GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

BESCHOUWINGEN VAN EEN Cin< isïEN-DENKER, uit de nagelaten geschriften van A. STEKETEE, oud-docent aan de Theologische School te Kampen, bijeengebracht door A. en C. J. GOSLINGA. Met éen inleidend woord van PROF. DR. H. BAVINCK en een Levensbericht van den Schrijver, door A. GOSLINGA. — J. H. Kok — 1914

— Kampen.

I.

Dit alles staat op het titelblad.

Op den groen-linnen band staat, in gulden letters, alleen: BESCHOUWINGEN VAN EEN CHRIS-•1EN-DENKER uit de nagelaten geschriften van A. Steketee.

Deze BESCHOUWINGEN, die van blz. 1—142 loopen, zifn het eigenlijke; het bijkomstige, waarover ik blij ben, dat het er is bijgekomen, is wat men vindt van p. I—XXIII: het inleidend woord van PROF. BAVINCK en het LEVENS­ BERICHT dat de heer A. GOSLINGA geeft.

Niet alleen naar plicht, maar ook uit neiging ga ik dit, onze redactie door den heer KOK reeds voorlang toegezonden, merkwaardig boek bespreken.

Eerst nü, want de voorname inhoud is van dien aard, dat ik dien, niet dan na gezette lezing en herlezing, in mijn bewustzijn kon opnemen, en om te beoordeelen daarin eerst wat moest laten bezinken. Uit neiging, want dit boek is mij nu lief geworden omdat de BESCHOUWINGEN, die ik er in vond, mij over het geheel zoo bevredigend lijken; omdat zich aan wat ik er uit het leven van den BESCHOUWER door gewaar werd, bij mij een diep en innig medegevoel met den mensch STEKETEE verbond.

»Hij is thans vrijwel onbekend. Velen hebben bij het lezen van zijn doodsbericht gevraagd : wie was toch die STEKETEE ? «

Aldus, op p. XXIII, de heer A. GOSLINGA, doctorandus te LEIDEN, naar ik meen, in de Nederlandsche letteren.

Hij zegt daarmee zeker niet meer dan hij verantwoorden kan. ADRIAAN STEKETEE, de oud-docent aan de Theologische te KAMPEN, is thans vrijwel onbekend, ook onder ons gereformeerden.

Alleen de ouderen in de kringen van «voormalig A« kennen hem nog, maar zelfs daar hebben de jongeren, evenals bijkans heel de kring van «voormalig B«, enkel zijn naam wel eens gehoord.

Zeker 'n niét verdiende onbekendheid.

»Wie was toch die STEKETEE ?

sOok dit boek«, schrijft GOSLINGA, sis een antwoord op die vraag«.

De broeders GOSLINGA, wier moeder de oudste zuster van STEKETEE is, hebben, door in dit boek een bloemlezing uit de wijsgeerige geschriften van hun oom te geven, een daad van piëteit verricht jegens een /geliefden doode. Tevens hebben zij daarmede een daad van niet geringe verdienste verricht jegens hen, die belang stellen in de antwoorden, welke een christen-denker achter de vele vragen van wereld en leven meende te moeten zetten. .

STEKETEE was een veelzijdig man, die veel geschreven heeft.

Hij, christen met hart èn hoofd, was wijsgeer en theoloog, philoloog en belletrist, ook goed matliematicus en zelfs niet onverdienstelijk schilder, al was op dit gebied zijn aangeboren artisticiteit ook grooter, dan zijn door oefening verkregen vaardigheid.

De literaire nalatenschap van dezen auteur is een zeer rijke.

Zijn neef en naamgenoot ADRIAAN, die er de zorg voor op zich nam, bevond, dat zij naast belletristische, philologische in enger zin, en honiiletische geschriften, ook een aantal geschriften over wijsbegeerte bevat. Aan die laatste kategorie zijn 'de in dit boek vastgelegde BE­ SCHOUWINGEN ontnomen.

Zonder meer zou dit boek STEKETEE dus maar van één zijde doen kennen. Waar het echter, naar wij zagen, de bedoeling van de twee oomzeggers was, met hun boek een antwoord te geven op de vraag: »wie was toch die STEKETEE? « schreef ADRIAAN er een biographie in en verzochten zij BAVINCK er een TER GEDACHTENIS aan toe te voegen.

