoo'n goed mensch was als ik wel gedacht had, en dat ik Gods Wet eiken dag van mijn leven ongehoorzaam was. Ik had nog niet verder gezien dan het natuurlijke.

Wie ben ik? Wat ben ik? Ben ik als mensch sterfelijk of onsterfelijk? Ik moet het een of het ander zijn ? Ik weet dat beide tegelijk niet waar kan wezen. Wat was het werkelijke? Het eindige, stof, lichaam, wat een begin heeft en einde zal hebben, of het oneindige, de idee Gods, die nooit een begin en nimmer een einde heeft? Indien het stof-lichaam zonder de sterfelijke zinnen niet kan denken, spreken, bewegen, of pijn ondervinden, dan moeten het alleen de sterfelijke zinnen zijn, — en niet het lichaam — die zonde, ziekte, pijn en dood veroorzaken. Stof kan het niet zijn, want stof is niets zonder de sterfelijke zinnen.

Derhalve moeten het de sterfelijke zinnen zijn, anders gezegd, de vleeschelijke geest die zonde veroorzaakt. Wat is zonde ? Dwaling, kwaad, het tegenovergestelde van waarheid of goed. Verdelg zonde voor het sterfelijk bewustzijn, en de waarheid heeft geen tegenstelling. Alles zal dan waar zijn, en er zal geen zonde, ziekte, pijn of dood meer zijn. Hoe kunnen wij zonde verdelgen?

Door te verklaren en gadeteslaan, dat God alleen werkelijk is; dat God geen sterfelijkheid heeft; dat Hij almachtig, alomtegenwoordig, en alwetend is; dat Hij is Alles in Alles en dat er niets werkelijk kan zijn buiten Hem; buiten Zijn idee en Zijn eeuwige waarheden. Al het andere is zinsbedrog.

Maar ik hoor u dezelfde vraag stellen die ik deed. Wat moet men verstaan onder het nietwerkelijke? Is het op hetzelfde oogenblik dat iemand blijkbaar kwelling uitstaat voor hem mogelijk te verklaren, dat hij geen pijn hééft, dat pijn niet-werkelijk is, dat pijn een leugen is? Ik antwoord ja. Sterfelijke geest kan slechts een gedachte op éen en hetzelfde oogenblik vasthouden. Pijn is slechts een voorwaarhouden. In­

dien iemand het voorwaarhouden van en het bestaan van de pijn in zijn denken zou ontkennen, dan zou er op het oogenblik van dat denken geen pijn zijn. Ga nu voort die gedachte van ontkenning vasttehouden, en breng uzelf tot het klare inzicht van uw eigen onsterfelijkheid. Breng de gedachte over tot Geest, want God is Geest. Denk u in, dat gij de geestelijke mensch zijt, roep voortdurend om Geest, houd Geest in het denlcen; en gij zult gedurende de voortzetting van dat denken geen pijn hebben. Geestelijk denken zal het sterfelijk voorwaarhouden van zonde, ziekte en dood den voet lichten; en in verhouding tot de invloeiïng van en het vasthouden aan het geestelijk denken, zal - het sterfelijk denken vernietigd worden. Zonde en krankheid zullen verdwijnen, wij zullen bij toeneming vergeestelijkt worden, tot wij eindelijk een staat van volkomen harmonie bereiken, die Hemel is.

Den beginner in de (christelijke) wetenschap zal het wel menigmaal moeilijk schijnen op dat oogenblik geestelijk denken in zich te brengen en vasttehouden, die oogenblikkelijke verandering van het niet-werkelijke in het werkelijke te ervaren, maar dat kan dan ook alleen worden verkregen door aanhoudend geestelijk begeeren.

Aanhoudend ontkennen dat alleen i7i woorden bestaat, zonder geestelijk denken, zal niets aantast e Ji.

