Leestafel.

1. EVANGELISATIE-BIBLIOTHEEK. — J. N. VOOR­ HOEVE, 'S-GRAVENHAGE.

Gaarne vestig ik hier de aandacht op deze nieuwe onderneming.

De Haagsche uitgever stelt er zich mee ten doel, tegen geringen prijs, de inteekenaren op zijn BIBLIOTHEEK in staat te stellen christelijke lectuur, die geschikt is voor Evangelisatie, te verspreiden.

De jnteekenaar ontvangt dan in Januari, Mei en October, dus driemaal in het jaar, goed verpakt en franco per post, één groot en eeiiige kleinere werkjes en een aantal traktaatjes. Alles, gelijk van deze Firma niet anders te verwachte» is, in beslist christelijken geest.

De eerste Jaargang loopt reeds.

In'Januari 1.1. werd verzonden: ONDER HET KBUIS. SCHETSEN UIT HET LEVEN. Een boek van 224 bladzijden, in fraaien band met gouddruk. De 12 schetsen, die hier een onderdak vonden, zijn bijzonder geschikt om door kranken te worden gelezen. Verder BESLISTHEID, een Lezing door J. N. VOORHOEVE en GEÏ.OOFD ZIJ JEZUS CHRISTUS, een schoon gedicht van den bekenden schrijver A. LUKKIEN. Eindelijk een getal traktaatjes, met goed geteekende plaatjes en pakkenden inhoud.

kenden inhoud. Uit wat ik van de E. B. onder de oogen kreeg, kan ik haar als hulpmiddel bij den Evangelisatiearbeid aanbevelen.

De winst, die deze onderneming mocht afwer. pen, zal door den Uitgever geheel voor het EvangeUsaüe-werk worden besteed.

2. J. VAN 'T LINDENHOUT. LICHTSTRALEN AAN MIJN LEVENSAVOND. *fenelpersdruk der Weesinrichting te NEERBOSCH.

ï'tWas op verzoek van eenige vrienden, dat ik 't een en ander mededeelde over hen, die ons in den arbeid onder de weezen terzijde stonden en die ons in dien arbeid steunden».

Düs schrijft de heer VAN 'T LINDENHOUT in het SLOTWOORD van dit zijn mooi gedrukt en keurig gebonden boek.

' Met dien éénen volzin uil zijn SLOTWOORD kenschetst hij heel zijn boek. Hij spreekt er weinig in óver zichzelf, maar des te meer ovei de twee rubrieken van vrienden waarop hij in dien volzin doelt en die hij in het werk zelf dan nog nader aanduidt.

Nader aanduidt als zijn medearbeiders in en zijn medearbeiders buiten de Stichting waaraan zijn naam verbonden is. i d g

En wat hij van die twee rubrieken van medearbeiders mededeelt, heeft hij 1 JCHTSTRALEN AAN MiijN LEVENSAVOND betiteld.

»Ja, Lichtstralen aan den Levensavond, dat waren mij die herinneringen aan zoo veel broeders en zusters, die mij in den arbeid steunden«. »Lichtstralen aan den Avond, zoo kwamen mij die herinneringen voor. 't Is mij of ik allen en alles zie, overtogen en overgoten door den rossen gloed van de ondergaande zon op een schoonen herfstavond».

Düs geeft hij in zijn SLOTWOORD óok rekenschap van den door hem voor zijn boek gekozen titel.

Op zijn van ouds bekende, gezellige wijze van zeggen en schrijven, vertelt hij dan eerst, doch heel kort m; iar, van hel ontstaan van zijn werk voor de weegen.

Van hoe hij, toen hij Evangelist te NIJMEGEN was, na van MULLER en diens werkzaamheden voor de arme weezen in ENGELAND te BRISTOL te hebben gelezen, er in 1863 mee begonnen is. Begonnen in zijn huis te NIJMEGEN, waarbij en zijn vrouw op 30 October de eerste, spoedig daarna de tweede wees_ ontvingen, en waarin zij er op Januari van 1864 drie hadden. Een drietal dat, een jaar later, reeds tot een 30-tal was geklommen.

En ook vertelt hij nog van hoe, toen het huis in NIJMEGEN te klein werd, hij een stuk land in de nabijheid ten geschenke ontving waarop het eerste weeshuis werd gebouwd, en eindelijk vertelt hij dan de wordingsgeschiedenis van het Weezendorp te NEERBOSCH.

IHt alles is echter maar de omlijsting voor wat in dit zijn boek het eigenlijke is, de persoonlijke herinneringen aan zijn medearbeiders zoo in als buiten zijn stichting.

