GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Ga in uw binnenste kamers"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ga in uw binnenste kamers"

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ga henen, mijn volk, ga in uwc binnenste kamers, en sluit uwe deuren na u toe; verberg u als een klein oogenblik, totdat de gramschap overga. Jesaja 26 : 20.

Uw persoon leeft naar twee kanten.

Eenerzijds gaat ge uit naar de wereld, en dan beweegt ge u naar hiiiten. Maar anderzijds kunt ge u ook naar de mysteriën des Geestes keeren, en dan beweegt u naar binnen.

Ge kunt u ook in uzelf opsluiten, zoodat ge noch naar buiten in de wereld, noch naar binnen naar uw God u toekeert, maar zulk een zelfopsluiting is toch hooge uitzondering. Zelfs in uren van gedachteloosheid zweven onze gedachten toch meestal naar de wereld uit. En is er onvrede in ons hart, en dorsten we naar vrede, dan keeren we ons als vanzelf weer naar binnen, om in onzen God te vinden, wat de wereld ons wel gedurig belooft, maar nimmer ons geven kan.

Teekenachtig en beeldspreukig als nu de taal der profeten was, spreekt Jesaja van kamers, die om u en ïn u zijn. Zelfs spreekt hij van een volgreeks van kamers, die de ééne al diejjer dan de andere zich naar binnen bevinden, en maken dat ge u in de binnenste van die kamers zoo goed als geheel van 't leven om u heen af kunt sluiten.

In tweeërlei zin is dit bedoeld.

Als 't ware tusschen de wereld en uw hart ligt uw woning en in die woning uw gezin. We kennen daarom al het onderscheid, ja soms zelfs de tegenstelling tusschen ons parriculiere en ons publieke leven. Dat publieke leven beweegt zich dan buiten onze woning op de straten van onze stad, op de wegen van ons land, en in de breede kringen van ons volk. Ons private, ons particuliere, ons persoonlijke leven daarentegen leeft niet buiten, maar binnen in ons huis, in de kamers van dat huis, en het is de deur aan de straat, die hier de scheidsüjn trekt. Zelfs in onze woning is nog onderscheid. Ook in ons huis zijn gangen en portalen, spreek-en ontvangkamers, waarin we ook anderen toelaten. Maar dieper in onze woning zijn de meer verborgen kamers, waarin we alleen de leden van ons gezin toelaten, en waar een vreemde buiten moet blijven. En nog inniger is 't, als ge in uw woning dan nog een klein bid vertrek bezit, waarin ge zelfs voor uw gezin u terugtrekken kunt, om geheel alleen en op u zelf, de gemeenschap met uw God te zoeken.

In dien zin nu spreekt Jesaja Gods volk toe, dat het zich in zijn binnenste kamers zal terug trekken, om geheel van de verleiding en verlokking der wereld, alle aandacht op zichzelf terug te trekken, zijn eigen hart te doorzoeken, zich voor Gods aangezicht te stellen, en in die stille verborgenheid de dubbele vreugde te > 'maken, dat 't woelen en 't rumoer in de wereld ons niet deren kan, we onszelf, onze eigen persoon op de proef stellen en keuren, en alsnu, geheel op ons zelf teruggetrokken, in de stille eenzaamheid den uitgang van onze ziel naar-God . voelen opwaken, en den ingang van God in ons hart in zalige toenadering ervaren mogen.

Gelijk een spons verweekt en bederft, indien ze maar aldoor in het water blijft liggen en het water in zich opgezogen houdt, zoo ook kwijnt ons zielsleven weg, indien het gestadig in het wereldleven verzonken blijft, en rusteloos dit wereldleven indrinkt.

Ons geheel afscheiden van dat wereldleven mogen we niet. Ook óns is in die wereld een taak, een roeping aangewezen. Maar bij het vervullen van die taak moet niet het wereldleven onze ziel, maar moet onze ziel dat wereldleven beheerschen. We moeten er ons gestadig indomüf'cn, maar even dikwijls er ons weer uit terugirci^Kcn. We mogen en moeten de dingen der wereld in ons opnemen, en in ons opzuigen, maar we moeten ze even dikwijls en beslist weer uit onze zielj uitdringen, om weer tot ons zelf te komen en straks ons in onzen God te verliezen. Niet de wereld moet ons beheerschen, maar wij moeten op 't ons toegewezen erf en in den ons aangewezen kring een hooger inenschelijk bedoelen op die wereld doen uitgaan, en als we van den Christus gegrepen zijn, onder de heerschappij van Christus brengen, wat er steeds op uit is, om ons van (Jhristus af te trekken.

