GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Satanas”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Satanas”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar hij, zich omkeerende, en zijne discipelen aanziende, bestrafte Petrus, zeggende: Ga henen, achter mij, satauas; want gij verzint niet de dingen, die Gods zijn, maar die der menschen zijn. Mark. 8 : 33.

Jezus heeft het woord „Satanas" niet op Petrus toegepast bij manier van een schitnpwoord. Toen Petrus zet: „Heer, dat zal geenszins geschieden!", en Jezus dit zeggen afwees met het harde woord : „Sifanas, ga achter mrj", sprak er in Petrus' bedoelen ongetwijfeld allereerst liefde voor Jezus, en 't viel niet in den geest van den Heiland, om een uiting waar zoo sterke liefde in sprak, met een schimpwoord te beantwoorden. Dat Jeaus Petrus een satan, een duivel, noemde, had veel dieperen zin, een zin verwant aan 't zeggen van David tot Abisai: „Wathsb ik met u te doeiJ, gij, zonen van Zeruja, dat gij mij heden ten satan zoudt zijn? '', namelijk toen ze Simei slaao wilden.

Wie zich leent om werktuig van satan te worden, treedt in satan's plaats, en werkt niet zelf, maar laat satan in ZTidoor zich werken. Zoo was het met Abisai bij David, zoo was het met Petrus bij Jezus. Satan rekende er nog altoos op, dat Jezus te verleiden zou geweest zijn. Wat in Gethsémané uitkwam, dat het i^den des doods aan Jezus een zoo bange worsteling voor zijn menschelijk gevoel heeft gekost, doorzag satan van meet af. Reeis bij Jezus' eerste optreden sloop hg daarom in de woestijn op Jezus aan, om den Heiknd te verzoeken, maar toen openlijk. Maar juist dit mislukte volkomen. In de woestijw werd satan tot driemalen toe zegevierend door Jezus teruggeslagen, juist omdat h^ den overotocd h& u, den Heiland openlijk, d. i. ais satan, aan te vallen. Maar daarmee was nog niet uitgemaakt, dat Jezus niet te verzoeken zou zijn. Satan kon het ook op andere wijze beproeven. Niet openlijk, maar bedektelijk. Hij kon een geliefd discipel als werktuig bezigen, en pogen zóó Jezus' menschelijk gevoel te prikkelen. Petrus was daar de man voor. Ds éene mensch is veel meer dan de andere geschikt, om een instrument van den Booze te worden. Zie 't maar onder de vrouwen. Er zijn tal van vrouwen, die alle macht om een man te verleiden, ten eenenmale missen; maar er zijn er ook, die geboren verleidsters zijn en er als op zijn aangelegd, om satan bij den man tot instrument te dienen. £n zoo is 't onder mannen ook. En nu was er onder al Jezus' discipelen niemand, die zoo alles beaat om satan in 't gevlij te komen, Jezus wist dat, en zei 't hem daarom zelf: „Simon, satan heeft zeer begeerd u, u in't bij zonder, te ziften als de tarwe!", en als Jezus niet in't bijzonder voor Petrus gebeden had, ware hij onherroepelijk verloren gegaan. Petrus stond 't dichtst bij Judas. Verried Judas zijn Heere, Petrus heeft hem verloochend. Verloochend eens, nog eens, ja, ten derden male. Het beste, eens bedorven, wordt het slechtste. Stellig was Petrus de meest energieke van de twaalf, die — Pauius nu er buiten gelaten — de uitnemendste gaven voor het apostolaat bezat, maar juist om die uitnemendheid was hij tevens, na Judas, uit de twaalf de gevaarlijkste. En dit sprak Jezus, ontdekkend ea geërgerd, uit, toen hij Petrus zoo forsch aangreep, en hem aanzei dat hij Jezus ten satan werd.

Satan wist dit ook. Veel te weinig leven wrj in, in wat het deel der geesten is, en juist dit vervreemdt zoo velen van het Evangelieverhaal, waarin telkens de macht en de bijzondere kennis der geesten uitkomt. Satan kan niet verleiden wien hg niet kent en doorziet. Dit spreekt vanzelf, maar in de Evangeliën wordt 't zoo duidelijk openbaar. Had Satan niet geweten dat Judas zoo aan 't geld vastzat, dan bad hij Judas er nooit toe gekregen om verraad te plegen. En had hij niet evenzoo Petrus door en door gekend, en geweten, wat er in zijn karakter was, om hem tegen het lot dat Jezus wachtte, op te zetten, tot verloochening zou hij nooit dien energieken man gekregen hebben.