Wat de eerste groep betreft, vertelt hij van H. BLOEMENDAAL, den eersten Hoofdonderwijzer aan de Weezenschool; van P. G. VAN IJ PEREN, den Mr. Timmerman en vele anderen ; verder van de bestuursleden der Weesinrichtirig, o. a. van de heeren HOOGEVEEN en VAN LIMBURG STIRUM. Ook de medearbeidsters, zooals MEJ. SIPMAN en de Ziekenmoeder MEJ. MONTEZAAM worden herdacht. •

Wat de tweede groep betreft, hoofdstuk XVHI, met als titel: »Van Broeders en Zusters, die buiten de Weesinrichting woonden en toch onze Medearbeiders waren», zou het, als bij de eerste, hier te veel plaats innemen, indien ik alle noemden, die de Schrijver daarin met groote dankbaarheid herdenkt. Ik wil daarom slechts bepalen tot VAN 'T LINDENHOUT'S herinneringen aan Ds. N. DE JONGE, DS. C. S. ADAMA VAN SCHELTEMA, den heer W. HOVY, DS. JB. MOUUJN en DR. J. OTTE.

Met name in het piëteitvolle stukje dat tot opschrift heeft: MIJN VRIEND W. HOVY, (p. 218—223) toont de auteur zijn talent voor persoonsbeschrijving. Dat over DR. OTTE, (p. 223—233) zal door de vele vrienden van onzen landgenoot, die als zendeling-arts in CHINA, zooals VAN 'T L. schrijft, »in de provincie Amoy een apostolische zending vervuld en mei grooten zegen gearbeid heeft", — met belangstelling worden gelezen.

Het boek draagt een vrij intiem karakter. Herinneringen van een oud man aan wie hem toen hij nog in de volheid van zijn kracht stond, hebben gesteund in wat hij zich tot zijn levenstaak had gesteld.

Toch heeft de heer VAN 'T LINDENHOUT goed gedaan deze herinneringen te publiceeren.

Zijn medearbeiders en arbeidsters zijn uiteen generatie van mannen en vrouwen, voor wie öf de nacht waarin niemand meer werken kan, reeds is gekomen öf voor wie, als voor hem zelf, de. levensavond reeds verre is gedaald.

Aan hen ook anderen, ook het geslacht dat hun arbeid voortzet", te doen gedenken, en wel zóó als van 'T LINDENHOUT met zijn nog ongerepte gave van uitbeelding dat vermag, kan voor dien arbeid zoo bezielend werken.

Daarbij komt, dat de arbeid van den heer VAN 'T LINDENHUOT en zijn medestanders op het gebied der ChristeUjke philanthropic, indien men zich even indenkt wat er van de duizenden kinderen aan wie dit werk der barmhartigheid ten goede is gekomen, zou zijn geworden indien het eens niet aan hen ware besteed, ook uit een sociaal oogpunt de waardeering van heel ons volk verdient.

Tot die meerdere waardeering, niet minder dan tot de bezielde voortzetting van dien arbeid, kan de publicatie van deze LICHTSTRALBN zeer zeker dienen. Terecht heeft de Schrijver zijn boek dan ook opgedragen »aan de »Vrienden der weezen en aan de weezen, die in de Stichting te Neerbosch verpleegd werden.*

En eindeüjk nog iets, waarom ik de publicatie dezer LICHTSTRALEN, die den auteur zelf, zooals hij schrijft, »schoone uren hebben doen doorleven» (p. 273), van harte, begroet. Hij spreekt in dit zijn boek, zooals ik in den aanvang zei, weinig van zichzelf. Maar in dat weinige kornt zoo weldadig-aandoend uit èn zijn geloofsvertrouwen op Gods uitredding uit die vele xiooden toen in den aanvang aan geld en goed nog schier alles ontbrak, èn zijn kennelijke gebedsverhooringen als de Heere »dan juist gaf wat noodig was».

3. JAARBOEKJE TEN DIENSTE VAN DE CHRISTE­ LIJKE JONGELINGSVEREENIGINGEN IN NEDERLAND vooR 1916. Samengesteld door Ds. J. E. VON-KKNBERG en JAC. VAN OVERSTEEG. Bureau van Uitgave te Zwijndrecht.o

Behalve alles wat tot een welingericht jaarboekje in het algemeen behoort, bevat dit boekje alles wat op de Jongelingsvereenigingen onder het Protestantsch-Christelijke Nederland betrekking heeft. Hoewel als Jaarboekje een nakomerlje, is het, naar ik vernam, reeds uitverkocht. Uit de STATISTIEK, die het van den NEDERL. BOND VAN JONGELINGSVEREENIGINGEN OP GEREF. GROND­ SLAG geeft, blijkt, dat bij dezen Bond zijn aangesloten 652 Vereenigihgen en dat het getal leden 13903 bedraagt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen