GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Engeland. Twee Engelsche bisschoppen over den Zuid-Afrikaanschen oorlog.

Reeds meermalen hebben wij er op gewezen, dat vele (ongeveer 800) predikanten van de vrije kerken in Engeland van lieverlede er toe komen om in te zien, dat Engeland op een gruwelijke wijze tegen de Boeren oorlog voert en dat daarom naar een vrede moet gestreefd, waarbij aan de Zuid-Afrikaansche republieken zekere zelfregeering geschonken wordt onderde souvereiniteit van Engeland. Zij kwamen er niet toe om uit te spreken, dat de oorlog in Z.-Aftika een onrechtvaardige is en dat daarom de vijandelijkheden tegen de republieken zoo spoedig mogelijk moeten ophouden. Wel willen enkelen dien kant uit, maar de groote meerderheid niet. Wij vreezen dan ook, dat over het algemeen meer door de overweging dat Engelands naam groote schade lijdt, en dat het koninkrijk toch nooit definitief in Zuid-Afrika zal zegevieren, de beweging voor den vrede ontstaan is.

Tot ons leedwezen moeten wij zeggen, dat in de Episcopaalsche kerk van zulk een beweging in het geheel niets merkbaar is. Terwijl er in de geheele beschaafde wereld met schande gesproken wordt over het woeden der Engelschen in Zuid Afrika, zoo schijnt het, dat alleen in de kringen der dissenters eenige weerklank gevonden wordt van de bittere klachten, die aangeheven worden over de verwoesting van het land, en over de mishandeling van vrouwen en kinderen. Uit hetgeen de bisschoppen van Liverpool en Rochester dezer dagen uitspraken, kan men zien, dat althans deze twee Anglicaansche Kerkvorsten zich niet ontzien, de politiek van een Chamberlain voor hunne rekening te nemen, en wij vreezen dat in den grond der zaak alle hoog-kerkelijken van denzelfden geest zijn. In plaats van Engelands regeering en Engelands volk hunne zonde voor te houden, en aldus de gewetens wakker te schudden, heulen de hoog-kerkelijken met de kliek van Chamberlain en praten hunne handelingen goed.

Zoo antwoordde de bisschop van Liverpool op een schrijven van het Zwitsersche comité van de Evangelische Alliantie: „Ik geef toe, dat de Engelsche regeering fouten begaan heeft, maar het is een uitgemaakte zaak, dat Engeland den oorlog niet begonnen heeft, maar daartoe gedwongen is. De Boeren wilden het overwicht van de Engelschen in Zuid-Afrika te niet doen. Ook wordt de oorlog niet op wreede wijze gevoerd. De oorlog maakt het verbranden der boerderijen noodzakelijk. Hoe vreeselijk dit ook was, het werd alleen in gevallen van dringenden nood door een generaal geboden, wiens Godsvrucht en humaniteit boven allen twijfel verheven waren. De oorlog zou leiden tot beschaving en bebouwing van geheel Zuid-Afrika en tot evangelisatie van de Kaffers."

Nog duidelijker is het antwoord van den bisschop van Rochester aan den redacteur van de Christl. Welt, Dr. Rade. Deze fschreef: „De christenen in Engeland gaan met groote fijngevoeligheid de houding van onze troepen en van onze vertegenwoordigers in Zuid-Afrika na. Het verbranden van hofsteden veroorzaakte een onbehagelijk gevoel (!), ofschoon wij wisten, dat het alleen in die gevallen geschieden zou, wanneer van uit de huizen op onze troepen geschoten was. Ook wordt het verbranden van boerenhoeven niet voortgezet (wijl bijna alle reeds in de asch gelegd zijn). Het lijden in de concentratiekampen bewoog ons diep, we deden aanstonds stappen om het te verzachten. Maar hiervan zijn wij ten volle overtuigd, dat de algemeene houding van onze aanvoerders en troepen uitstekend geweest is, en dat geen ooxXcig op meer menschelijke wijze gevoerd is (!) Ongetwijfeld bracht de oorlog verschrikkelijk lijden met zich; maarelkeoorlog doet dit, en den bittersten nood hebben onze troepen door gebrek aan toevoer van levensmiddelen en door de moeilijkheden die het hospitaalwezen opleverde, geleden. Er is nauwelijks een authentiek vastgesteld geval, waarin vrouwen geweld aangedaan werd, en we zouden er wel van gehoord hebben, wanneer dergelijke dingen waren voorgekomen (!)"

