GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. Adviezen van vaders der Gereformeerde kerk over een vraagstuk van dezen tijd.

Doordat sommige leden der kerk gekomen zijn tot geheel onthouding van alcoholische dranken, is in menige plaats ook in het bui tenland de vraag aan de orde gekomen, hoe de geheel onthouders te handelen hebben bij het Avondmaal des Heeren, waarbij de beker met alcohol-houdende wijn der gemeente wordt aangeboden. In de „Reformirte Kirchenzeitung" wordt deze kwestie ook behandeld, en daarbij medegedeeld, hoe het vraagstuk reeds vóór 300 jaren in Gereformeerde kringen aan de orde geweest is. In het dagboek van Caspar Sibels, geboren te Elberfeld 1590, later predikant te Raderath, Jülich en Deventer, waar hij alsemi ritus den len Jan. 1658 stierf, vindt men de volgende plaats: „Omtrent dezen tijd (1622) werd een vraag gedaan en den kerkeraad van Deventer voorgelegd, of, en in hoever iemand, die geheel afkeerig is van het gebruik van wijn, en daarom alleen water drinkt, aan het Avondmaal deelnemen kan.

Daar de meeningen der godgeleerden hier-, omtrent verschillen heb ik den raad en het oordeel van den eerwaarden Dr. Johannes Bogerman, predikant van Leeuwarden, voorzitter der laatste Dordtsche Synode, broederlijk en bescheiden per brief ingewonnen.”

Het antwoord van Bogerman luidde: , , Ik wil u hierover in 't kort mijne meenig zeggen, zon der vooruit te loopen op het oordeel van anderen. Ik meen, dat het nuttig is bij het opwerpen van deze vraag, op de zegeningen van het Avondmaal te wijzen, opdat een iegelijk het in den naam des Heeren viere. Men moet hem (er is hier sprake van een godzalig en aanzienlijk persoon die bezwaar had in het drinken van wijn) vermanen te doen wat hij doen kan; 5f een weinig wijn te drinken, en wanneer hij dit zonder kennelijk nadeel, hetgeen hij oogen blikkelijk bemerkt, niet] doen kan, minstens den wijn even proeven. Wanneer anderen, aan wie zijne levenswijze bekend is, hem mochten vragen, hoe hij er bij stond, zoo kan hij antwoorden, dat hij doet wat hij kan. Dit is dan genoeg, wanneer gij hem niets anders oplegt. Het zal ook niet noodig zijn, dat gij dit in een openbare samenkomst der gemeente be kend maakt en verontschuldigt, daar dit tot verontrusting, woordentwist en ergernis der on ervarenen leiden kan. Het kan toch gebeuren, dat iemand, in de hoop er door genezen te worden, een geneesmiddel neemt, dat hem een voorbijgaand gevoel van onbehagelijkheid bereidt. Mocht hij zoo toegelaten worden, zoodat hij doet wat hij kan, dan zal zijne ziel, of hij nu van den wijn drinke of hem enkel proeve, daarom niet minder troost ondervinden; de barmhartigheid is de hoofdzaak. Dit komt ook overeen met de orde, die bij de Gallicaansche kerken onderhouden wordt, waarin de regel voorkomt: „Het brood van het H. Avondmaal zal hun toegereikt worden, die geen wijn drin ken kunnen, indien dit maar niet geschiedt uit verachting, of om tegen te spreken. Maar zij moeten ten minste de kelk nemen, of aan den mond brengen om alle ergernis te vermijden.”

Ik deel u dit broederlijk mede, en laat de beslissing aan u over.

Sibel voegt hieraan toe: „Met dit oordeel van r. Bogerman komt de meening van den zeer eroemden Béza overeen, die in Ep'stula XXV, ijner Theologische brieven omtrent het onderavige vraagstuk zegt, hoe men zich te gedragen eeft tegenover iemand, die bij het Avondmaal es Heeren zich van wijn moet onthouden, die elfs, ook als kranken, den reuk van den wijn iet kan verdragen. Men moet deze vraag als olgt; ^ beantwoorden.

„Toen Dr. Calvijn, dien wij in gezegend aanenken houden, door enkele broeders, die in en streek woonden, waar het gebruiken van ijn geen gewoonte was, gevraagd werd of het iet geoorloofd was, in plaats van den wijn bij et H. Avondmaal eenvoudig water te gebruien, gelijk dat daar het meest gebruikt werd, f een anderen drank, die aldaar inheemsch was, gaf hij ten antwoord : „Het is de bedoeling van hristus bij de inzetting vjn het Sacrament eweest, dat hij ons het deelhebben aan Hem zelven als een geestelijke voeding onder de waarteekenen van spijs en drank voorstelde. anneer toen niet in Judea het gebruik van wijn algemeen geweest was, zoo zou Hij ongetwijfeld een anderen drank gebruikt hebben. Dit blijkt uit zijn bedoeling bij de inzetting; daarom doen de uwen niets wat in tegefisteling met Christus bedoeling en wil is, — wan eer zij dit niet uit verachting of overmoed, maar naar ernstig overleg en door omstandigheden daartoe bewogen het doen, — wanneer zij in plaats van wijn een anderen drank, die daar te lande inheemsch is, gebruiken.”

Dit antwoord van Calvijn, op goede gronden rustend, en overeenstemmend met het doel van Christus, hebben wij in onzen raad zoozeer goed bevonden, dat wij diegenen voor bijgeloovig moeten houden, die zich van het teeken van den wijn zoozeer afhankelijk maken, dat zij liever het eene deel van het brood eraan geven willen, dan dat zij den wijn, het andere sum bolion analuseoos, laten varen. Wanneer iemand, die geen wijn drinken kan, en daarvoor water of een eenvoudigen drank, waaraan hij gewend is, gebruikt, zoo moet hij niet twijfelen, dat hij evengoed bij zulk drinken, als wanneer hij wijn drinkt, aan het bloed van Ctiristus deel heeft. Zoo denken wij er over, opdat aan geen zwakke aanstoot gegeven worde.”