Toen ik zoo gadegeslagen had dat mijn eenig oogmerk waarom ik mij aan de behandeling der Christelijke wetenschap onderwierp mijn genezing van het podagra was en daarvan alleen, en dat ik daarbij die behandeling aanwendde alsof het medicijn was, mij toegediend door een arts, besloot ik naar de ware oorzaak van mijn kwelling te zoeken en toen ik die geraden had, werd ik een nieuw mensch. De wetenschap van het Zijn, dat is de kennis van

mijn ware bestaan als een geestelijk en niet als een stoffelijk of sterfelijk mensch had een eerste plaats in mijn denken. De vrees was vernietigd,

de chemicalisatie *) verdween, geestelijke gedachten vervulden mij. Het bestaan van krankheid verdween in het niet, en van af dat oogenblik,

werd God met al Zijn waarheden mijn alles, en het podagra was nu volkomen vernietigd. Zoo zal het met u gaan, wanneer gij het denkbeeld van alleen genezing van pijn en kreupelheid te behoeven, opgeeft. Gij kunt zonder een strijd geen volkomen genezing tot stand brengen. Want het oude sterfelijke denken zal, duizendmaal op een dag, in zoo menigvuldig mogelijke vormen, zijn aanspraken doen gelden. Leg uw wapenrusting geen oogenblik af! Wees bereid de werkelijkheid van zonde en krankheid in uw denken te ontkennen. Ontken de werkelijkheid van uw sterfelijk bestaan. Verklaar in uw denken, dat het voor u, omdat gij onsterfelijk zijt, onmogelijk is zonde, krankheid of dood te ervaren; want de zuiver geestelijke tnensch is eeuwig, en kan de folteringen der sterfelijkheid nimmer ondergaan. Laten deze gedachten u steeds vervullen, en gij zult gestadig in geestelijkheid toenemen l).

Gelijk men ziet, schuilt hier een geheel stelsel achter. Ons wordt gezegd, dat ons eigenlijk wezen geestelijk, en dus al het ongeestelijke onwezenlijk is. Het is een stelsel afgeleid uit de denkbeelden van Fichtes wijsbegeerte. Door ons in onszelven terug te trekken, moeten we nu derwijs ons lichaam, en al wat aan ons lichaam is, voor ons besef tot niets herleiden, dat pijn geen pijn wordt, en geen kranke aandoening meer macht over ons heeft. In een postscriptum voegt de schrijver er bij: Twee jaren zijn sinds verloopen, en gedurende al dien tijd,

heb ik niet alleen nooit medicijn gebruikt, maar ook „never resorted to any other material things", nooit mijn toevlucht genomen

*) De Christian Scientists verstaan daaronder een heviger worden van de ziekte als reactie bij het begin der behandeling. tot eenig stoffelijk middel. Nu betwisten we niet, dat metterdaad op deze wijze kwalen verdwenen zijn. Men heeft hier te doen met dezelfde actie die werkt in de genezingen te Lourdes in de Pyreneën, en waarop we later terugkomen. Thans merken we alleen op, dat bij deze Christian Scientists het stelsel het zuiverst uitgewerkt, en het helderst beleden is. Het is een poging om ons tot zoo sterke geestelijke concentratie in het binnenste van ons wezen te brengen, dat onze ziel de sterkst mogelijke zelfstandigheid verkrijge, en de af hankelijkheid van het lichaam tot de kleinste evenredigheid worde teruggebracht. Juist dus het tegenovergestelde van die slappe, weeke naturen, die letterlijk aan hun lichaam, met alle kleine cruptiën en kwalen hangen, en daardoor feitelijk zoo bitter lijden, en wier genezing juist daardoor zoo bemoeilijkt wordt. Alle doctoren erkennen thans dat in tal van ziekten, o, zooveel afhangt van wat ze noemen „het moreel" van hun patient. Staat dit hoog, dan kunnen ze veel beter vorderen, dan wanneer dit laag staat.

Dat er mannen zijn, die de felste kiespijn, in oogenblikken dat ze handelen moeten, door hun wilskracht geheel bedwingen, is o. a. van Bismarck bekend. Wat kwalen niet al onderdrukt worden op het oogenblik, dat men den kansel beklimmen moet, weet elk predikant bij eigen ervaring.

