GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Van mijne jonkheid af”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Van mijne jonkheid af”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En het mocht geschieden, wanneer ik van u zoude weg gegaan zijn, dat de Geest des HEEREN u wegnam, ik weet niet waarhenen; en ik kwam, om dat Achab aan te zeggen, en hij vond u niet, zoo zoude hij mij dooden. Ik, uw knecht, nu vreeze den HEERE van mijne jonkheid af. 1 Koningen 18 : 12.

Samuel en Obadja staan aan den eenen kant, David en Paulus aan de andere zijde als dragers van een geheel onderscheiden geloofstype,

Samuel kent den Heere en dient Hem in het Heiligdom van zijn vroegste jeugd af; en ook Obadja mocht getuigen dat hij van zijn jonkheid af in de vreeze des Heeren gewandeld had. Bij David daarentegen komt de bittere val, die in Psalm 51 tot het roepen om gena en tot de bede: sOntzondig mij met hysop«! leidt, en evenzoo bij Paulus werkt altoos na de bittere herinnering, hoe hij in zonde en ongeloof den Christus gesmaad en de gekochten des Heeren vervolgd heeft. David viel in zinlijke zonde, Paulus in geloofszonde, maar bij beiden was 't toch ontzinking aan de geloofsgenade. Altoos de verloren zoon, die eerst afdoolt en tegen den Heilige ingaat, maar straks tot krachtdadige bekeering gekomen, het ootmoedig belijdt: > Vader, ik heb gezondigd tegen den hemel en tegen u, maak mij als een uwer huurlingen*.

En zoo is het nog.

Eenerzijds die velen, die van der jeugd af in de wegen des Heeren gewandeld hebben, en wel zelfbeschuldiging over veel onheiligs, maar dan toch geen afval te beweenen hebben. En naast deze vromen van kindsbeen af, ontmoet ge ook onder ons die geheel andere groep van hen, die eerst vervreemdden aan hun Doop, en 't zij als David in 't aardsche, 't zij als Paulus in 't heilige, zoo bitter uitgleden, en eerst daarna tot krachtdadige bekeering kwamen.

Ook onder ons vindt ge eenerzijds de Samuels en Obadja's, en anderzijds de onheiligen die zondigden als David, of de uitgegledenen in 't geloof die als Paulus zoo bitter afdoolden, maar dan in hun conscientie aangegrepen, tenslotte toch als geloofshelden herboren worden, door een bekeering die 't hart aangreep.

Haast zoudt ge eenerzijds zeggen: Gelukkig de Kerk van Christus die niet anders dan Samuels en Obadja's onder haar leden telt, en toch zoudt ge in uw Heilige Schrift u verarmd gevoelen, zoo de Psalmodie van een David, en de geloofsroep van een Paulus er in werd gemist.

Beide saam maken de gemeente rijker.

Ge kunt ze voor een bloeiend en krachtig geloofsleven in uw kerk schier geen van beide missen.

Ze moeten u omstuwen de stilgeloovigen, die van hun jonkheid af, in de kennisse en in de vreeze des Heere gewandeld hebben. Maar toch ook voelt ge de zegenende aangrijping, die over u komt, als ge een vrouw of een man moogt ontmoeten, die eerst afdreef en afdoolde, en nu tot bekeering gekomen, zoo bezield en zoo warm, onder de bitterste zelfaanklacht, strijdt voor de glorie van onzen Heiland.

Toch altoos past hier voorzichtigheid in het oordeel.

Rijk staat op zich zelf die stille Godsvrucht, die als uit de wieg en van de Doopvont het leven ingaat, en niet door beschuldiging van ontrouw in de conscientie wordt gekweld. Buiten zonde zou 't zoo met allen zijn geweest. Niet anders is 't onder Gods engelen. Van bekeering kan onder de gevallen engelen geen sprake zijn. Die in de Engelen wereld vieï, blijft in aller eeuwen eeuwigheid onder het pordeel. En in het machtige engelenheir, dat thans jubelt voor Gods troon, is nooit zonde gekend geweest. De vreeze Gods vervult heel 't Engelenheir. Van bekeering is geen gewag.

