GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leefstafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leefstafel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DR. J. C. DE MOOR. DienMr des Woords bij de Geieformeerde Kerk te 's-Gravenhage. DK HEMEL GEOPEND. Predikatiëa over da OPEN­ BARING VAN 'JOHANNES Hoofdstak XIV : 14— XXII : 21. Kampen, J. H. Kok, 1913,

De Haagsche predikant DR, DE MOOR heeft de hoofdstukken IV—XXII van ds OPENBARING, bij wijie van „vervoJgstcffsn", in negen-entwintig preeken voor sijn gemeente behaDdeld CD deze preeken, onder den titel: DE HEMEL GEOPEND, uitgegeven. Reeds vroeger heb ik hier op esn deel v»n deren kanselarbeid de aandacht gevestigd, en thans doe ik dat op het slotdeel, dat in veertien preeken over hoofdstuk jjjV . 14—20 tot en met het einde van ons iMtste Bijbelboek handelt.

Meende DB. DE MOOR aanvankelijk zich van de behandeling van hoofdnuk I—I II, ook omdat dit tot het meer bekende en meer bepreekte deel v»n de APOKALYPS behoort, te moeten onthouden, in een kort VOORBERICHT zegt hij, „aan het verzoek van velen te willen voldoen en, ter wille van de volledigheid, ook die hoofdstakken te zullen behandelen." In het deel, dat hier voor mij ligt, Slaan zij nog niet, doch uit goede bron veioam ik, dat zij binnen kort zallen volgen. Alsdan zullen wij dus een volledige „behaodeling ia preeken" van de OPENBARING van de hand van DK. DE MOOR bezitten.

Voor zoover dan nu het werk: DE HEMEL GEOPEND, compleet is, kan ik het hartelijk ter kdog aanbevelen. Heel deze onderneming kan metterdaad strekken om de OPENBARING VAN JOHANNES beter te leeren verstaan en waardeeien. Al ontbreekt het in de 2e preeken niet aan bet „verklarend" element en al is dat er zelfs overwegend in, toch zou het onbillijk zijn haar dm in»atstaf aan te kggen waar£aar men een commentaar, zelfs een populaire „Veiklaricg" op een bijbelboek, beoordeelt. Niettemin heeft hier de prediker, wien het blijkbaar vooral te doen was om zijn hoorders écQ tekst te doen „verstaan", uitnemend gezorgd, dat zij, ook bij de aphorisiische behandeiing, die van bet preekeo over' „vervoigstcffen" onafscheidelijk is, toch DÏet voor de boomen het bosch vergaten. Telkens zorgt hij, dat men van het geheel een voorstellisg blijfi houden en dus de aftooderlijke deelen in bet verband m$t dat geheel blijft bezien.

Voor dit mijn beweren mag ik wijden op p. 124, waar in de preek over h. 19 : 11—21, DE RUITER OP HET WITTE PAARD deze passus te lezen staat: In hoofdstak XIV : 14 v. v." — D5 MOOR behandelt dat gedeelte in zijn zestiende preek: E OOGST DER AARDE, waarmee dit stuk iran zijn Bundel begint, — „was de komst van den Zoon des menscben ten gerichte beschreven, die, na de tijd en de ontwikkeling der dingen voorbij is, den oogst der aarde zal binnenbalen. Hoofdstuk XV', — dat in zijn geheel behaDdeld.. wordt in de zeventiende preek: E TOORN GODS GESINDIQD, — „deed ons zien, hoe schrikkelijk dese komst zal zijn, want daarin wordt d^ toorn Gods tot een openbaring zijner heiligheid en heerlijkheid. Hoe dit geschiedt leerden ons de zeven toori: phiolen, die over de g*nache wereld werden uitgegoten, en waarvan de laatste ons iazonderheid den geweldigen toorn des Heeren deed zien (Hoofdstuk XVI)". O^er dat hoofdstuk geeft hij twee p-eekea : DE EERSTE, TWEEDE, DERDE EN VIERDE FHIOOL en Ds VIJFDE, ZESDE EN ZEVENDE PHIOOL. „Alvorens echter Johannes de volle uitwerking dezer zevende phiool gaat beschrijven, wordt hem de groote hoer getoond (Hoofdstuk XVII/' — dat hij ook weer behandeld in ééa pre^k, met den indruk dien dit m*ikt op de bewoners der aarde (Hoofdstuk XVIII)" — ds preek over: ET GROOTE BABY­ LON GEVALLEN — „en op de groote schare in den hemel (Hoofdstuk XIX: —10)", de preek over: ET HEMELSCH HALELUJA,

Zoo geeft hij in deze zijn preek over: de RUITER OP HET WITTE PAARD een resumé van wat in zijn vorige spreken AS behandeld. Mtar, en ook hierin komt uit wat ik zoo even zei Via zijn zorgen, dat zijn hoorders voor de jjoomen het bosch niet overzien, — bij doet in die preek ook den blik vooruit slaan op wat verder zal volgen.