Wij voor ons meenen, dat Beza bij dit advies het onderscheid uit het oog verliest tusschen de teekenen die CHRISTUS ingezet heeft voor den Doop en het H. Avondmaal. Het komt ons ook voor, dat de toestand der Gereformeerde z d p h kerk in Duitschland van dien aard is, dat wel lieper ingrijpende vraagstukken aan de orde .Tiogen gesteld en behandeld worden, dan dat vat hierboven besproken is. De adviezen van Calvijn, Beza en Bogerman konden daarbij ook lienst doen.

Engeland. Een klacht overdepreiiking. De bisschop vanLiverpoo tegen de Ritualisten.

In The Christian lazen we een stuk van den predikant Morris C. Tiarks, waarin geklaagd wordt dat de staat der kerk in Engeland zoo diep treurig is, hetgeen dezer dagen uitkwam door de vijandschap die de vrije kerken van Bradford toonden tegenover de missie van Dr. Tarrey.

Ds. Tiarks heeft gedurende twee en een half jaar de grootste helft van Engeland afgereisd en heeft daarbij preeken gehoord van groote en kleine lichten, en moet nu getuigen dat hij maar onder weinige preeken gezeten heeft waarbij de ziel door den Heere Jezus „tot den Vader der vertroosting en den God van alle vertroosting" geleid werd. Dikwijls is er in de prediking nauwelijks sprake van Christus en die genade, welke „als de regen en de sneeuw van den hemel nederdaalt". Het gevolg is, dat de blijde boodschap van Jesaia 40 : „Troost, troost mijn volk, zal ulieder God zeggen, " ver van de harten en huizen over het geheele land verwijderd is. Wat prediken de leeraars? Zij hameren allen op iets; ieder tracht de een of andere staatkundige overtuiging te fnuiken, of een sociaal kwaad uit te roeien, of een verkeerd boek te bestrijden, of hij klaagt er over dat de menschelijke natijur niet anders is. Alles en allerlei wordt verkondigd, behalve den Christus en de blijraare „troost, troost mijn volk". De hedendaagsche prediker spreekt niet naar het hart van Jerusalem. Hij verkondigt enkele goede dingen, maar bij misleidt ook op een hopelooze manier, en hij zegt niet „tot de steden van Juda, ziedaar uw God." Daar is slechts één hart, wiens liefde en macht, en gave van den Trooster, zondige levens kan veranderen. Hij heeft niet alleen geroepen: „Troost, troost mijn volk", maar hij at en dronk met de uitgeworpenen en zondaars.

Aldus in hoofdzaak Ds. Tiarks. De redactie van The Christian is het inzake de klacht over de gebrekkige prediking dezer dagen met hem eens, en zegt, dat zij reeds meermalen in haar blad daarop gewezen heeft.

Eéne zaak verwondert ons: Namelijk, dat die vrije kerken geen moeite krijgen met hare finantiën. Want het blijkt toch overal, dat daar waar het Evangelie van Gods vrije genade niet verkondigd wordt, het gehoor op den duur verloopt en de giften minder worden. Van tekorten in de kerken vernamen wij tot hiertoe niets, en evenmin hooren wij den eisch stellen dat de vrije kerken de tractementen harer leeraars uit de Staatskas had moeten hebben, evenals de Episcopaalsche predikanten en bisschoppen. Wel houden de Dissenters vast aan de stelling, dat de Episcopaalsche kerk van haar privilegie moet beroofd worden, doch de stelling: wil men de Episcopaalsche kerk uit de Staatskas onderhouden, dan hebben de vrije kerken daarop eveneens recht, hebben wij nog net hooren verkondigen.

In Engelsche hoogkerkelijke kringen is men zeer vertoornd over de houding, die Dr. Chavasses, bisschop van Liverpool, tegenover de Ritualisten in zijn bisdom aannam. Deze kerkbestuurder weigerde helpers (assistants) te sanctioneeren (license) voor zulke kerken waar hij weet, dat het ceremonieel niet goed is. De bisschop keurt het gebruik van wierook, het bewaren van het overgeschoten brood en den overgebleven wijn, en de avondmaalsvieringen op den middag, wanneer het door de kerkregels voorgeschreven aantal avondmaalgangers — drie, — niet aanwezig is, en waar de Avondmaalsviering beschouwd wordt als een daad van Godsvereering, af. Als men de Avondmaalsviering wil blijven onderscheiden van het vieren van de mis, is het noodig om al deze dingen weg te doen.

Men ziet hieruit dat Dr. Chavasses uit zijn iocese aooveel mogelijk de verkeerde Rituaistische praktijken wil weren. Over het algeeen wordt zijn gedragslijn niet door zijn ambtenooten gevolgd. De meeste bisschoppen zoeken et de Ritualisten een compromis te sluiten, — f zij bevorderen de Romaniseerende richting oor voorbeeld en leer.

Het is wel een bedroevend schouwspel, dat ngeland oplevert. Aan de eene zijde de vrije erken besprongen door de macht van het oneloof, zonder dat zij in staat zijn, sterken eerstand te bieden; aan de andere zijde de taatskerk verzwakt door het steeds veldwinend formalisme.

WINCKEL

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 juli 1904

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 juli 1904

De Heraut | 4 Pagina's