Het is de val, het is het insluipen der zonde, het is de demonische vergiftiging van ziel na ziel, die tot een doorbreking en afdoling in zinnelijke zonde en in geloofsdwaling geleid heeft; en zoo die breuke ook na den Doop doorwerkt, is 't alleen een aangrijpende, heel de ziel omzettende bekeering, die de eens verloren ziel weer in Gods heilige tente kan inleiden.

Maar vergeet nooit, dat ook wie van der jeugd af in de vreeze des Heeren voort mocht wandelen, bloot staat aan 't zeer ernstig gevaar, om zich op de voortreffelijkheid van zijn weg te gaan beroemen. Ge ziet 't Jn de gelijkenis van den Verloren Zoon. Die verloren zoon had een broeder. Die broeder was nooit ernstig uitgegleden, en had van kindsbeen af ongestoord in de vreeze des Heeren gewandeld; maar zie nu zijn zelfverheffing. Hij misgunt zijn teruggekeerden broeder, dat 't gemeste kalf te zijner eere geslacht werd. Hij zelf was toch van der jonkheid af zoo braaf, zoo vroom geweest. Wat maakte nu dat zijn zoo diepgevallen broeder hem hierin voor moest gaan, ook al was op zichzelf diens bekeering verblijdend.

En ditzelfde nu vindt men gedurig. Die velen die van kindsbeen af in de vreeze huns Gods wandelen mochten, neigen "er zoo licht toe, om er zich op te verheffen, en om, in verband hiermee, die veel opspraak makende bekeering van hem die vroeger uitgleed en viel, te wantrouwen.

Dit kweekt dan hoogmoedige zelfzucht. Een neerzien op wie eerst later tot de waarheid overboog. Een stilzitten in zelfgenoegzamen vrede, zonder op 't vangen van zondaren bedacht te zijn.

Helaas, ook die stille vromen zijn niet als engelen in den zaligen hemel. Ook hun kleeft de nawerking van het egoïsme nog aan. En dit egoïsme, die zelfzucht in het vrome besef, kan zoo giftiglijk werken.

Maar even ernstig gevaar dreigt aan de andere zijde.

Wie verre van Christus afdoolde • op zedelijk of op geloofsgebied, en dan toch eindelijk door krachtdadige genade aangegrepen, stilstond op zijn weg, zich diep in zelfaanklacht verootmoedigde, en weer opstond om tot zijn Heiland te gaan, en zich bekeerde, kan er evenzoo toe neigen, om in eigen bekeering het eenig ware te zien, aan de stille geesten te verwijten, dat zij althans zulk een hartaangrijpende en heel de ziel omzettende bekeering nooit ge kend hebben, en het nu wel niet openlijk, maar dan toch bedektelijk te doen voorkomen, alsof zonder zulk een publieken ommekeer van heel 't leven, het geloof in zijn echtheid verdacht blijft.

Van daar komt dan de grondfout van het Methodisme, die zeer in 't oogloopend ook in het Leger des Heils nawerkt, om aan Christus Kerk de meening te willen opdringen, alsof toch eigenlijk alleen' zulk een plotselinge bekeering den weg tot eeuwige heerlijkheid ontsloot. Iets wat van zelf het stille geloofsleven, dat van jongs afin de gedoopte kinderen zich ontplooien kan, als niet genoegzaam onderschat.

Noch aan die egoïstische neiging der stille vromen van kindsbeen af, noch aan die heroïeke aandrift der eerst afgedoolden en pas later bekeerden, mag daarom toegegeven.

Zal Christus Kerk bloeien, dan moeten beide krachten in het midden der Gemeente openbaar worden. Er moet zijn de schare uit de vromer, stiller kringen die reeds van der jonkheid af in de vreeze des Heeren wandelen, maar er moet ook zijn het aangrijpend intermezzo van wie eerst verdoolden en afdoolden, en nu voor aller oog worden omgezet in geloofshelden; en die alzoo het geloofsleven in heel de Gemeente komen verwakkeren.

Het is het tweevoudige werk van den Heiligen Geest. Eenerzijds het stille kweeken van 't heilig plantsoen, en anderzijds het machtig besnoeien en dan weer enten van het plantsoen dat verwilderd was.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 juli 1915

De Heraut | 2 Pagina's

„Van mijne jonkheid af”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 juli 1915

De Heraut | 2 Pagina's