GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

DR. J. C. DE MOOR. GENADE VOOR GENADE. Predikatiën voor de Christelijke vierdagen. J. H. Kok — 1915 — Kampen.

Door een zonderlingen samenloop van omstandigheden is deze preekbundel, reeds verschenen op het eind van 1915 toen DR. DE MOOR, thans predikaat van AMSTERDAM, nog in DEN HAAG stond, hier niet door mij besproken. Met het oog op den aanvang van het «kerkelijk jaar« met zijn «vierdagen» van Kerstmis, Oud-en Nieuwjaar, Paasch-en Pinksterdagen, acht ik, dat zoo ooit, thans het moment gekomen is om van deze mijn zonde van nalatigheid, tegenovet den maker dezer preeken begaan, te vieren. Zij toch behooren, zoo - wegens haar inhoud als vorm, tot die producten op het gebied der gereformeerde preeken-literatuur, dat het zwijgen er over in een blad als DE HERAUT allesbehalve goud zou wezen, en daarbij zijn. deze preeken van zoo blijvende waarde, zijn ze zoo weinig als > de diertjes van één dag», dat ze eerst te bespreken, ook nadat ze al een jaar het licht hadden gezien, "hoe nalatig-dat ook zij, toch nog niet te laat Is. o

•Het zijn er een-en-twintig. .

Een Adventspreek, drie Kerstpreeken, een voor Oudejaarsavond en een voor Nieuwjaarsmorgen. Verder zeven preeken voor de lijdensweken met een voor den goeden Vrijdag. Dan drie voor Paschen, een voor Hemelvaartsdag en eindelijk drie voor Pinksteren

»Predikatiën ivoor de christelijke vierdagen» noemt DR. DE MOOR ze.

Het gebruik van het woord «predikatie» voor preek dunkt mij niet navolgpnswaardig 5 doet mij, in zijn ietwat opzettelijke zwaarwichtigheid, altijd denken aan het praten van dat oude kerkeknechtje over zijn het-bevroren-kerkpad-bestrooid-hebben met assche. Daarentegen dunkt mij het gebruik van „vierdagen» bijzonder gelukkig ; een tegemoetkomen aan het oude bezwaar van sommige onzer Geloofsgenooten tegen de kerkelijke «feestdagen", omdat die dan toch maar inzettingea van menschen zijn. In „vielen" iiiiineis zit, men deukc aan het „dat ik 'alle dagen mijns levens van mijne booze werken viere" uit onzen CATECHISMUS, niet meer dan de gedachte aan „aflaten", „nalaten". Alzoo is een vierdag een dag, waarop men eens aflaat van het bezig zijn in de dingen van den tijd, om des te beter te kunnen gedenken de dingen der eeuwigheid; 'n eens rusten, 'n verademen, zoo noodig met name voor de werkers op het gebied der materieele cultuur, van hun al maar geestdoodenden arbeid verrichten. Zeker, het al onze levensdagen vervuld zijn met eeuwigheidsgedachten ; „het eeuwig-zijn in ieder oogenblik"; het ten allen tijde zich indenken en invoelen in de heilsfeiten van het Christendom; het lederen Zondag en lederen werkdag in zijn bewustzijn hebben de Christenheid gedenkt wat op Kerstmis, Goeden Vrijdag, Paschen en Piriksteren, als de vierderlei - verbijzondering van de ééne Godsdaad ter onzer zaliging — het ware te wenschen.

Dan, zelfs voor DAvm bleef het „alle de dagen zijns levens te mogen verkeeren in het d Huis des HEEREN", niet meer dan een onver­ h vulde , begeerte. Ik kan dan ook niet in het v houden van de Christelijke vierdagen, zelfs niet s in het houden van den, in het teeken der o Gemeene Gratie staanden Oudejaarsavond en o Nieuwjaarsmorgen, een aanwijzing van het inzin-v ken, verbasteren of verworden van Calvinistisch e leven zien, en het doet mij genoegen, dat DR. w DE MOOR het er bUjkbaar ook niet in ziet.

