GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Doctoraat.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Doctoraat.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

XII.

Een absoluut en voor alle tijden geldend gebod Gods, pan '-wie de scholen moeten uitgaan, is er dus niet. Vandaar dat het antwoord op de vïaag, wie deze Scholen moeten onderhouden, liiet voor alle tijden gelijk kan zijn, Waar we alleen tegen op kwamen was de voorstelling, alsof krachtens een Goddelijk gebod de Kerk hiertoe alleen geroepen was en zij hiertoe alleen het recht had. In zoo'verre had de uitspraak onzer Vaderen, die dezen plicht inzonderheid op de Christelijke Overheid legden, ongetwijfeld beteekenis. Niet alsof daarmede het d vraagstuk voor onze dagen opgelost zou zijn. Op de vraag, of het nog gewenscht zou wezen, dat de Overheid openlijke professie deed van de Gereformeerde religie en de Lands hoogescholen weer een Gereformeerd karakter droegen, behoeven we thans niet in te gaan. We hebben de leiding Gods in de historie te eerbiedigen, en waar onder deze Goddelijke leiding de Overheid in ons land niet meer een bepaalde Kerk als de ware Christelijke Kerk erkent, en een neutraal standpunt inneemt, kan de Overheid ook niet voor de School zorgen, waaraan dé Dienaren des Woords worden opgeleid. De antirevolutionaire partij heeft daarom j van Groen's dagen af steeds op afschaffing der Theologische' faculteit aan de Staatsuniversiteiten aangedrongen. In dat opzicht staan we dus lijnrecht tegenover het standpunt onzer Gereformeerde vaderen. Terwijl dezen eenparig verklaarden: het onderhouden dezer Scholen is plicht der Overheid, , stellen wij daartegenover, dat de Overheid zich van dit terrein heeft terug te trekken. Dit bedoelden we, toen we schreven, dat de oplossing door onze vaderen gegeven, voor onze dagen niet meer gelden kan, omdat de positie der Overheid een geheel andere geworden is.

Toch wil dit daarom zeker niet zeggen — en voor dit misverstand mag wel even ernstig gewaarschuwd worden — dat daarom hetgeen onze vaderen over dit onderwerp geschreven en wat ze in de practijk gedaan hebben, voor onzen tijd geen de minste beteekenis meer zou hebben. Er zijn door hen beginseleri uitgesproken, die als echt Gereformeerde beginselen, wel degelijk voor onzen tijd nog gelden en die we niet los mogen laten. In zooverre had onze uitvoerige uiteenzetting van het standpunt on? er vaderen volstrekt niet alleen ten doel om een historische studie te leven, maar ook om de richtingslijnen aan te wijzen, waarlangs we ons thans nog hebben voort te bewegen.

Vooreerst is ons gebleken — en reeds dit was van hoog belang — dat onze Vaderen nooit hebben geoordeeld, dat de School van de Kerk moest uitgaan. Het feit, dat ze de oprichting dezer Scholen niet aan de KerU, maar aan. de Overheid opdroegen, toont dit reeds genoegzaam. De Overheid komt niet op uit de Kerk, vqrmt geen onderdeel van het kerkelijke leven, maar staat volgens het Gereformeerde ' beginsel als zelfstandige macht 7itiast de - Kerk en behoort tot de orde van dè maatschappij. Zelfs het feit, dat onze Vaderen om het belang, dat een goede School voor dé Kerk heeft, voor de Kerk steeds het recht opeischen om zeker toezicht op de School te oefenen, toont, dat onze Vaderen de School nooit als een privaat terrein van de Kerk, maar als een zelfstandige macht naast de Kerk beschouwd hebben. Kerk en School waren volgens hen niet één, maar twee, én juist omdat ze twee waren, moest de Kerk zorg dragen, dat ze van haar wettigen invloed op de School verzekerd bleef. Indien de Kerk de School als een onderdeel van haar taak beschouwd had, zou van het vragen van een recht van toezicht geen sprake zijn geweest. Het is daarom volkomen iii overeenstemming met dit beginsel onzer Gereformeerde vaderen, dat in onze dagen de School niet van de Kerk uitgaat, maar van de vrije actie uit het| maatschappelijke leven, die men een particuliere vereeniging noemt. Hommius heeft in zijn Schatboek er op gewezen, dat zulke scholen steeds door m»«^f Godzalige mannen waren opgericht en dit als exempel aan de Christelijke Overheid voorgehouden. En er kan dus zeker geen bezwaar tegen bestaan, dat nu de Overheid zulke Scholen, die voor onze Kerken bruikbaar zijn, niet meer onderhoudt, deze plicht weer waargenomen wordt door »eenige Godzalige mannen». En dat is het wat in onze dagen geschiedt, waar mannen, die ijveren voor de eere Gods, weer een Hoogeschool hebben gesticht, die de Christelijke wetenschap beoefenen zal.

