INGEZONDEN STUKKEN.
(Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie).
Geachte RedacÜel
Met belangstelling volg ik de art. „Over de Voleinding", doch voel mij verplicht ter wille der Waarheid te wijzen op een onrechtvaardigheid, die al voortgaande gemaakt wordt.
In uw blad van 27 Oct. j.l. ie kolom herleze men eens „Ook al ware geen val in zonde enz, ", 2e bladz. ie kolom vanaf „Het zou ons dan ook toelachen zoo we wisten enz." Verder in het blad van 3 Nov. 1912 2e bladz. ie kolom „En hierbij komt dan dat het onderzoek in de aardkorst enz." en ten slotte in uw blad van 24 Nov. de 2 eerste gedeelten.
De ernstige lezers vergelijken deze gedeelten eens met de aanklacht in de Heraut van 2 Oct. 1910 tegen Dr, de Hartog, en zullen zich mvmmnvÊmBmaÊÊmmÊmtmammmmmmm. t verbazen, dat deze aanklacht thans voor «ea r groot gedeelte van toepassing is op Dr. A. er Kuyper, die een trefi^ende overeenkomst op dit punt toont mét Dr. de H.
De Redactie kan mij geen grootere plaatsruimte verleenen, waardoor ik de gewraakte citaten uit Nieuwe Banen niet kan vermelden, doch men leze eens Nieuwe Banen, jaargang 1910, de art. over de Schepping en den Val, en zal zich dan meermalen afvragen: Is het voor God te rechtvaardigen, de door Dr. de H. uitgedragen waarheid op een dusdanige wijze verdacht te maken, en dat op eene wijze waaruit . klaarlijk blijkt, dat men niet in 't minst ter . zake kundig is, en Dr. de H.'s werken niet met ernst bestudeerde? Past het niet ieder rechtschapen mensch, en te meer den Christen, en dus ook de Redactie van de Heraut, voor de destijds geuite aanklacht vergeving te vragen? Of is dit alles een voorop gezet plan om de Gemeente in haar gareel te houden, terwijl de Gemeente en vooral de jonge mannen roepen om meer licht op de groote problemen van t onzen tijd.
Dr. A. K. wil in de art. „Over de Voleinding" hierin te gemoet komen, doch moet telkens hypothesen maken om alles op de Schrift te laten kloppen, en negeert daardoor éénzijdig (wat hem van Dr. de H. doet verschillen) de t openbaring in de natuur en de daarbij behoorende openbaring Gods in het algemeen menschelijk denken.
Uit deze art. blijkt ten slotte, dat Dr. A. K. scheppingsverdervende macht aan het schepsel toekent, en dat Dr. de H. naar de Schriften Gods souvereiniteit tot het uiterste handhaaft. Dit is niet met twee woorden duidelijk te maken, evenmin als het systeem van Dr. A. K. met twee woorden kan worden recht gedaan. Maar wie zich niet door verdachtmaking en verkeerde voorstelling van wat deze theoloog naar Geest en Woord leert, laat misleiden, hij weet dat Dr. de H, supralapsarisch Gods scheppende almacht handhaaft, terwijl dit art. van De Heraut ten slotte infra-lapsarisch verloopt, nog ongerekend dat Dr. A. K. hier leert, wat ons allen voorheen als ketterij werd ingeprent, dat n.l. het kwaad en de dood reeds in de Schepping was voor den val des menschen. Ook weet ieder die op de hoogte van zijn tijd is, dat Dr. H. Bavinck, in zijn brochure „Het Christendom" (Hollandia-Drukkerij) bladz. 4 onderaan en bladz. 5 bovenaan, den Gereformeerden theoloog naast de anderen zet, doch dat Dr. de H. er van overtuigd is, en overtuigend leert de waarheid, dat de Gereformeerde theologie de sluitsteen der waarheid is. Dankend voor de plaatsing.
Uw dw. JACS. RUSTIGE.
l Haarlem, 23 Nov. I9I2.
[Voor ditmaal wilden we aan dit ingezonden stuk de plaatsing niet weigeren, al spreekt 't vanzelf, dat we 't hierbij laten moeteh. Waar zou 't heen, zoo we aan een ieder, die voor eens anders afwijkende opinie wilde opkomen, ruimte moeten afstaan om aan zulk een opinie boven onze uiteenzetting in ons eigen blad roorkeur te geven. Een uitzondering maken we thans alleen, omdat we nog steeds de hoop niet opgeven, dat de door den inzender bedoelde auteur, met wien ons vroeger zoo teedere banden verbonden (banden die hij echter stuk reet, om elders heil te zoeken) welhaast uit zijn al te wijsgeerige luchtverhevelingen weer naar den vlakken bodem der vadetlandsche Godgeleerdheid moge afdalen. Wat in de Heraut van 2 Oct. 1910 stond, was van een andere hand. Daar zij dus het zwijgen toegedaan; maar voor het overige zal het Gereformeerde volk er zich met ons in verblijden, zoo dikwijls en voorzoover de zoon van den nog steeds zoo betreurden Ambtgenoot zich in het Gereformeerde spoor bewegen mag, maar even beslist duurzaam protesteeren, voorzoo veel hij op andere paden zoekt, wat hij er nimmer zal vinden.
DR. A. K.]
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1912
De Heraut | 4 Pagina's