GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De kinderen des Verbonds.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kinderen des Verbonds.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXIII.

Na zoo de rijke verbondsgedachte, die. als een gouden draad door heel het Oude Testament heen loopt, te hebben nagegaan, komen we thans tot de vraag, , .of het verbond met Abraham opgericht en de belofte.. in dit verbond aan zijn zaad gegeven, - alleen gold voor Israel, dus slechts tijdelijk , van aard was en met de nieuwe bedeeling van het genadeverbond is. afge.schaft, dan , wel nog altoos geldt, voor ons en onze kin-" deren. •••], '^^^fi-.-•

Dit toch is de ear& . quaestionis, . de: pil, waar. heel het vraagstuk van den kinderdoop om draait, De tegenstanders van den kinderdoop beweren, dat dit verbond met Abraham gesloten, alleen op Israel betrekking had ; dat in dit Israëlitisch verbond het metterdaad voor alle dingen er op aan kwam, of men naar den vleesche uit Abraham was geboren en dat.daarom het teeken der besnijdenis aan de kinderen van Israel gegeven werd. Maar, zoo zeggen ze, onder het Nieuwe Verbond is dit geheel anders geworden. De groote waarheid, die de Apostel in den brief aan de Hebreeën predikt, is juist, dat dit oude verbond met Abraham vervangen is door eeij sbeter verbond* hetwelk »in betere beloftenissen bevestigd is* (Hebr. 8 ; 6) en na er op gewezen te hebben, hoe God de Heere reeds in Jeremia 31 : 31 enz. beloofd had een nieuw verbond te zullen oprichten, , leidt de Apostel daaruit . af, dat God het eerste verbond dus te niet heeft gedaan; . »dat nu oud is gemaakt eo verouderd, is de verdwijning nabij* (Hebr.. 8:13).. Met welk recht, zoo vraagt men, beroept ge u dan op di't oude en yerour derde verbond, dat nu al lang verdwenen en afgeschaft is? En die vraag klemt schijnbaar te meer, omdat metterdaad, , wanneer we van het Oude naar het Nieuwe Testament overgaan, we den indruk .ont-, vangen, alsof heel de verbondsgedachte, die vroeger voor Israel gold, nu wordt te niet gedaan.. Moesten onder Israel de kinderen.; besneden worden als teeken van Thet verbond, , nu wordt verklaard, dat deze.besnijdenis geen kracht meer heeft en wordt aan deze besnedenen op volwassen , leeftijd dq. doop der bekecring bediend om in te gaan in het. Koninkrijk der hemelen.. Was voor het oude Israel een der hefrlijkste gedachten, dat ze het zaad van Abrahjam vvaren, nu komt Johannes de Dooper met de prediking: meent niet bij u zelven, te zeggen: ij hebben Abr^iham tot benen vader, want ik zeg u, dat God zelfs uit deze steenen Abraham kinderen kan.verwekken* (Matth. 3 : 9). En nog sterker laat Christus zelf zich 'uit. Want als de Joden tot hem zeggen: wij zijn niet geboren uit hoererij, wij hebben eenen vader nl. God«, dan antwoordt de Heere Jezus hun: Indien God uw vader ware, gij zoudt mij liefhebben. Gij zijt uit den vader, den duivel en wilt zijne begeerten doen« (Joh. 8 : 41, 42, 43). Tenvijl onder het Oude verbond zelfs de kinderen der afgodische Israëlieten nog kinderen Gods worden genaamd, worden dejodennu niet alleen door Johannes den Dooper (Mattfa. 3 : 7) maar evenzeer door Christus «adderen^ gebroedsels« genaamd (Matth. 12 : 34). Heel het nieuwe Testament predikt ons dè groote waarheid, dat alleen »zoovelen.Chris-_, t'us hebben aangenomen, hij dien macht heeft gegeven kinderen Gods genaamd te wordeni en die in zijnen naam gelooven, welke niH uit den bloede, noch uit den wil des vleesches, noch uit den wil des mans, maar tiit God geboren zijwi i^oh.. 1 : 12, 13). Tot Nicodemus, een geboren Israëliet, een kind des verbonds dus, zegt Christus, dat hij wederom moet geboren worden, om in het Koninkrijk Gods te kunnen gaan (Joh. 3 : 3S.).. Vooral de Apostel Paulus Jegt daarop telkens nadruk tegenover het ver: rouwen, dat de Joden op hun besnijdenis en afkomst uit Abraham .stelden.; : oQ schrijft hij aan de Romeinen : .^»die is niet een Jood, die het in het openbaar is^ .nbch die is de besnijdenis, die het openbaar is in het vleesch, maar die .is een jQod» die het in het verborgene is, en de besnijdenis des harten in den geest, niet in A& lettej-, is de besnijdenis" (Rom. 2 : 28, 29); aan de Galatiërs roept hij toe: want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis eeliige l< racht noch voorhuid, maar een nieuw schepsel" (Gal. 6:15) en tot de Philippenzen zegt hij, dat »wanneer iemand meende te .betrouwen in het vleesch, hij zelf nog veel meer had, waarop'hij dan in het vleesch betrouwen kon, want dat hij besnedeii w^s ten achtsten dage, uit het geslacht van Israel was enz, , maar dat hij dit alles, dat hem gewin was, om Christus, wil schade had geacht." (Phil. 3:4, 5 en7.), ..

