Ds. Vogelaar schrijft in de Wachter,
Amsterdam, 6 Maart 1914.
Ds. Vogelaar schrijft in de Wachter, dat het wenschelijk is op de a. s. Synode in verband met de doctoraatsquaestie ook de vraag aan de orde te stellen, of en zoo ja op welke wï]z& het onderteekeningsformulier der Theologische hoogleeraren gewijzigd zou moeten worden.
Welk verband er tusschen deze beide quaesties bestaat, is begrijpen we niet. Evenmin wat met dit doctoraat van de Theologische School te maken heeft, hetgeen Ds. Vogelaar daarop volgen laat aan het adres van de Hoogleeraren in de Theologie aan de Vrije Universiteit:
Voor de hoogleeraren der Theol. Faculteit van de V. U. geldt echter een formulier dat veel minder bindenden omvang heeft.
En waar deze Faculteit feitelijk van zoo groote beteekenis is voor ons kerkelijk leven zou de vraag, waarom zij met onderteekening van een ander formulier kunnen volstaan, onder oogen gezien kunnen worden.
Juist nu, nu de vraag, of de betrokken Hoogleeraren feitelijk rekenen met het Dordtsche formulier, nog geen strijdvraag is geworden.
Verschuiven totdat het te eeniger tijd misschien wel het geval zou wezen, kan niet gewenscht zijn.
Tevens acht hij het noodig, dat dan eens duidelijk zal worden gemaakt, wat de »Gereformeerde beginselen" inhouden, waaraan deze hoogleeraren gebonden zijn. Deze beginselen, zegt hij, zijn nog altoos onbeschreven en wijzen dus op een band die niet bindt, maar die of de Hoogleeraren of de School aan de willekeur van persoonlijke inzichten overgeeft; naar zijn oordeel moeten daarom deze beginselen, mede om de plaats die de Vrije Universiteit inneemt ten opzichte van ons kerkelijk leven, tijdig geformuleerd of gewijzigd worden. Deputaten van het verband met de Theologische faculteit worden dan ook opgewekt om een nadere omschrijving dier Gereformeerde beginselen te vragen.
Ds. Vogelaar heeft bij dit schrijven blijkbaar twee dingen vergeten.
Vooreerst, dat wat de professoren in de Theologie betreft — en alleen ovei; hen gaat natuurlijk het geschil, want met de andere hoogleeraren staan de Gereformeerde Kerken in geen verband — Artikel 2 der statuten uitdrukkelijk verklaart, dat »de Vereeniging voor Hooger onderwijs als grondslag voor het onderwijs in de Godgeleerdheid de drie Formulieren van eenigheid erkent, gelijk die in het jaar 1619 door de Nationale Synode van Dordrecht voor de Nederlandsche Gereformeerde Kerken zijn vastgesteld*, en dat elke Hoogleeraar in de Theologie bij de aanvaarding van zijn ambt met deze verklaring zijn instemming heeft te betuigen. De voorstelling, alsof deze professoren dus alleen gebonden zouden wezen aan zekere onbeschreven en naar ieders subjectieve meening uit te leggen Gereformeerde be ginselen, is derhalve gehee} onjuist.
En in de tweede plaats, 'dat de Synode van Amsterdam in 1908, toen het verband met de Theologische faculteit nader geregeld is, reeds een afzonderlijk onderteekeningsformuliervoor de professoren in de Theologie aan de Vrije Universiteit heeft vastgesteld, dat door heeren Directeuren is goedgekeurd en door alle Hoogleeraren in de Theologie is onderteekend geworden. Dit formulier luidt aldus:
Wij ondergeteekenden, Hoogleeraren of Docenten in de Theol. Faculteit der V. U. te Amsterdam, verklaren oprechtelijk en in goeder conscientie voor den Heere, met deze onze onderteekening, dat wij van harte van gevoelen zijn en gelooven, dat alle artikelen en stukken der leer, die is begrepen in de belijdenisschriften van de Gereformeerde Kerken in Nederland, in alles overeenkomen met Gods Woord.
Wij verbinden ons, dat wij deze leer naarstiglijk zullen leeren en getrouwelijk voorstaarr, zonder daartegen iets hetzij openlijk of heimelijk, hetzij direct of indirect, te zullen leeren of schrijven, en dat wij alle dwalingen, met deze leer strijdende, zullen tegenstaan en helpen weren. Voorts beloven wij, dat wij, zoo er bij ons tegen deze leer of eenig punt derzelve bedenking komt, deze bedenking ter kennis zullen brengen van de Geref. Kerken in Nederland, in Generale Synode vergaderd, opdat deze daarover oor deelen.
W, BREUKELAAR, Rapporteur.
Zooals men ziet, is dit formulier zakelijk niet anders dan het onderteekeningsformulier van de Dordtsche Sj'node, waarmede het zelfs woordelijk grootendeels overeenstemt. De eenige belangrijke wijziging is, dat de professoren sebject worden verklaard niet aan de provinciale, maar aan de Generale Synode.
Blijkbaar zijn de beide hier genoemde feiten aan de aandacht van Ds. Vogelaar ontsnapt. Hij zal thans wel zoo vriendelijk wezen deze rectificatie aan zijn lezers mede te deelen. Anders zou de een of andere Classis aan den wensch van Ds. Vogelaar gehoor kunnen geven, en op de a.s. Synode het voorstel kunnen indienen om een onderteekeningsformulier voor de Professoren in de Theologie aan de Vrije Universiteit te ontwerpen; waarop de Synode dan zou moeten antwoorden, dat zulk een voorstel toch wel ietwat dwaas is, waar de Synode dit reeds zes jaar geleden gedaan heeft!
Wel zou het daarentegen overweging verdienen, of de Synode het Dordtsche onderteekeningsforni ulier niet voor de professoren van de Theologische School behoorde af te schaffen en door het te Amsterdam ontworpen formulier te vervangen. Feitelijk past het Dordtsche onderteekeningsformulier niet meer op onze kerkelijke toestanden en nog veel minder op de eigenaalrdige positie, waarin de Theologische School tegenover dê Kerken staat. Het Dordtsche onderteekeningsformulier is "opgesteld voor professoren aan de Landshoogeschólen die een provinciaal karakter droegen en waarover de Kerken als zoodanig niets te zeggen hadden. Onze Theologische School daarentegen gaat van de gezamenlijke Kerken in ons land uit en staat onder rechtstreeksch toezicht der Synode, die dit toezicht door Curatoren uitoefent. Met geen van deze beide feiten is in de Dordtsche onderteekeningsformule rekening gehouden. Feitelijk is dit formulier dan ook in strijd met de instructie, die de Kerken voor de Curatoren hebben vastgesteld. In deze instructie toch wordt het toezicht op het onderwijs der hoogleeraren aan de Curatoren opgedragen en de schorsing en het ontslag voorbehouden aan de Generale Synode. Het is daarom zeker niet juist, dat in dit formulier de professoren beloven moeten, dat zij eventueele bedenkingen tegen de belijdenis aan de Provinciale Synode zullen meedeelen en zich bereid moeten verklaren, zich aan het oordeel dier Provinciale Synode te onderwerpen, op straffe dat zij hiertegen doende door de Provinciale Synode gecensureerd zullen \vorden. De censuur op de Professoren heeft de Generale Synode zich uitdrukkelijk zelve voorbehouden, en naar het ons voorkomt, terecht. 0
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 8 maart 1914
De Heraut | 4 Pagina's