In zijn uitlegging
Amsterdam, 25 Juni 1915.
In zijn uitlegging op Deuteronomium heeft Calvijn met nadruk er op gewezen, hoe God de Heere in de krijgswetten, die Hij aan Israël heeft gegeven, met name ervan gewaagd heeft, dat door Israel, wanneer het oorlog voerde, de wetten der menschlievendheid niet zouden geschonden - worden. En al is de vorm, waarin dit aan Israel bericht - werd, bijkomstig, terecht leidde Calvijn daarvan het beginsel af, dat in den oorlog niet alles geoorloofd is en dat elk Christenvolk te zorgen heeft, dat het de rechten der menschelijkheid eerbiedigt. Niet als wilde dieren voeren we krijg, maar als menschen, die naar Gods beeld geschapen zijn, en niet alleen dat daarom elk onnoodig bloedvergieten van den vijand moet vermeden worden, maar bovenal heeft men te zorgen, dat de niet mede-strijdenden, met name de vrouwen en kinderen, verschoond worden. Zelfs beval God de Heere daarom aan Israel, dat bij de belegering van een stad de vruchtboomen niet mochten worden omgehouwen, omdat »het geboomte des velds der menschen spijze is" en de bevolking niet van haar levensmiddelen mocht worden beroofd.
Zeker is het daarom de roeping van elk Christen, nu zulk een ontzaggelijke oorlog schier alle volkeren gewapend tegenover elkander doet staan, om te getuigen tegen elke schending van de wetten der menschelijkheid, tegen alle onnoodig geweld en wreedheid, tegenover weerlooze non-conbattanten gepleegd, en tegen een wijze van oorlogvoeren, die geen ander doel heeft dan zooveel mogelijk manschappen van den tegenstander te vermoorden. De publieke opinie is een macht, waarmede ook de oorlogvoerende mogendheden wel degelijk rekenen, zooals wel daaruit blijkt, dat ze niet alleen telkens pogen door allerlei gruwelverhalen van wat hun tegenstander deed, de stemming der neutralen volkeren te beïnvloeden, maar ook door zich te verontschuldigen of te trachten de onwaarheid aan te toonen, van wat hun zelf aan misdrijven tegen de menschelijkheid werd ten laste gezegd.
Maar hoezeer we het recht van een zedelijk protest tegen alle oorlogsgruwelen handhaven en den invloed, die van de publieke opinie kan uitgaan op de oorlogvoerende Mogendheden niet onderschatten, dient toch aan de andere zijde wel ernstig gewaarschuwd, dat men bij het uitspreken van een oordeel de voorzichtigheid, de rechtvaardigheid en de onpartijdigheid niet uit het oog verlieze. Wie het ambt van rechter wil uitoefenen, heeft geen onberaden oordeel uit te spreken, afgaande op losse praatjes of lasterlijke aantijgingen, maar eerst na ernstig onderzoek der feiten de waarheid vast te stellen. Hij heeft niet door allerlei gevoelsindrukken zich te laten meesleepen, maar te vragen wat recht en onrecht is naar Gods Woord en de regelen van het volkerenrecht. En bovenal heeft hij te bedenken, dat zulk een zedelijk oordeel veel waarde missen zou, wanneer men door persoonlijke sympathie verleid, alle schuld slechts aan de eene zijde zou willen zoeken en blind zou wezen voor alles wat aan de andere zijde wordt misdreven. Justitia heeft niet alleen met een rechte weegschaal te wegen, maar ze moet ook geblinddoekt zijn, om zonder aanzien des persoons te oordeelen. Waar eindelijk nog bijkom.t, dat wie als rechter wil optredeii om een oordeel over anderer daden uit te spreken, wel alle zedelijke bevoegdheid daartoe missen zou, wanneer hij zelf zich aan gelijke gruwelen schuldig maakt. Wanneer Rusland heet op te komen voor de zelfstandigheid van Servië, maar wel de Polen en Finnen van hun nationale rechten berooft en aan Turkije zijn hoofdstad poogt te ontnemen; wanneer Engeland bitter klaagt over de tractaatschending door Duitschland, maar zelf Italië en Rumenië poogc te bewegen om een even heilig tractaat van bondgenootschap te schenden ; wanneer Frankrijk heel de wereld door protesten zendt tegen de barbaarsche wijze, waarop de Duitschers oorlog voeren, maar zelf zich niet ontziet om Duitsche nietcombattanten, die hij in zijn koloniën gevangen nam, naar 't imoordendst klimaat van Afrika te zenden, waar ze zonder behoorlijke voeding, van schier alle kleeding beroofd, in de brandende zonnehitte onder het opzicht van zwarte inboorlingen zwaren arbeid moeten verrichten, dan behoeft men hetgeen Oostenrijk tegenover Servië en Duitschland tegenover België deed, nog niet te vergoelijken, wanneer men toch verklaart, dat de protesten van Rusland, Engeland en Frankrijk alle zedelijke waarde missen. En zelfs een natie als Nederland, die gelukkig bewaard bleef om aan dezen wereldoorlog . mee te doen, mag, wanneer ze uit de hoogte oordeelen wil over de gruwelen van de tegenwoordige wijze van oorlogvoeren, wel eerst de handen in eigen boezem steken en zich afvragen, of ons eigen schuldregister geheel blank is en onze soldaten in Indië dan nooit aan zulke «gruwelen* zich hebben schuldig gemaakt.