Niet minder geldt hier echter het tweede beginsel, dat nog veel dieper ingrijpt dan de fcrmeele vraag, van wie zulk een School zal uitgaan, nl, , welk verband er in ztdk een 'School, tusschen de Theologie en _ de andere wetenschappen moet wezen. Ook hieromtrent nu kan geen verschil van opinie bestaan, omdat het getuigenis der historie hiertoe te duidelijk spreekt, M, Charies Borgeaud heeft in zijn interessante studie over Calvijn als stichter van de Akadeniie van Geneve, in 1897 uitgegeven, als eender grondbeginselen van Calvijn genoemd: l'unité de l'école, d, w. z, de eenheid der School. Er was bij Calvijn geen sprake van, dat hij dé School wilde splitsen; hier een School voor de Theologie, die van de Kerk zou uitgaan, en daar een School voor de wetenschap, die door de Overheid zou worden ingericht. In de Statuten, die Calvijn voor de Akademie van Geneve ontwierp, is dit wel een der meest kenmerkende trekken, dat de eenheid van de School zoo sterk en zoo kras wordt gehandhaafd. Zelfs wat wij thans de gymnasiale studiën zouden noemen, werden door Calvijn niet zelfstandig naast de Akademie geplaatst, maar met de Akademie in het nauwste verband gezet. En in deze Akademie laat Calvijn niet alleen de Theologie optreden, maar wordt van meet af gezorgd, dat met de Theologie verbonden wordt het hooger onderwijs in de klassieke letteren en in wat wij thans zouden noemen de natuurkunde, terwijl tevens wordt uitgesproken, , dat er ook hoogleeraren voor de Rechten en. Medicijnen zouden benoemd worden. Calvijn's Akademie was dus nooit bedoeld als een kerkelijk seminarie, lleen voor de opleiding der predikanten estemd, maar had tot doel een geheele Gereformeerde universiteit te worden, die alle wetenschappen orhvatten zou. Geldgebrek moge oorspronkelijk belet hebben, at naast de Theologische en Literarische faculteit ook de andere faculteiten zich ontwikkeld hebben, maar het stichtingsplan zelf toont aan, dat op de oprichting dier andere faculteiten van meet af het nog gevestigd was, en zoodra de geldmiddelen milder vloeiden en de geschikte personen gevonden konden worden, is onder leiding van Beza een juridische faculteit, die beroemde mannen als Hottomannus onder haar hoogleeraren heeft geteld, aan de Akademie toegevoegd geworden. De Akademie te Geneve heeft in de geschiedenis der Hoogescholen ' haar hoOgen roem en eervolle positie dan ook niet minder, aan deze uridische faculteit, dan aan haar theologische professoren te danken. De zonen der aanzienlijkste Vorsten uit Duitschland kwamen te Geneve juist het onderwijs van deze rechtsgeleerde hoogleeraren volgen.

Nu wijzen we op dit voorbeeld van Geneve niet alléén omdat de stichting van Calvijn voor de kennis der Gereformeerde beginselen altoos hóoge v/aarde heeft, maar omdat, naar ieder toestemt, de academie te Geneve het voorbeeld is geworden, waarnaar de Gereformeerde Hoogescholen overal zijn opgericht. Hetzelfde beginsel, dat Calvijn in zijn Akademie te Geneve als 't ware belichaamd had, is door de Gereformeerden in alle landen beleden en in toepassing gebracht. Nooit of nergens is als beginsel gesteld, dat de theologie als een bijzondere wetenschap uit het geheel der wetenschappen moest uitgelicht worden en aan een kerkelijke kweekschool moest onderwezen worden. Zeker, zulke kerkelijke kweekscholen zijn voorgekomen in tijden, dat er geen andere uitweg was; dat de Kerk gedwongen werd door den nood om zelf voor de opleiding harer Dienaren te zorgen; maar nooit alsof dit de normale, de door God gewilde weg was. Zoodra onze Gereformeerde vaderen weer Gereformeerde hoogescholen konden krijgen, vielen deze kerkelijke kweekscholen vanzelf weg, hielden ze op te bestaan, rnaakte het abnormale weer voor het normale plaats. In Zwitserland, in Duitschland, in Nederland, in Schotland en in Frankrijk heeft de Gereformeerde actie overal geleid tot het oprichten van Gereformeerde Hoogescholen, waaraan alle wetenschappen onderwezen werden. Niet één dezer landen, waar het < jerèformeerde leven zich ontwikkeld heeft, heeft aan de Seminaristische boven de Universitaire opleiding de voorkeur gegegeven.