Hierbij nu komt 't altoos weer op die ééne zelfde onderscheiding aan, dat we een leven naar buiten.^ en een leven naar binnen hebben, dat ons innerlijk leven dat we in de binnenste kamers van ons bestaan leiden, zich door het leven van buiten niet late vergiftigen, niet late uit zijn verband rukken, en niet late beheerschen, maar juist omgekeerd de van Godswege ons gegeven roeping leere verstaan, om met de uit God in ons vloeiende kracht, den wil Gods aan die buitenwereld op te leggen.

Maar dit nu is juist alleen mogelijk, indien uw persoonlijk leven in uw binnenste een zelfstandig karakter draagt, en ge niet er u in verliest, om een zielloos afschijnsel van uw omgeving te zijn.

In dat zielloos afschijnsei-zijn ligt juist't booze euvel, zóó zelfs dat er lieden zijn, wier vroomheid zelve niet anders is dan een afschijnsel van den vromen' kring waarin ze verkeeren.

Een persoon, een man, een vrouw met eigen zin en bedoelen, van eigen karakter en van eigen daad te zijn, is nu het eenige middel om aan dat ondergaan in 't afschijnsel van uw omgeving te ontkomen, en de kracht hiertoe ligt eeniglijk in uw persoonlijk geloof. Cw ik in u mag niet van was, 't moet van marmer of staal zijn, en het is uw God die dat marmer in u naar zijn beeld en gelijkenis moet behouwen.

Dat ik van staal of marmer in u, heeft zijn woonstede in de allerbinnenste kamer van uw wezen. Daar in die allerbinnenste kamer moet ge uw door het geloof herboren ik telkens bezoeken, en ter verantwoording roepen. Vi'fi uitgangspunt mag niet zijn in de wereld, om uit die wereld naar uw God te verzuchten. Juist omgekeerd moet uw geloof 't uitgangspunt in uw God vinden, om van daaruit de wereld te beheerschen. En daarvoor nu moet ge een telkens zich vernieuwend leven in de binnenste kamer van uw innerlijke existentie kennen.

De heilige roeping: »Mijn volk ga in uw binnenste kamer!« gaat uit tot een ieder die gelooft.

Daarbij echter mag nooit van één - onverbiddelijken eisch worden afgelaten. Ge moet., ja de pabijheid van uw God kennen, alleen maar, gij kunt nooit tot uw God naderen, en het is alleen uw God die naderen kan tot u.

Ge kunt bidden, ge kunt neerknielen, ge kunt uw gedachten naar hooger laten uitgaan, ge kunt uiting van zielsleven naar den Hooge doen opzweven, maar dit alles blijft pogen, zoeken, verlangen, doch het in zielseenheid met uw God verkeeren, is iets wat ge uit uzelf nooit bereikt. Ge kunt geloofsuitgang naar God als uw Vader hebben. Ge kunt in dank en aanbidding u in den Zone Gods pogen te verliezen. Maar bij dit alles blijft de scheiding, en tot waar lij ke gemeenschap voot uw ziel komt 't eerst, als uw geest den Heiligen GeÊst ontmoet. En dit nu is iets, dat niet uit u naar den Heiligen Geest uitgaat, maar u dan eerst en dan alleen overkomt, zoo God de Heilige Geest in genade u tot zijn tempel kiest en wijdt, en in dien tempel van uw hart ingaat.

Onder al uw „binnenste kamers" nu is er één de allerbinnenste, en het is in die allerbinnenste kamer, dat de Heilige Geest zelf persoonlijk ingaat, , om uw geloovende ziel te vinden, te ontmoeten en toe te spreken, te troosten en en u een schat des heiligen levens te doen genieten, die nooit anders dan in dien verborgen tempel van uw innerlijk zielsbestaan u kan toekomen.

Het verschil ligt nu maar hieraan, dat wie pas op den weg kwam, nog in de voorkamer van zijn geestelijke existentie leeft; dat wie vorderde in genade, de binnenkamer van zijn ziel ontsloot; en dat alleen wie geheel in het heilig kindschap opging, ten leste doordrong tot de binnenste kaïTier van zijn verborgen leven, en daar zich den tempel ontsloten zag, waarin de Heilige Geest ook bij hem wilde inwonen.

De op))ervlakkigen, o, ze zijn zoo arm. De ordinaire geloovigen ze gissen van verre niet, wat in (iods zalige nabijheid is te smaken. En alleen zoo ge tot in uw „binnenste kamer" doordringt, e^n u in uw ziel zich een tempei ontsluiten zaagt, is 't udig ook bij u, tot een overloojjend welzalig geworden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juli 1915

De Heraut | 4 Pagina's

„Ga in uw binnenste kamers

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juli 1915

De Heraut | 4 Pagina's