Voorts doet de bisschop een poging om de schuld van hetgeen er in Afrika gebeurt, op rekening van hen te schuiven, die een strijd voortzetten, die, volgens de meening van alle vérstandigen, toch hopeloos is. Hij beschuldigt hen die den mannen van Zuid-Afrika moed inspreken, dat zij mede oorzaak zijn dat de ellende in Z.-Afrika zoolang voortduurt.

Eindelijk zegt de bisschop, dat de houding van Engeland stelselmatig in andere landen valsch voorgesteld is geworden.

Hierop antwoordde Dr, Rade in de Christl. Welt, dat hij behoort tot die Duitschers, die het Engelsche volk liefhebben om zijn letterkunde, zijne groote mannen en zijn prachtige geschiedenis. Ook wijst hij er op, dat de Christl. Welt, gedurende de r5 Jaren van haar bestaan, niet moede geworden is, om den geest en de kerk der Engelsche natie te prijzen. Van huis uit gevoelde hij zich veel meer geestverwant met het Engelsche volk, dan met het volli der Boeren, dat hem en zijnen vrienden, door hun gezindheid en aard, zoo vreemd was. Maar door den oorlog is hij tot altijd warmer sympathie voor de Boeren en tot steeds heviger afkeer van Engeland genoopt.

De redacteur wijst er voorts op, dat berichten uit Engelsche bron, die dus niet aan partijdigheid kunnen toegeschreven worden, duidelijk bewijzen, met hoeveel onmenschelijkheid de oorlog van Engelsche zijde gevoerd wordt. En wanneer dan door de Engelsche regeering beweerd wordt, dat nooit een oorlog menschelijker gevoerd is, dan is dit het toppunt van onboetvaardigheid.

Dr. Rade neemt ook de jongste proclamatie van Kitchener onder handen, waardoor de trouwe verdedigers van hun vaderland met eeuwige verbanning bedreigd worden; spreekt over het misbruik, dat van de witte vlag is gemaakt, en over het feit, dat hoe langer hoe meer elk middel geoorloofd schijnt, om den vijand onder de knie te krijgen. Het slot van zijn schrijven aan den Engelschen bisschop luidt aldus:

„Waarom laat de kerk van Engeland het met hare bisschoppen en predikanten, aan de mannen van de vrije kerken en de weinige vrienden van den vrede over, [om tegen die buitensporigheden te protesteeren, en het slapende geweten wakker te maken? Wij, Duitschers, krijgen den indruk, dat het er uwe regeering niet meer om te doen is, in een eerlijken oorlog te overwinnen, maar om het volk der Boeren, in den Oranje-Vrijstaat en de Transvaal, uit te roeien! In het bijzonder duidt het sterftecijfer in de concentratiekampen aan, dat, wanneer velen spreken van een „georganiseerd moorden, " het moeilijk is, die opvatting te weerspreken. Ik bid u, mijnheer de bisschop! bedrieg u niet in zake de beteekenis van het oordeel van het Duitsche volk! Is het niet opmerkelijk? Onze keizer staat aan uwe zijde; de regeering volgt een politiek, die voor Engeland gunstig is; de mannen van de beurs hebben er belang bij, dat Engeland triumfeert; alle ontwikkelden waren een van geest met ulieden. Desniettegenstaande veroordeelt het Duitsche volk bijna eenstemmig uw optreden in Zuid Afrika."