Meer dan één, die half ziek den kansel opging, voelde zich, als hij er weer afkwam flink en zelfs bezield. We denken er dus niet aan, te ontkennen, dat er in heel dit stelsel een deel waarheid schuilt. Tegen het stelsel als zoodanig merken we thans alleen dit op, dat wie meent er zoo voor te moeten staan, dan ook geen voedsel moet gebruiken. Is metterdaad ons geestelijk bestaan alleen wezenlijk, en ons lichamelijk bestaan alleen schijn en verbeelding, en dus onwezenlijk, dan is het even onzinnig om voedsel, als om medicijn te nemen. En antwoordt men daarop, dat men ook geen wezenlijk voedsel neemt, dat ook dit slechts schijn is, dan spreekt het vanzelf, dat dit­

zelfde ook van de medicijn geldt, en dat het dwaasheid is, een schijngebruik van medicijn, dat onwezenlijk is, en niet feitelijk plaats grijpt, te willen bestrijden. En houdt men nog aan, en zegt, dat juist de verbeelding, dat men medicijn gebruikt, de ziel verzwakt, welnu, dan geldt geheel datzelfde van de verbeelding dat men voedsel nuttigt. Dan moet men ook dit afleggen,

om zoo eerst tot een zielsstaat te geraken, die het lichaam geheel opzij zet.

Maar al geldt dit tegen deze Christian Scientists, het geldt niet tegen anderen, die op het stuk van medicijn evenzoo denken, maar op grond van een heel andere onderscheiding, en geheel omgaande buiten Fichtes philosophie. Die anderen toch oordeelen, dat men hier onderscheid moet ma-

ken tusschen hetgeen rechtstreeks voortvloeit uit onze schepping, en tusschen datgene wat een gevolg is van de zonde. Wat we uit de schepping hebben, zoo zeggen dezen, is onze natuur. Wat tot die natuur behoort, moet zijn gang en zijn loop hebben. Te eten én te drinken zijn even natuurlijke behoeften als dat we moeten ademhalen en slapen.

Daartegen mag zich dus niemand verzetten.

Maar heel anders staat het met lichamelijke gebreken, ziekten en krankheden. Die zijn niet uit de natuur, maar uit den vloek om der zonden wil. Hierin openbaart zich de toorn Gods. God brengt deze over ons, om onze ongerechtigheid. Hier hebben we dus te doen, niet met een natuurlijke, maar met een geestelijke oorzaak. Zoolang nu die geestelijke oorzaak, d. i. de zonde, door ons wordt vastgehouden, moet ook de ziekte daaruit als gevolg voortkomen. En daarom is de rechte weg tot genezing, niet dat we de doctoren, maar dat we den éénigen Medicijnmeester aanloopen, in een oprecht gebed breken met de zonde, waaruit de ziekte opkwam, en alzoo van Gods almachtige inwerking op ons lichaam, zonder tusschenkomst van middelen, herstel van gezondheid inwachten.

Het is deze voorstelling, die thans ter toetse moet komen, omdat ze rechtstreeks met het vraagstuk der ^^»«^^«^^r«^zV samenliangt. Genteene gratie toch beduidt juist, dat. God de Heere, uit louter barmhartigheid, ook afgezien van de genade ter zaligheid, gemeene middelen teg.en de gemeene ellende, of wil men, tegen de gemeene gevolgen der zonde, verordend heeft. Zij daarentegen, die het gebruik van middelen ter bestrijding van krankheid afkeuren en zelfs zondig noemen, ontkennen hiermede het bestaan van zulk een gemeene gratie, en zijn van oordeel, dat het aanwenden van gemeene middelen om de gemeene gevolgen der zonde te bestrijden, een ingaan tegen God is, een pogen om zijn oordeel over ons te breken, en alzoo een daad van opstand en roekeloos verzet. Hun meening en onze belijdenis van de gemeene gratie staan alzoo in beginsel tegen elkander over.