Hiermede is, bewust of onbewust, ook nog een ander doel bereikt. In 'n wijsbegeerte speelt de subjectiviteit nu eenmaal een niet onbelangrijke rol. Is toch wijsbegeerte niet anders dan het streven naar een verstand en gemoed bevredigende wereld-en levensbeschouwing, men behoeft nog geen nominaUst te zijn, om te erkennen dat, wijl verstands-en meer nog gemoedsbevrediging zich verbijzonderen naar de persoonlijkheid, zoo ook 'n wijsbegeerte. De oudere FICHTE had het met z'n: »wat voor 'n philosophie men kiest, hangt ten slotte daarvan af wat voor 'n mensch men is«, — lang niet zoo mis.

Wijl nu dit boek ook vertelt wat voor 'n mensch STEKETEE is geweest, doet het zijn stelsel van wijsbegeerte, —• want, zij het dan ook in breede lijnen, deze BESCHOUWINGEN vormen 'n systeem, —• des te beter verstaan.

Zoo wil ik dan, alvorens, een volgend maal, op die BESCHOUWINGEN in te gaan, ditmaal iets van STEKETEE'S leven vertellen.

Behalve aan GOSLINGA'S LEVENSBERICHT en BAVINCK'S TER GEDACHTENIS ontneem ik daartoe een en ander aan de zoo doorvoelde en keurige NEKROLOGIE die Ds. TAZELAAR van WEESP, een zwager van STEKETEE, in ons kerkelijk Handboek voor 1914 plaatste. De KERKBODE-artikelen, die, kort na zijn sterven, de predikanten BOUMA, de GEUS en RENKEMA over hun cher maitre gaven, heb ik niet bij de hand.

Het leven van ADRIAAN STEKETEE.

TAZELAAR noemt het een »gebroken», BAVINCK een »tragisch« leven.

En zoo is het ook geweest.

Het heeft twee perioden.

De eerste is die van den »prachtigen gang« naar boven, maar met er in, wat in de tweede den droeven gang naar beneden, den knak, de breuk en den ondergang van dezen veelszins groote zou veroorzaken, szijn aangeboren schuchtere aard en zijn al te groote bescheidenheid.«

Van het niet onaardige:

Cet animal n'est pas méchant,

Mais qiiand on Fattaquc il se defend, — was de laatste regel al evenmin als de eerste op ADRIAAN STEKETEE van toepassing.

En juist dat zich niet verdedigen, zich niet kunnen verdedigen als men hem aanviel, omdat hij, verstands-èn gemoedsmensch, geen wilsmensch was, is zijn ongeluk geweest. sGeen wilsmensch*, — die negatie is erger dan menige afifirmatie, in deze booze wereld, waar de kracht-menschen de zwakken vaak zoo bruut op zij dringen, waar »het recht van de sterkerens heerscht, en het owat uitsteekt moet geknot« het devies is. BAVINCK zegt het zoo écht van hem: »hij vond de wereld, ook dikwerf de

christelijke, zoo ruw en zoo hard! Hij kon er niet tegen aan, en niet tegen op«.

De resignatie van het niet lachen en vooral niet weenen, maar het, van uit souvereine hoogte, begrijpen, had er hem over heen kunnen helpen. Maar daarvoor was hij te veel'Christen.

Geboren in 1846, uit een Zeeuwsch geslacht, te NIEUWDORP, waar zijn vader predikant bij de Scheiding was, bezocht hij achtereenvolgens de dorpsschool, een kostschool in GORKU.M, het gymnasium te MIDDELBURG, en wordt dan student aan de Theologische te KAMPEN. Zoo daar als in MIDDELBURG kwam zijn buitengewone aanleg aan het ücht. Van z'n zijn in Kampen heet het: Hij was uiterst schuchter en bescheiden en trok zich liefst op zijn kamer terug, om de wetenschap en ter afwisseling dicht-en schilderkunst te beoefenen."

Hij werkte veel en goed. Beoefende onder leiding van zijn leermeesters de godgeleerdheid en als autodidact de letteren en de wijsbegeerte. In 1869 tot candidaat in de theologie bevorderd, wordt hij straks predikant te ZAAMSLAG.

Nog is TAZELAAR, die wel weet wat preeken is, vol bewondering over een preek welke hij in die dagen, op een Zondagmiddag, van hem gehoord heeft.

In 1872 benoemt de Groninger Synode hem aan de Theologische School tot docent in de klassieke talen.

Als zoodanig is hij tien jaren werkzaam geweest..

De mooiste jaren van zijn leven.

Wie van de studenten, zoo in zijn collegekamer, als in zijn studeervertrek, van hem wilden leeren, vonden in hem een uitnemend docent. GosLiNGA die dit zegt, beroept zich daarvoor op het getuigenis van mannen als BOUMAN, DE GEUS, KOUWENHOVEN. Ook TAZELAAR en BAVINCK getuigen zelf niet anders. Maar, hij was nu eenmaal geen „schoolmeester", zegt DE GEUS, en minderwaardige leerlingen maakten „misbruik van zijn gebreken en van de overmaat zijner deugden".