Maar al past ons daarom bij het uitspreken van ons oordeel groote voorzichtigheid en bescheidenheid, toch mag zeker elke poging om de wetten der menschelijkheid in dezen oorlog meer te doen handhaven, warm door elk Christen worden toegejuicht. Het in den grond boren van de Lusitania, zonder vooraf gewaarschuwd te hebben, met het droeve gevolg, dat honderde passagiers, mannen, vrouwen en kinderen verdronken, schrijnde elk menschelijk gevoel en was een der droefste feiten in dezen oorlog. Of deze passagiers, die na vooraf gewaarschuwd te zijn, atoch aan boord gingen van een schip, dat munitie tot lading had, geen roekeloos spel hebben gespeeld, laten we in het midden. Ze hebben er duur genoeg voor betaald. Ook denken we ér niet aan de schuld alleen op Duitschland te werpen ; Engeland dat in een passagiersschip met duizenden mannen, vrouwen en kinderen aan boord, munitie zich liet toevoeren, heeft niet minder schuld. Maar het feit zelf blijft daarom niet minder schrikkelijk getuigen tegen de wijze, waarop Christennaties den oorlog voeren tegen elkander, en we zijn daarom dankbaar, dat de president van Noord-Amerika met ernst bij Duitschland er op heeft aangedrongen, althans deze wijze van oorlog voeren te staken. Zeker zal het voor Duitschland een groote opoffering wezen, wanneer het, door aan dien wensch gehoor te geven, afstand doet van een der machtigste wapenen, die het in den oorlog tegen Engeland bezit. Waar het toch steeds duidelijker blijkt, dat in dezen oorlog de munitie beslist en Engeland zijn munitie - in hoofdzaak uit Amerika' betrekt, is het voor Duitschland van het hoogste belang, dat het dien toevoer van munitie belemrneren kan. Verbindt Duitschland zich, geen handelsschepen meer te torpedeeren, zoodra er passagiers, aan boord zijn, zonder vooraf gezorgd te hebben, dat deze passagiers veilig ontkomen, dan is feitelijk de actie van Duitschland om dezen toevoer te verhinderen, met lamheid geslagen. Engeland heeft dan slechts, te zorgen, dat op elk schip met munitie bevracht, passagiers aan boord zijn om den veiligen overtocht te verzekeren.
Want waar Engeland aan zijn handelsschepen bevel heeft gegeven om op de Duitsche duikbooten te schieten of ze te rammen, zou voorafgaande waarschuwing voor zulk een duikboot zoo goed als gelijk staan met den ondergang. Dat alles heeft men wel in te zien om een billijk oordeel over deze quaestie te vellen. Het tusschenbeide komen van president Wilson om Duitschland te bewegen van deze wijze van torpedeeren af te zien, zou dan ook nog hooger hebben gestaan, wanneer Amerika tegelijk even krachtig bij Engeland geprotesteerd had tegfcn het vervoeren van munitie op passagiersschepen, of althans van Engeland verkregen had, dat het zijn handelsschepen niet meer wapende of last gaf om de duikbooten te rammen. Maar al draagt deze actie daarom een eenzijdig karakter, toch hopen we, dat Duitschland napr middelen zoeken zal, om aan den wensch van Amerika te voldoen. Het mag daarmede een voordeel verliezen, het zal er door rijzen in de schatting van heel de wereld. En nog liever zou het ons wezen, wanneer het gerucht waarheid behelsde, dat Amerika's president, voor wiens nobel karakter ieder eerbied heeft, tegelijk van deze onderhandelingen gebruik' wil maken om te pogen tot een vrede tusschen Engeland en Duitschland te komen. Hoe langer deze oorlog duurt, hoe schrikkelijker ook de wijze van oorlogvoeren wordt. Duitschland en Engeland zijn beide Christennatiën, waar de Christelijke religie nog hoog in eere is, en die daarom, ook waar ze oorlog voeren, dit op de meest nobele wijze moesten doen. Maar de uitkomst heeft helaas het tegendeel getoond. De strijdmiddelen worden al onmenschelijker. Open steden en dorpen worden met bommen beworpen en alsof het een heldenfeit was wordt vermeld, hoeveel vrouwen en kinderen daardoor gedood zijn. Tegen alle oorlogsrecht in wordt de toevoer van levensmiddelen afgesneden om een bevolking uit te hongeren. Passagiersschepen en visschersvaai tuigen worden in den grond geboord. Zelfs bij de heidensche volkeren buiten Europa ontzet en verbaast men zich over de wijze, waarop Christennatiën elkaar trachten uit te moorden. .Moge-daarom steeds machtiger de stem worden, die onder alle volkeren om herstel van den vrede roept. En ga bovenal uit het midden van Christus' gemeente steeds vuriger het gebed op tot God den Heere: da pacem, geef ons o God des vredes, den vrede weer.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 27 juni 1915
De Heraut | 4 Pagina's