Is het God zelf, die den strijd tegen den loek, d. i. tegen alle gemeene ellende, als evolg van den val, opneemt; is zijn gemeene ratie, in wezen en bedoehng niet anders, an een bestrijden van den vloek om dien e temperen en te verzachten; en is Hij elf het, die de middelen daartoe uitgedacht n verordend heeft, — dan natuurlijk is het e roeping van Gods kind, om evenals ijn Vader in de hemelen tegen dien vloek n te gaan, en in gehoorzaamheid aan God e middelen op te sporen en te ontdekken, ie zijn God daartoe aangaf, en als hij ze ntdekt heeft, die met zorg en ijver aan te enden. Is daarentegen de vloek alzoo door od gewild, dat die, volgens zijn bestel, onetemperd en onbestreden op ons drukken oet, dan zijn de middelen, die we tegen e gemeene ellende aanwenden, niets dan erzinsels van menschen, of sterker nog, ngevingen van den booze, waarmee de oneloovigen zich tegen het oordeel Gods aananten, en dan natuurlijk past het Gods ind, al zulk gebruik van middelen te veroeien, ze van zich te doen, er zich tegen e verzetten, en zich lijdelijk aan het ooreel te onderwerpen, tenzij het Gode beieven mocht, door een rechtstreeksche geadedaad, hem als zijn uitverkoren kind van et lijden te bevrijden.

Dit tweeërlei standpunt staat lijnrecht tegen elkander over. Deze beide voorstellingen dulden geen verzoening. Ze laten geen vergelijk toe. En daarom is het zoo van het hoogste aanbelang, dat we in deze gewichtige zaak tot een zuivere, heldere oplossing komen. Gelijk het nu toch staat, maakt de man, die „den docter afwijst en alleen op God betrouwt, " zelfs op hen, die ^oor zich zelf nog medicijn gebruiken, nog maar al te dikwijls den indruk van een Jiooger vroomheid. Men zou het ook wel zoo willen, maar men heeft er het geloof niet voor, en houdt zichzelf dus voor een die in vroomheid te kort schiet. En dit nu mag niet. Is het verwerpen van de medicijnen •vro7ner, dan moeten we allen ze verwerpen, want waarlijk vroom te zijn, is voor Gods kind de hoogste eeretitel. Blijkt daarentegen, dat het juist van Godswege plicht is, om ze wel te te gebruiken, en dat Hij het gebruik der middelen wil, dan is het oni)room, ze niet te gebruiken, en moeten zij, (die zich hieraan schuldig maken, deswege vvorden bestraft, als behept met een „eigenwilligen godsdienst van het lichaam niet te sparen, " en daarmede afdolende van de paden des Heeren.

In verband hiermede nu plaatsten we boven dit opstel Gen. 3 : 21, waarin we l«zen: En de Heere God maakte voor Adam £n zijne vrouw rokken van vellen, en toog ze hun aan." Nu gaan we op de uitlegging van deze plaats niet in. Dit zou ons te ver afleiden. Het is er ons alleen om te doen, om uit deze mededeeling het feit af te leiden, dat blijkens deze daad des Heeren, God zelf de menschen onderwezen heeft, om tegen de gemeene ellende, die het geyolg der zonde is, middelen aan te wenden.

Matuurlijk houden we ons hier niet op bij Jien, die niet gelooven wat hier staat, of het overdrachtelijk verklaren. Wij handelen hier alleen met hen, die met ons het verhaal uit de eerste hoofdstukken van Genesis aannemen en gelooven als de waarachtige mededeelingen, van feiten, die alzoo werkelijk plaats grepen. En dan, men zal dit moeten toestemmen, is deze mededeeling niet alleen uiterst belangrijk en leerrijk, maar zelfs beslissend. Het lijdt toch geen tegenspraak, dat in het Paradijs alle kleeding of bedekking ondenkbaar was. God schiep den «nensch naakt, niet met de bedoeling dat hij zijn vormen bedekken, maar dat hij ze 'Vertoonen zou. En dit kon in den staat der •reinheid, omdat elk gevoel van schaamte afwezig was. „Adam en zijn vrouw waren ^aakt, en zij schaamden zich niet." Ter­ stond na hun zonde daarentegen had het gevoel van schaamte hen zoo machtig aangegrepen, dat ze, hoezeer met hen beiden alleen zijnde, en wetende dat geen oog van derden hen bespieden kon, nochtans terstond zich een bladerenbedeksel om de lenden vlochten. Zij waren dus de eersten, om aanstonds tegen de gemeene gevolgen der zonde, een uitwendig middel te gebruiken. Had nu God dit niet gewild, mocht dit niet, was dit afkeuringswaardig, dan had er moeten staan: „En de Heere God nam de vijgebladeren, waarmede zij zich omgord hadden,

van hun lenden weg." Maar, zie, dit staat er niet. Er staat veeleer juist het omgekeerde. Het vlechtsel van bladeren is in zijn oog ongenoegzaam. Hij weet, dat het niet alleen de schaamte is, waartegen ze zich zullen te dekken hebben, maar dat, als gevolg van den vloek, ook de koude hen zal aantasten.