Dit echt Gereformeerd beginsel nu, dat door onze Gereformeerde vaderen is beleden en in practijk gebracht, mag ook in onze Kerken niet worden losgelaten. Hoezeer dit beginsel in Gods Woord zelf gegrond is, zullen we in een volgend artikel aantoonen, Thans was het er ons alleen om te doen, dat Gereformeerde beginsel uit de historie t« laten spreken. Het »beginsel, « dat de Kerk zelf voor de opleiding harer Dienaren zorgen moet, is nooit een Gereformeerd beginsel geweest; het is door onze vaderen nimmer beleden, het vindt in de Heilige Schrift geen genoegzamen steun, en het gaat lijnrecht tegen de Gereformeerde traditie in. Acht men om practische redenen het gewenscht, dat onze Gereformeerde Kerken in Nederland een eigen school voor de opleiding in stand houden, zoo zullen we ons daartegen niet verzetten. De trouw aan het in 1892 aangegane akkoord bindt onze Kerken om deze school te verzorgen en in stand te houden, zoolang een belangrijk deel onzer Kerken dit wenscht. Ook begrijpen we zeer goed, dat de groote beteekenis, die deze school voor de ontwikkelingsgeschiedenis der Christelijke Gereformeerde Kerk gehad heeft, haar nog altoos • de warme liefde van velen verzekert. En evenzeer kunnen we er in komen, dat velen van oordeel zijn, dat de Kerk het best gewaarborgd is voor de zuiverheid van haar belijdenis, wanneer ze, naast een Gereformeerde Universiteit, nog een eigen kweekschool er op na houdt. Tegen dit alles gaat onze strijd niet. Maar wel tegen het beginsel, dat de Kerk alleen deze opleiding geven mag, dat de Theologie van de Kerk alleen mag uitgaan, en dat de Theologie daarom aan een aparte School, los van de Universiteit, zou moeten onderwezen worden. Een beginsel, dat er noodzakelijkerwijze toe leiden moet, dat men zich steeds scherper tegen de Gereformeerde Hoogeschool gaat keeren, en haar de liefde en sympathie der Kerken wil gaan ontrooven.

Op dit purit nu mag, oökter^iUe van-dëft kerkelijken vrede, niet worden toegegeven. Het is naar onze overtuiging dan ook een zeer ernstige fout geweest, dat men bij de vereeniging van de beide Kerkengroepen in 1892 op dit punt niét klaar en duidelijk genoeg zich heeft uitgesproken. Zeker is het waar, — op de Synode Zwolle is dit met de historische stukken aangetoond, — dat de Nederlandsche Gereformeerde Kerken nooit als hare overtuiging het beginsel hebben aangenomen, dat de Kerken voor dé opleiding te zorgen hadden. Het in 1892 gesloten akkoord houdt niets anders in, dan dat men de overtuiging der broeders, die dit gevoelen voorstonden, eerbiedigen zou, eerbiedigen ook in dien zin, dat de vereenigde Kerken voor een opleidingsschool zorgen zouden. Maar wel is het te betreuren, dat destijds tegenover dit beginsel van de eigen opleiding niet even beslist en pertinent het aloude Gereformeerde beginsel gehandhaafd is van de eenheid der Gereformeerde wetenschap, die een Gereformeerde Hoogeschool eischt. Wel lag dit ten deele opgesloten in den tegeneisch, dat Qvef en

weer erkend zou worden het Gereformeerde beginsel van vrije studie, omdat .daardoor werd vastgesteld, dat de Kerk nooit haar a.s. Dienaren dwingen mocht, alleen aan haar School te studeeren, en de v/eg van de Universitaire opleiding dus werd opengelaten; maar hoe dankbaar we ook voor deze clausule zijn, ze raakt feitelijk een bijzaak, en niet de hoofdzaak, waarom het hier gaat. En het is daarom meer dan tijd, dat het echte Gereformeerde beginsel, dat hier in geding is, weer klaar en duidelijk worde uitgesproken. Moet het, dan zijn we volkomen bereid op dit punt den strijd aan te vatten en door te zetten tot het einde toe. De vrede der Kerken is ons lief, maar nooit mag die vrede gezocht worden tot den prijs, dat een beginsel, , , d^t^, ons heilig is, zou worden losgelaten.

ÖR. H.' H. K.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 mei 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Het Doctoraat.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 mei 1914

De Heraut | 4 Pagina's