Als hoofdtitel voor zijn bundel koos hij t GENADE VOOR GENADE.

Met: »Een-en-twintig preeken" en er bij «voor de christelijke vierdagen" hadhet óokafgekund. Maar ik weet bij ervaring, Jat heeren Uitgevers, die zich aan preeken wagen, aandringen op het voorzien van het dak, waar die preeken onder gebracht worden, van 'n mooi, liefst pakkend opschrift. Ik vermoed, dat DR. DE MOOR door dezen drang van-den heer DE KOK, aan wiens „dringend verzoek", naar hij zijn lezer mededeelt, ook „de bundel zijn ontstaan dankt", zich heeft laten bewegen dit zijn „werk van een titel te voorzien. Dan, hoe dit zij, de niet opzichtige, aan het vierde Evangelie ontnomen titel mag een gelukkige keuze heeten.

En nu de preeken zelf. d n

Niemand fminder dan VAN OOSTERZEE heeft eens gezegd, dat een preek, die overal goed is, nergens deugt. h p

Het wil mij, met allen eerbied voor den grooten homileet, voorkomen, dat deze uitspraak toch niet onwedersprekeUjk is, en daartoe meen ik te kunnen verwijzen naar deze preeken van DE MOOR. C l a e t

Zeker, als in 'n mensch-leven kunnen er ook e in 'n Gemeente-of wilt u liever, 'n Kerk-leven d van die heel singuliere dingen gebeuren, die met wat elders gebeurt schier niets geen over­ d eenkomst meer hebben, en een preek die, door v Wet en Evangelie dat gebeuren belicht, is dan w alleen d^r goed en zou nergens elders deugen. k

Maar tot dit genre van preeken hooren deze 21 niet. , „ w z

Naast het zooeven omschrey«ne staat dat an­ k dere genre van preeken, die wel op een be­ l paalden tijd, zoo niet op alle, dan toch op vele d plaatsen goed zijn, doch op een anderen tijd H nergens deugen. Zoo herinner ik mij een geval, w dat mij, nu enkele jaren geleden, als toen onlangs gebeurd, werd medegedeeld, 'n Broeder v der Gemeente zag zich op 'n Zondag-morgen i ongedacht en onverwacht tot «preek-lezen" ge­ g roepen. Hij snelt uit de kerk naar huis en grijpt, om althans op het stuk der Leerstellig­ d heid sekuur te wezen, uit zijn oude schrijvers d een preek-bundel van een onverdacht rechtzin­ r nig theoloog der I7e eeuw. Nu was die preek w 'n stijdpreek", en wel uit den tijd toen voor b ons land de 2e Engelsche oorlog dreigde. De g «lezer" zelf begon dat onder zijn lezen wel zoo b langzamerhand te begrijpen, maar het grootste n deel zijner hoorders kreeg en behield den in­ v Z i druk van den aanstaanden nood en verliet noodeloos verschrikt en beangst dien morgen het kerkgebouw. Deze'preek, omstreeks 1665 in ons land overal goed, deugde op het einde der 19e eeuw, althans in ons land nergens.

Onder dit genre zijn DE MOOR'S preeken, al zijn ze ook bestemd voor bepaalde, telken jare terügkeerende dagen, echter ook niet te brengen. •

Maar ook zijn ze niet van het genre, dat naar het mij toeschijnt beneden die twee andere" staat en dit is het genre hetwelk VAN OOSTERZEE op het oog had.

'n Genre van preeken met welke men in algemeenheden blijft. Die overal en altijd kunnen gehouden, maar juist daarom voor hier en nu niet deugen. Daaropder vallen zelfs die preeken waarbij men nfet een lekst voor den hoorder in goed licht stellen, doch zonder ook den hoorder in het licht van den tekst te stellen, meent te kunnen volstaan.

Half verhandelingen, half preeken.

Maar, omdat zij niét berekend zijn op wat 1 'n hoorder, uit een bepaalde omgeving en in H een bepaalden tijd voor de toepassing van de j waarheid op en de aanvaarding van de waarheid g door zijn arme zondige ziel noodig heeft, zijn N deze preeken van hét derde geslacht dan ook b onvruchtbaar.