De atmosfeer van het Paradijs, met haar gelijkmatige zachtheid, ging teloor. Kilheid en vocht zou de zoelte vervangen, en voor 's menschen welstand, keer op keer, bedekking en verwarming van het veege, brooze lichaam noodig zijn. En nu zegt God niet: In die koude is mijn oordeel. Die koude is om der zonde wil. Die koude moogt ge niet bestrijden. Daar moogt ge geen middelen tegen aanwenden. Neen, in het minst niet.

Maar, juist omgekeerd, komt God zelf den mensch het middel, dat hij moet aanwenden, hem wijzen. De dieren hadden hun vacht. Die bekleedde God rechtstreeks. Maar de mensch was naakt.

En nu neemt God zulk en vacht van de dieren, en hangt ze Adam en zijn vrouw om. Niet, gelijk men het wel afbeeldt, als een vacht, die om de lenden hing, en daar het vijgeblad moest vervangen, maar als een ketooneth, d. i. als een om de schouders gehangen kleed, evenals wij bij een man nog van een rok spreken, die zijn bovenlijf bedekt.

Er is hier dus wel terdege sprake van bekleeding. Die bekleeding van het lichaam moest als bedeksel tegen de koude dienen, en was alzoo een middel dat God den mensch aanwees en omhing, om een der rechtstreeksche gevolgen van den vloek te bestrijden. De naaktloopers te Amsterdam in de i6e eeuw verstonden hier niets van;

maar ze waren toch in zoover conseqent, dat ze, wanende boven de gevolgen van den vloek verheven te zijn, alle middel ter bestrijding van den vloek verwierpen. Doch,

wat hiervan zij, zooveel staat vast, i". dat de koude en de vocht niet bestonden in het Paradijs; 2^. dat ze tengevolge van zonde en vloek over deze aarde kwamen;

3°. dat God wel verre van te willen, dat de mensch zich hieraan lijdelijk onderwierp, zelf zich opmaakt, om ze te bestrijden, 4". dat Hij zelf daartoe het middel uitdenkt en aanwendt; en 5". dat Hij den mensch tegelijk onderwijst, hoe hij de gevolgen van den vloek ook voortaan bestrijden zal en moet. En zoo staat het dan vast, dat, van het begin der menschelijke historie aan, volgens de onderwijzing der Heilige Schrift, de vloek en de gemeene ellende, iets is, waaraan we ons niet lijdelijk mogen onderwerpen, maar dat we te bestrijden hebben met alle middelen, die God daarvoor ter onzer beschikking stelt.

1) When Mr. N—realized the state I was then in, he said to me: «You are adhering too closely to the letter, you must depend more on the spiritual. You must study the Science of Being, think not of healing disease but of healing sin". I caught his meaning on the instant. I found I had been working in the wrong direction, by giving more thought to the physical than to the spiritual.

My main, and only object, seemed to be to get healed from the so-called gout; employing the treatment through Mind, as if it were a drug. I thought only of ray recovery from pain and lameness, expecting to be healed instantaneously,

and wondering all the while why I could not arise and walk a perfectly healed man. To my surprise, I found that the understanding of the letter was only the human aid to prepare me for the understanding of the spiritual, and as it were, the stepping stone to spirituality, and that if I stopped at that point of progress I would never be permanently healed. For the letter alone cannot heal. My eyes were now opened. I realized that fear, sin and mortal belief were at the bottom of the difficulty.

Destroy sin, and I would be free from all disease. Then the question arose in my mind: How do I sin ? I try to act right with all men, on all occasions.