De ernstige beteekenis van deze feiten en uitspraken uit het Nieuwe Testament, waarop men zich beroept niet alleen om daarmede den kindeirdoop, maar ook om de verbondsbesehouwing van het zaad der geloovigen te bestrijden, wordt door ons dan dok allerminst ontkend. Al ^houdt men vast, op de gronden, dat wé; nadfer ontwikkelen zullen, aan dé eenheid ° van het Genadeverbond onder Oud en Nieuw Testament, toch neemt dit niet weg, d^t de vpfm en bedeeling. van dit Qeha^.êverbond thans ee-n geheel andere ; g.ewórdenis dan onder het Oude TestaménttNiet alléén doordat h^ teeken deis verbonds, : de

leöfe, .-VDot ons is afgeschaft etivefvaugeri is - door het saerafflent van den doop, , maar het verbond zelf ondergaat eea-verandering. Het was onder het Oude ïestameat met Israel als volk opgericht, met de vleeschelijke nakomelingen van Abraham, en dit verbond met Israel is verbroken, nadat Israel den Christus Gods verworpen had. In plaats van het vleeschelijke Israel treedt nu het geestelijke Israel, in plaats van het Jodendom de Kerk van Christus, die het ware Israel is. Te beweren, dat de Joden nog altoos in het uitwendige genadeverbond staan, is dan ook in strijd met wat de Apostel in Gal. S ons leert, dat de dienstmaagd met haar zoon, d. w. z. Jerusalem dat dienstbaar was met hare kinderen, is uitgeworpen en haar plaats heeft moeten afstaan aan Jerusalem dat dovtK is, hetwelk is ons aller moeder. Niet de zoon die naar het vleesch uit de dienstmaagd (d. w. z. het aardsche Jerusalem) maar' de zoon, die uit de vrije (het heinelschè Jerusalem) naar de belóftenis geboren is, is het ware zaad van Abraham. Deze overgang van de Israëlitische bedeeling in de bedeeling der Christelijke Kerk, bracht daarom van zelf mede, dat ook de Israëliet, die besneden was, op volwassen leeftijd nog gedoopt moest worden. Zonder dat kon hij geen lid worden van de Christelijke Kerk; hij stond in dat opzicht volkomen met den heiden gelijk. Dat Johannes de Dooper en daarna Christus' discipelen niet alleen de volwassen heidenen, maar evenzeer de volwassen Israëlieten gedoopt hebben, behoeft dan ook niet te bevreemden. Bijden overgang van de bedeeling kon dit niet anders. Christus zelf, na als kindeke besneden te zijn, d. w. z. in Israel te zijn opgenomen, heeft daarom als volwassene den doop moeten ontvangen, niet omdat die doop voor hem éen doop der bekeering of van de afwassching der zonden was, wat bij hem, den Heilige natuurlijk ondenkbaar is, maar om aldus alle gerechtigheid te vervullen. Hij die het Hoofd en de Middelaar was van het betere verbond, de Koning in het Koninkrijk der hemelen, moest aldus zelf in dit nieuwe verbond worden opgenomen.

