GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

G. WISSE. NIEUWE RELIGIE (en hare wijsbegeerte). De Atnh. Drukkerij en Uitgeverij. Directeur A, Tamminga. Arnhem. 1911.

„In den loop van het jaar 1910 hield ik te Kampen, voor de „Vereeniging voor Christelijke Wijsbegeerte", over „De nieuwe Religie" cursorische voordrachten.

„De hoofdinhoud van het toenmaals verhandelde, zonder de destijds er bij gegevene uitweidingen en toelichtingen, heb ik te boek gesteld; en wordt hierbij den welwillenden lezers tot nadere overdenking aangeboden".

Aldus verhaalt Ds. WISSE in een VOORBERICHT de wording van dit zijn boek.

Het is verdeeld in vijf hoofdstukken: I. DE NIEUWE BEWEGING; II. WAARDIERISGSOORDEEL. III, ALGEMEENE CRITIEK; IV. BIJZONDERE CRI-TIEK; V. SOCIAAL PANTHEÏSME, Dit is een partitie, die niet geheel onbedenkelijk is, want, om iets te noemen, hoort V onder IV, hetgeen de geachte schrijver dan ook zelf erkent, wanneer hij op p, 122 schrijft: „Feitelijk behoort dit hoofdstuk evenzeer tot de bijjondere ctitiek".

Feitelijk bevat dit boek niets meer, maar ook niets minder dan een beschrijving vanen een critiek op de „Nieuwe Religie" (en hare wijsbegeerte).

„Nieuwe Religie" — het woord, en tot op zekere hoogte ook de zaak, herinnert mij onwillekeurig aan de bekende onderneming van AKBAR, den Groot-Mogol van het Indië uit het laatst der 162 eeuw, om uit bestanddeelen der verschillende, bestaande religies 'n nieuwe te maken, en van welk „maakwerk" niet alleen in ieder boek over Godsdienstgeschiedenis, maar ook in het ten onzent in 1872 verschenen werk van LIMBURG BROUWER: „AKBAR, een Oostersche Roman", wordt verhaald. Het verwondert mij eenigszins, dat ook WISSE, wien het aan combinatiegave zeker niet ontbreekt, er den GROOT-MOGOL niet bij te pas heeft gebracht.

Meiterdaad toch is tusschen de DIN-ILAHI van dezen en de NIEUWE RELIGIE van hen, die in onze dagen met de Christelijke hebben gebroken, bij alle verschil toch ook overeenkomst en daarom analogie.

Dan, ik laat dit rusten en bepaal mij nu tot WISSE'S beschrijving van de „Nieuwe Religie".

Hij geeft die op p. 11 van zijn boek, waarbij zegt, „dat onder „nieuwe religie" wordt verstaan: het verschijnsel der religieuze en geestelijke stroomingen in den nieuweren tijd, in het midden der gekerstende volken, en bij die lieden, die de Christelijke religie (in historisch-dogma-

tischen zin) hebben prijs gegeven, om nu voor hun religieuze behoeften voldoening te zoeken in een autonoom saamgesteld systeem van leer en moraal; deels eclectisch van aard, saamgegaard uit andere (heidensche) godsdiensten; deels van eigen vinding, ontleend aan subjectivistische gemoedsstemmingen; deels met christelijke tendenzen".

Het wil mij voorkomen, dat deze beschrijving van het zoo gecompliceerd verschijnsel der „Nieuwe Religie, " wanneer men haar aanvult met wat de geachte schrijver op p> 19 zegt omtrent „het huwelijk tusschen Oostersche emanatieleer en Westersche evolutiebeschouwing en over het monistisch-idealistischpantheisme", iets waarbij dan ook uitkomt wat onder „hare wijsbegeerte", zooals de ondertitel van het boek luidt, is te verstaan, — er wel mee door kan.

Deze „Nieuwe Religie", die ook teu onzent haar belijders heeft en, wat in onzen tijd er zoo bij hoort, een „eigen orgaan" bezit en wel in het blad EENHEID, — houdt er ook een „Theologie" en, heel begrijpelijk weer, een „nieuwe Theologie" op na.

In Engeland heeft de Rev. R. I. CAMPBELL, de prediker „aan wiens lippen in den CITY TEMPLE te LONDEN soms twee duizend menschen, kooplieden en arbeiders, geleerden en onkundigen, hangen" (p. 62) —, onlangs een boek geschreven, waarmee hij de „Nieuwe Religie" aan een dogmatiek heeft geholpen. In dit boek toch, waarvan de titel is: „DE NIEUWE THEOLOGIE", en waarin de heer CAMPBELL de „Theologie" omschrijft als: , , de verstandelijke uiting van godsdienstige ervaring", geeft hij, naar zijn eigen zeggen, „de eerste aaneengeschakelde en stelselmatige verklaring", en alzoo, gelijk WISSE terecht zegt, de „dogmatiek" der „Nieuwe Religie".