I don't think I am such a great sinner. I have no very bad habits. I don't get drunk, carouse and blaspheme. I certainly am better than most men! I try to follow the Golden Rule. Why then should I be compelled to pass through all of these years of misery? Do I bear the least malice against any man? I could not say No to that. Do I nurture any feeling of revenge, intending some day to get even with any one who had seemingly done me an injury? I could not exactly say No to that. Do I envy any man? Yes! Do I love all men?

A big No. Would I push resentment so far as to take life? Certainly not. Do I try to control my appetites and passions? They control me oftener than I control them. Have I any other aim of life but to ))Eat, drink and be merry, for to-morrow we die ? " Well, when we get right down to bottom facts, and brush away the spangles that decorate our mortal life, that is about the way ? «ÖJ/people are living, including myself.

Thus I continued to question myself, until I found I was not half as good a man as I thought I was, and that I disobeyed God's law every day of my life. I had not yet looked beyond the physical. Who am I ? What am I ? Am I a mortal or an immortal man ? I must be one or the other ?

I know that both could not be real. Which was the real: the finite, raatter, body, who had a beginning, and will have an ending, or the infinite, God's idea, who never had a beginning, and never will have an ending? If the matter-body, without the mortal senses, cannot think, talk, move, or experience pain, it must be the mortal senses alone,

and not the body that cause sin, sickness, pain and death. It cannot be matter, for matter is nothing without the mortal senses. It therefore must be the mortal senses, alias, the carnal mind, that cause sin. What is sin ? Error, evil, the opposite of Truth or Good ! Destroy sin to mortal consciousness, and Truth has no opposite. All will then be real, and there will be no sin, sickness,

pain or death. How can we destroy sin ? By declaring and reahzing that God only is real; that God has no mortality ; that He is omnipotent, omnipresent and omniscient; that He is All in All,

and there can be nothing real beside Him, His idea and His eternal verities. All else is illusion.

Ah! But I hear you ask the same question that I did. What is meant by unreality? Is it possible for one to declare that he has no pain, that pain is unreal, a lie, when at the same moment he is apparently suffering its torments ? I say Yes. Mortal mind can only hold one thought at one and the same instant. Pain is only a belief. If one should deny the belief and the existence of pain in thought there would be no pain during the instant of that thought. Now continue to hold that thought of denial, and disabuse yourselfofyour own mortality.

Transfer the thought to Spirit, for God is Spirit.

Realize that you are the spiritual man, call on Spirit continually, keeping Spirit in the thought; and you will have no pain during the continuance of that thought. Spiritual thought will supplant the mortal belief of sin, sickness and death; and in proportion to the inflowing, and the holding of the Spiritual thought, will the mortal thought be destroyed. Sin and sickness will disappear, and we will become more and more spiritual, until we ultimately reach a state of perfect harmony, which is Heaven. Often, it may seem difficult to the beginner in Science, to take in and hold that instant spiritual thought, and to experience that instantaneous change from the unreal to the real. It can only be attained by persistent spiritual desire.

Persistent denial in - words only, withotit the spiritual thought will not affect anything.

When I ceased to realize, that my only object in submitting to Christian Science treatment was to be healed from gout, and from that alone, employing the treatment as if it were medicine administered by a physician, I determined to seek the real cause of my trouble, and having found it, I became a new man. The Science of Being, that is the knowledge of my true existence as a spiritual,

not a material, or mortal man had first place in my thought. Fear was destroyed, chemicalization disappeared, and spiritual thoughts filled me. The existence of disease, passed into nothingness, and from that moment, God with all of his verities,

became my all, and now the gout has been totally destroyed. So it will be zvith you, when you give up the idea of wanting to be healed only from'pain and lameness. You cannot accomplish thorough healing, without a struggle. For old mortal thought will press his claims a thousand times a day, in almost as many shapes. Have your armor always on! Be prepared to deny in thought, the reality of sin and sickness. Deny the reality of your mortal existence. Declare in thought, that you being immortal, it is impossible for you to experience sin, sickness, or death; for the purely spiritual man is eternal, and can never suffer the pangs of mortality. Let these thoughts ever fill you, and you will continue to advance in spirituality.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 november 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Van de gemeene Gratie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 november 1898

De Heraut | 4 Pagina's