En evenmin betwisten we, dat de ernstige waarschuwingen, die Johannes de Dooper, Christus en de Apostelen tot de Joden in hun dagen hebben gericht om niet te betrouwen op hun afkomst uit Abraham en op de besnijdenis, een blijvende beteekenis hebben vaor de Kerk van Christus. Nieuw ^ waren deze waarschuwingen dan ook niet, want onder het 'Oude Verbond komen zê eveneens voor. Mozes had Isrïael al gewaarschuwd, dat de uitwendige besnijdenis niét voldoende is, want dat hét voor God den' Heerè bovenal aankomt op de besnijdenis des harten (Deut. 10 : 26). Wanneer Israel, dat aan Gods verixind ontzonken is, . toch roemen wil.' Des Heeren tempel, des Heeren terilpei, des Heeren tempel zijn wij«, dan komen de profeten onder Israel even ernstig het volk waarschuwen, dat deze vleeschelijke afkomst niets baat: Zijt gijlieden Mij niet 'als de kinderen der Moren, o kinderen Israel, spreekt de Heére, en al heb Ik u uit Egypte opgevoerd, heb ik niet evenzeer de Philistijnen uit Kaphtor en de Syriërs uit Kir opgevoerd? » (Amos 9 : 7). En als Israel, dat God niet dienen wil. God toch zijn Vader en Heere noemt, dan vraagt God de Heere het: een zoon zal den vader eeren en een knecht zijnen heer; ben Ik dan een vader, waar is mijne eere, ben Ik éeh heer, waar is mijn vreezë? « (Maleachi 1 : 6). Het Genadeverbond loopt altoos gevaar door ons veruitwendigd te worden, en aldus een vorm te worden, waaraan het wezen ontbreekt. Daartegen is onder de Oude Bedeeling reeds telkens de roepstem der profeten uitgegaan. En dat bij Christus en de Apostelen dit nog sterker en krasser geschiedt, is alleen, omdat dit gevaar in hun dagen nog grooter was geworden, nu Israel uitwendig trouw was, en schijnbaar Gods vérbond hield, maar in werkelijkheid van Gód was afgeweken en op het vleesch vertrouwde. Het gevaar, dat in een eenzijdige verbondsprediking ligt, is thans nog even groot als het dit eertijds voor Israel was. Wie er op betrouwt, dat hij uit geloovige ouders geboren is en al« kind door den doop in de Kerk is ingelijfd, maar zonder dat er waarachtige godsvrucht in zijn hart is, misbruikt de verbondsleer, en moet daarom even ernstig gewaarschuwd worden als de Israëlieten in Christus' dagen. Daarin ligt de blijvende betcekenis van deze uitspraken in het Nieuwe Testament, waarop men zich beroept. Ze bewijzen niet, dat de verbondsgenade en belofte voor onze kinderen niet gelden zouden en met de Nieuwe bedeeling zijn afgeschaft, maar ze waarschuwen ons tegen een onjuiste en verkeerde opvatting van deze belofte. Alle beloften Gods zijn alleen in Christus Jezus Ja en Amen, en wie Christus niet met een geloovig hart aanneemt, heeft daarom aan deze beloften geen deel. De doop mag het bad der wedergeboorte zijn, maar alleen wie uit den Geest wedergeboren is, gaat in in het Koninkrijk der hemelen. In de prediking mag dit element daarom nooit gemist worden; anders scheidt men, wat God in Zijn Woord vereenigd heeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 mei 1916

De Heraut | 4 Pagina's

De kinderen des Verbonds.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 mei 1916

De Heraut | 4 Pagina's