Een nog gangbaar spreekwoord zegt: „Hoe grooter geest hoe grooter beest". Een grof zeggen, maar waarin toch dit ware schuilt, dat juist op zichzelf uitnemende persoonlijkheden zoo ellendig diep vallen kunnen. De middelmatigheid trekt satan veel minder aan. Zelf is hij een geest, die in uitnemendheid van gaven en taleaten al het beste onder alle creaturen zeer verre te boven gaat. Het is daarom zoo natuurlijk, dat hij zich ook onder de menschen het mewt aat^etrokkea gevoelt tot wat men de eerste-klasse personen noemt, tot genieën, totheroeën. Wie vinnig treffen wil, zoekt naar een scherpen degen. Uit Maria van Magdala waren zeven duivelen uitgeworpen, en nog schuilt er onder wat verloren gaat, zoo veel dat rijk van aanleg was. En zoo stond 't ook met Petrus. Natuurlijk koos de Heere met zorg zijn discipelen uit, maar wat merkt ge van de anderen weinig, zoo ge Joannes uitzondert. Petrus daarentegen was een man van zeldzame beteekenis. Een man van initiatief, van moed, van tegen alles in durven gaan. En juist daarom is het zoo geheel natuurlijk, dat satan zich telkensjuist op Petrus werpt, en dat Jezus hem daarom wel het hardst moet aantasten. Zet naast Petrus Thomas neer, Thomas den zwakgeestige, den onbeslisten twijfelaar, en hoe zacht behandelde Jezus hem niet. Petrus, Thomas tegenvoeter, die altoos in beslistheid vooraan staat, moet daarentegen het Satanas zich van Jezus lippen hooren toevoegen. Het schijnt wreed, en toch is 't zoo natuurlijk. Niet op een boos punt valt satan Petrus aan, maar juist op zijn liefde voor Jezus. Ztja Heere zou ter dood worden gebracht! Neen, dit kon en dit mocht niet. Ea toen .«prak satan, zoo dat het niet verleidelijker kon, door Patrus' eigen mond: „Heere, het zal geenszins geschieden!" Ea toen Petrus dit wi, speelde hij de roi van satan zelf, en vandaar dat Jezus hem als satanas terecht set.

Zoo is 't toen gebeurd, en zoo gaat het nog toe. Als iemand ook ons verleiden wil, dan komt dit nooit uit hem, of uit haar zelf op, maar dan gaat de stoot er toe altoos uit van den Boose. Er zga ontzettend booze menschen gsweest en er zijn er nog, maar toch komt het kwaad nooit principieel uit hen zelf. Dan zou alle redding ziju uitgesloten, terwijl het toch vast staat, dat zelfs de diepst gevaUers zondaar Bog een eeuv/ig Halleluja ka» zingen. Wie u poogt te verleiden, is altoo.5 instrument. Dan kent satan u en hij kent hem, en doordat hij u beiden kent, weet hij op eeii haar af, hoe hij hem of haar tegen u gebruiken moet, om u te verzoeken en iti die verzoeking ta doen bezwijken. Die ander wordt dan de handlanger en plaatsvervanger vaa satan bij u, en als die ander zich daartoe leent, is hij uw satan.

Gaat dit nu in het ruwe en schandelijke, dan komt daar strijd tegen op. Judas is grof efi ruw tot een satati geworden. Stellig heeft hij ook eerst strijd gekend, en zijn rampzaligheid was, dat hij in dien strijd bezweek. Maar bang wordt 't gevaar, zoo satan speculeert op iets in ons, dat we op zich zelf weten dat goed en edel is. Zich gegriefd, geërgerd te gevoelen bij de enkels gedachte, dat de beulaan Jezus de hand zou slaan, was iets edels, want 't was een uiting van liefde, endaarop viel Petrus. Hij voelde niet diep ge noeg, dat er een liefde naar den maatstaf van menschen, en een liefde naar den maatstaf Godes is, endat hier si leen de laatste gelden mocht, en daarom z< ; i Jezus het hem zoo scherp: „Satanas, gij bedenkt niet de dingen Gods, maar de dingen die des menschen zijn".

En zoo is het gedurig ook in ons leven. Ia een ure van moeilijken strijd, als we iemand noodig zouden hebben, die ons over alles heenzette en voor de zake Gods tot in het merg onzer ziel gewillig maakte, komt dan een lieve vriend, of een o, zoo lieve vriendin, die het goed met ons meent, van wie we weten dat ze zielsveel van ons houden, en die manen ons dan, om toch voorzichtig te zijn, om toch niet te overdrijven, om toch ook naar goeden raad te luisteren, en het toch vooral niet altoos anders te willen dan ieder ander. En is er dan een trek in ons eigen hart die hiermee meeglijdt, die van het hards ea bange wel af zou willen, en ons daarom ten slotte den raad van dien lieven vriend volgen doet, dan kan het zijn — God alleen beslist dit in uw eigen ziel — dat die lisve vriend u ten satan is geworden, juist om en door het lieve waarin hij uw ziel verstrikte.

Maar dan ook omgekeerd, waak in de gebeden, dat de aantrekkelijkheid van 't lieve dat in u schuilt, u niet tot een satanas make voor wie ge lief hebt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 juli 1911

De Heraut | 2 Pagina's

„Satanas”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 juli 1911

De Heraut | 2 Pagina's