Wij zijn het met deze woorden volkomen eens. Wij zeggen het Dr. Kuyper na: „Wanneer ik geen Hollander was, zou ik Engelschman willen zijn." Ons drijft dus geen vooringenomenheid tegen Engeland. Maar de booze geest van het imperialisme op staatkundig terrein en van het ritualisme op kerkelijk gebied heeft dat land op een weg gebracht, die ons steeds meer met weerzin vervult.

N.-Amerika. Het is bekend dat de kerken in N.-Amerika niet veel werk maken van de catechisatiën. Hiervoor zijn wel verklaringen te vinden, doch het feit is er niet minder betreurenswaardig om. De Zondagsschool bloeit in de nieuwe wereld, maar de catechisatie kwijnt. De synode der Geref kerken van rgoo heeft begrepen, dat hiertegen iets moest worden gedaan of althans iets moest worden beproefd. Daarom benoemde zij eene commissie om „een herderlijk schrijven", het catechetisch onderwijs betreffende, aan de gemeente te richten. De benoemde commissie ontwierp een schrijven, dat door de synode van 1901 werd goedgekeurd. In dit schrijven wordt gewezen op den inhoud van den beroepsbrief der predikanten, welke nadruk legt op den plicht om de gemeente, inzonderheid de jeugd, te stichten door catechetisch onderwijs, en bovendien op de omstandigheid dat elk jaar door de classis de vraag wordt gedaan: „Worden de kinderen gecatechiseerd, en wordt het onderwijs van de jeugdigen getrouwelijk behartigd? "

Ook had de Algemeene Synode er dikwijls op aangedrongen, dat aan de catechisatiën de hand zou gehouden worden. De synode van 1889 sprak het reeds uit: „de opvoeding der jeugd, met het oog op de inrichting van de Kerk van Christus, moet beschouwd worden als een zaak van het hoogste belang. Zij is de grondslag van de verbreiding der waarheid de gemeente toevertrouwd, van de bewaring harer zuiverheid en van de uitbreiding harer grenzen." Wanneer de kerk kracht mist deze beginselen vast te houden, te belijden en in

pracüjk te brengen, dan is dit een gevolg van „de lauwheid en atwijking harer leeraars", welke door de vaderen van dien tijd reeds werd beleden en betreurd".

Voorts zegt het schrijven, dat niet alle leeraars zich in deze getrouw van hun taak gekweten hebben.

„En het algemeen erkende feit, dat de nalatigheid blijft voortduren, om een zoo hoogst belangrijken plicht te vervullen, wijst er op, dat zij, die zich aan dit verzuim schuldig maken, een zeer foutieve opvatting hebben van de toewijding aan de heilige bediening. Daarenboven kan het droeve feit niet langer ontkend, dat de uitnemende regelen van bijna alle christelijke kerken, waarin men op catechetisch onderwijs aandringt, een doode letter zijn geworden."

Aldus het Synodale schrijven dat, na gewezen te hebben op de eischen van Gods Woord in deze, en op de nadeelige gevolgen van de onkunde in de stukken van de Gereformeerde belijdenis, aldus eindigt:

„De kinderen van christelijke huisgezinnen verkrijgen, ja een oppervlakkige, onsamenhangende kennis van Gods Woord, door er zelf in te lezen, door middel van den huiselijken godsdienst, door het onderwijs in de Zondagsschool en door de prediking, maar, elke zekerheid of hope omtrent hunne systematische en grondige kennis van de standaards onzer Kerk hangt geheel af van de getrouwheid der leeraars in dit werk, doordien het gebruik van catechisa tieboeken door de ouders, in lagere scholen en in Zondagsscholen gaandeweg minder wordt."

Wij verblijden ons in het rondzenden van dit stuk en hopen, dat het de gewenschte uitwerking hebben zal. Reeds is het veel, dat de kwaal onder de oogen gezien, en de strijd er tegen aangebonden wordt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 september 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 september 1901

De Heraut | 4 Pagina's