Aan dit boek ontleent WISSE dan ook in hoofdzaak zijn, over het geheel objectief gehouden beschrijving van de dogma's der „Nieuwe Religie" en hij doet dat op p, 22—38 waarbij spreekt van: Haar leer over Godenwereld; den mensch en zijn persoonlijkheid; zonde en schuld wedergeboorte; Christus en verlossing; haar m en haar leer der toekomende dingen.

Het verdere deel van WissE's werk bevat de critiek op de Nieuwe Religie.'

Deze critiek of beoordeeling is tweeërlei. Zij stelt allereerst in het licht, in hoeverre aan deze Nieuwe Religie waarde is toe te kennen en wijst daarvoor op het feit, dat in haar met het atheïsme en materialisme is gebroken en de behoefte der menschelijke ziel aan religie, aac gelooven, weer is openbaar geworden. Verder, dat iij èn in haar zucht naar mystiek èn in haar roep voor zelfopofferende naasteliefde, sao het dogmatisme en hartelooze naamchristendom onzer dagen, een gewichtige boodschap Gods brengt. Eindelijk, dat, waar voor spiritisme, theosophie, neo-budhisme, in één woord voor heel de „Nieuwe Religie", de „Jenssitsspekulation" het schooikind is, terwijl zoo als WISSE niet ongeestig zegt, voor de Christelijke Kerk van onzen tijd de^e „Jenseitsspekulation" het stiefkind is, — de „Nieuwe Religie" de Christelijke Kerk dringt tot verheldericg, en dat door middel, van de Schrift, van haar bewustzijn cp het stuk der eschatologie (de lee der laatste dingen) en alzoo ook tot „verdere ontwikkeling en nadere en zuiverder afronding, misschien wel correctie van haar belijdenis". Iets waarbij de geachte schrijver dan zeer behartigingswaardige dingen zegt.

Maar in de tweede plaats stelt deze critiek in het licht, dat de dogmi's der Nieuwe Rich ting zooals WISSE zegt: „naar eigen maatstaf' onaanneemlijk zijn. Hi] onderwerpt ze daartoe aan wat ik zou willen noemen een „immanente critiek". En hij spreekt daarbij gedachten uit die mij bijzonder getroffen hebben. Zoo op p. 52: „In zijn mysterie-honger heeft dt moderne mensch zijn geestelijke „kieskeutighïid" verloren, het geheimzinnige wordt aangezien voor het verborgene van den omgang met God, caricatuur als wezen beschouwd, al wat verwarmt voor zielevoedse! aangemerkt; kortom, gelijk hij weleer „vrij" denker was, wordt hij nu „vrij" gevoekr".

Aan ittt „immanente critiek" paart zich eec critiek op de Nieuwe Religie van uit het eigen standpunt des schrijvers, m. a. w. van uit dat der Christelijke Religie, en WISSE toont dan aan hoe met het Christelijk Geloof de „Nieuwe Religie", door wat zij leert omtrent God, wereld en mensch, en wat dit laatste betreft, bepaaldelijk ook de persoonlijkheid, — in strijd is.

Op p. 55 stelt WISSE de vraag: „Wat we missen in de religie der nieuwere richting? " Eo volkomen jaist dunkt mij dan dit bondige antwoord: „Ue behoefte aan genade, het zondebesef, het schuldgevoel voor God." —

Wat mij in het critisch gedeelte van NIEUWE RELIGIE ook bijzonder heeft getroffen, is het zoo rijp wijsgeerig inzicht van zijn auteur. Zoo b. V., toen ik las wat op de door mij zooeven geciteerde woorden van bl. 55 volgt. „Het staat in verband met de loochening der heilige gerechtigheid Gods, in transcendenten zin verstaan. De nieuwe religie staat onder invloed van het philosophisch idealisme (alles is: zichself verwerkelijkend bewustzijn) hetwelk hier zijn religieuse „voorstelling" ontvangt; waarbij inmiddels wordt vergeten, dat het consequente idealisme voor religie in haar essentieele beteekenis, — waarbij hart en geweten, gemoed en wil tot hun recht komen, — feitelijk geen plaats heeft."

En de voorbeelden die van zulk een wijsgeerig inzicht getuigen, waren te vermenigvuldigen.

Zslden heb ik met zooveel genoegen een boek van den heer WISSE gelezen als dit, en ik acht het dan ook het beste onder de velen, die ik van hem gelezen heb. Ik kan mij denken, dat de cursorische voordrachten waaruit het ontstaan is, te KAMPEN met groote belangstelling door de leden der „Vereeniging voor Christelijke Wijsbegeerte" zullen zijn aangehoord.

NIEUWE RELIGIE dunkt mij een boek van blijvende waarde; een boek, dat de kennis der „Gebildeten" onder ons omtrent het geestesleven van velen hunner tijdgenooten, zoo al niet verrijken, dan toch verhelderen zal; een boek ook, dat arme zielen, die de tweeërlei boosheid béngen van de Springader des levenden waters te hebben verlaten, om zich zelven bakken uit te houwen, gebrokene bakken, die geen water houden, — tot bezinning kan brengen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 december 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 december 1911

De Heraut | 4 Pagina's