Daarom meende men dat hij niet doceeren kon.

En toen heeft de Synode van ZWOLLE in 1882, waarin vele leden zaten „die van den verlegen en van alle fermeleit ontblooten man geen hoogen dunk hadden", hem afgezet.

Het heette, meer welluidend, eervol ontslagen ora gezondheidsredenen.

Dit besluit was gevallen zonder dat zijn collega's er van afwisten.

Zij hebben er geen schuld aan gehad.

VAN VELZEN sprak in zijn rectorale oratie van 1882 zijn smart er over uit, en metterdaad hadden, zooals BAVINCK schrijft, »de kerken zichzelve en hare school van een kostelijke, onwaardeerbare kracht beroofd*.

Als SÏEKEÏEE straks KAMPEN verlaat, — hij is dan pas zes-en-dertig, — begint de tweede periode van zijn leven.

Men heeft hem aangevallen, en hij heeft zich niet verdedigd.

Wel schrijft hij een protest, maar »om de Kerk te sparen", houdt hij het in portefeuille. »Schuchter en gering-denkend van zich zei ven als hij al was*, aldus GOSLINGA, »verloor hij nu ook nog het weinige zelfvertrouwen, dat hij had, en werd hij nog banger dan voorheen, om onder de menschen te komen«.

Hij leeft, zooals TAZELAAR schrijft, voortaan het leven van een kluizenaar, en dat tot aan zijn dood, dertig jaar aaneen; eerst in TER-NEUZEN en sinds 1901 te HEINKE? JSZAND.

Toch bleef hij zich vvijden aan wetenschap en kunst; bij voorkeur aan wijsbegeerte en oude en nieuwe letteren, en ook volgde hij met groote belangstelling wat in de wereld gebeurde. Maar, ora de aandacht niet op zich te vestigen, publiceerde hij niets. Veel schreef hij, maar niet ora gelezen te worden. »Hij leidde», ik citeer weer TAZELAAR, »zijn wetenschappelijk denk-en schrijfleven, als het vogeltje in het stille bosch, dat zijn lied zingt, wegschuilende tusschen de takken, en er zich niet om bekommerend of anderen het hooren al dan niet«.

Geknakt, gebroken, is hij langzaam ondergegaan.

Toen B.wiNCK hem in 1906 voor het laatst ontmoette, smaakte hij den indruk van een ruïne, grootsch maar vervallen«.

Als er nog vijf jaar voorbij' zijn gegaan, verliest hij, tengevolge van een nierlijden, bijkans zijn gezichtsvermogen, en in de laatste maanden van 1912 is zijn kwaal zoo hevig dat hij bedlegerig wordt.

Als 'n christen droeg hij ook dit lijden. Maar hij verlangde naar den hemel. Tot zijn dokter zegt hij nu en dan: »U doet al u best, om den dood nog wat tegen te houden; houd mij maar niet langer op, want ik wensch ontbonden te zijn en met Christus te wezen.« ~

Aan den morgen van den 18en Januari is hij ontslapen, na met stervende lippen te hebben betuigd: »Ik sterf in het geloof van Augustinus, Calvijn en Pascal*. Die groote Christen denkers met wier werken hij zoo vertrouwd was«.

Drie dagen later hebben ze hem op het kerkhof te HEINKENZAND begraven.

Denkend aan het lichaam, dat toen rustte in de groeve, herinnerde zich TAZELAAR het dichterwoord : Cest Vetui (tune perk fine.

»Voor dezen rijkbegaafde is het leven moeilijk en zwaar geweest», düs BAVINCK, die zijn TER GEDACHTENIS besluit met de woorden: »In de zalen van het Eeuwige Licht, waar zijne ziel naar uitging, zal hij zich, denk ik, beter thuis gevoelen dan op deze donkere aarde, waar veel verdriet zijn deel was«.

In mijn artikel over VAN OVERSTEEG'S OPEN BRIEF sloop in de voor-laatste alinea een zinstorende fout. Er staat: sOp die andere kategorie van voorstanders der Vrije Universiteü. welke zich van toewijding aan de Universiteit niét onthoudt». Het moet zijn: sOp die andere kategorie van voorstanders der Theologische School.^ welke zich van toewijding aan de" Universiteit niét onthoudt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juni 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juni 1914

De Heraut | 4 Pagina's