„Toch is daarmee", zoo gaat hij hier voort op p, 124, „de inhoud der zevende phiool nog allerminst uitgeput. Deze tekst", — dat is hier h 19:11 2 r — „neemt den in hoofdstuk XVI vers 13, 14 en 16 losgelaten draad weer op. Daar was er van gesproken, hoe de geesten der duivelen uitgingen tot de Konbgen der aarde en de geheele wereld, om die te vergaderen tot den krijg van dien gioo'.en dag des almachtiges Gods, en hoe zij daartoe samenkwamen in de plaats Armageddon. Welnu, van het begin van oaien tekst af en in het geheele volgende hoofdstak wordt ons beschreven, hoe deze laatste strijd met de macht der ongerechtigheden door den Caristus wordt gevoerd, en hoe Hij volkomen overwint. Daarmede is dan het kwade geheel weggedaan, de toorn Gods geëindigd, en voeren hoofdstuk XXI en XXII ons in den geest naar den nieuwen hemel en de nieuwe aarde, waar geen spoor van zonde meer woidt aangetroffaa en alleen de gerechtigheid hesrscht." Aldus zij a de hoorders óók voorbereid op de na volgende twee laatste hoofdstukken van OPENBARING, die behandeld worden in da zes laatste preeken: ET OORDEEL VAN SATAN, HET LAATSTE GERICHT, DE TABERNAKEL GODS B!J DE MENSCHEN, HET HEILIGE JERUSALEM, HET HEILIGE LEVEN en ZIE: KKOMH HAASTELIJK.

Maar, al mag men bij dese preeken niet den maatstaf aanleggen van een commentaar, toch blijkt ten duidelijkste, dat aan haar samenstelliog, wat trouwens van Dr. DE MOOR niet anders te verwachten ware, ernstig opgevatte exegetische studie is vooraf gegaan. Bij de vaak zeer uiteenloopende meeningen van hen die aan de exegese van de APOKALYPS zich gewaagd hebben, moest de prediker wel een keuze doen of ook zijn eigen meening ten beste geven. Hij heeft, en ook dit is een verdienste van dezen kanselarbeid, daarbij blijkbaar nimmer vergeten, dat hij 'n preek had te leveren en dus zijn hoorders niet had te vermoeien met breede vermelding van uiteenloopende uitlegkundige meeningen. Zoo wordt in de vier-en-twintigste preek over h. ao : 1—10 een zeer bescheiden schets van het Chiliasme gegeven en de tekst dan verder naar de, onder ons gsingbate, antichiliastische opvatting behandeld. In de twin* tigste, over h. 17, wordt de meening voorgestaan d»t „de groote hoer die daar zit op vele wateren", niet het „heidensche Rome", maar het Christelijke en dan de „valsche kerk" is. 'n Meening waarbij ik zoo mocht denken aan wat BAVJNCK schrijft in zijn Dogmatiek^, IV, j P-343. naar aanleiding van de ontwikkeling van hec kerkbegrip bij de Protestanten, over de wijziging, die het begrip ware en valsche kerk onderging: Aan de eene zijde moest men toegeven, dat een ware kerk in absoluten zm hier op aarde onmogelijk is... En aan den anderen kant werd het duidelijk, dat er ook een valsche kerk in absoluten zin niet bestaan kan, wijl zij dan geen kerk meer ware“.

Wat men den „achtergrond van de Apocalyps" noemt, had, naar het mij voorkomt, in deze pteeken wat meer behooren aaisgedaid en evenioo de samen bang met sommige gedeelten van de O. Tische profetie en apokaiypiiek.

Ook dunkt mij, dat een woord-verklaring bij de aitdrukkmg „phiool", voor sommige hoorders lang niet overbodig ware geweest.

Dan, hoe dit alles zij, ook nit zuiver homiletisch oogpunt bezien heeft DE MOOR hier mooi werk gegeven.

De aard van „vervolgstcffen" brengt nu eenmaal tnee, dat niet iedere gedachte, die ia den tekst Ugt, evenzeer tot haar recht kan komen, maar toch mocht het den prediker over het geheel gelukken, de hoofdgedachten te grijpen en in haar rijkdom te ontvouwen. En al is het ook, dat het verklarend element in deze preek, gelijk ik reeds zeide, overwegend is, het toepasselijjce ontbreekt er toch allerminst in. In dat toepasselijke toont de prediker zich dan als een echt zieleiorger; als een die ook de behoeften van zijn hoorders aan levens-leiding kent, en is bun zielenooden met teer mede-voelen meeleeft.

Ook uit technisch oogpunt verdienen deze preeken, wier partitie vaak zeer gelukkig mag heeten, ik denk hier aan die over: HET HEILIGE LEVEN, waardeering.

Daarbij goed gestileerd, kan ik mij denken dat zij door de Haagsche Gemeente met niet minder genoegen en stichting tullen zijn gehoord, als zij door mij zijn gelezen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 april 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Leefstafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 april 1913

De Heraut | 4 Pagina's