En niet geringe verdienste nu van DE MOOR'S b preeken is, dat ze tot een heel ander, een ia s onze Gereformeerde kerken al meer beoefend i genre behooren. n

Deze preeken, die toen zij op de christelijke vierdagen, werden uitgesproken, goed waren voor de Gemeente van DEN HAAG, deugen, nu zij in druk zijn vastgelegd, ter lezing op de christelijke vierdagen, osk in Gereformeerde kerken en in de .binnenkamer of op het krankbed van gereformeerde christenen of christelijke gereformeerden van onzen tijd.

Want zij zijn niet slechts samengesteld met al die hulpmiddelen waarover de man van d theologische eruditie beschikt, maar weten met den belichten tekst den weg te vinden tot de a harten van de menschen van ónzen tijd.

En zoo wordt er, ik zei het reeds met zooveel woorden, in onze gereformeerde kerken, meer gepreekt!

Toch presteert DE MOOR, krachtens het hém eigene, in de beoefening van dit genre iets heel bijzonders. W b Z n

Ik wil dit laatste verduidelijken aan de eerste preek uit den bundel, en wel aan die over Mattheus 1 : 18—-25.

Zij is de Advents-preek, heeft als opschrift de, uit vers 20 gegrepen, toespraak van den engel tot Maria's man, met wien zij ondertrouwd was, JosEF, GIJ ZONE'DAVIDS! en als thema: DE FIGUUR VAN JOSEF. Of het nu met dat thema heelemaal in den haak is, laat ik ter beslissing over aan de homiletici van professie en bepaal mij liever tot den inhoud van de preek.

En dan is allereerst dè INLEIDING, zij moge, naar de regelen der kunst, in verhouding tot den omvang der preek, te lang zijn, met haar analogie. b s die zij trekt en uitwerkt en in de preek telkens laat doorklinken, al terstond een greep, die van meer dan gewoon inzicht getuigt in wat ik zou willen noemen, het organisme der Schrift. De overeenkomst tusschen het: De geboorte van Jezus Christus was nu aldus» uit Mt. 1 : 18 en het «Dit zijn de geboorten des hemels en der aarde als zij geschapen werden» uit t Genesis 2 : 4.

Na deze inleiding wordt dan de FIGUUR VAN JOZEF, «-zooals de H. Geest die naar voren brengt als een tegenbeeld van de wording der wereld, bezien om te verstaan wat zij ons leert aangaande het wezen der herschepping.» Daartoe wordt uit den tekst nagegaan, hoe Jozef werd verontrust, vertroost, verlost.

De preek wordt nu 'n «synthetische homilie, » wat zeggen wil, dat in ieder deel een stuk verklaring met een stuk toepassing is verbonden.

In JOZEF VERONTRUST wordt dan de situatie waarin JOZEF tegenover zijn MARIA verkeert, zoo echt menschkundig, zoo zielkundig juist, en daarby met niet geringe belletristische vaardigheid, geteekend. De vraa^ wordt opgeworpen en voldoende beantwoord: «Waarom Maria niet sprak? » Waarom zij haar JOZEF het raadsel niet oploste. Bijzonder trof mij dat bij ]07.-s, v wijzen op die «slingering «ijner ziel» waar vs 18 van spreekt. En de beelding van den jongen man en de jonge vrouw in de zonderlinge verhouding waarin zij - tot - elkaar staan, biedt u een visie. En dan klinkt op eens weer dóór de analogie tusschen schepping en herscnepping.

Aan JOZEF VERONTRUST doet de prediker verstaan het verschil tusschen beide. Bij de schepping wordt al. grooter de rust naar mate zij meer zich ontplooit, en : «In de herschepping is het niet zoo, omdat dan een nieuw beginsel tegen het oude gaat indruischen en alles in beroering brengt.» Zoo bij de geboorte van Jezus Christus «toen het groote feit der vleeschwording plaats greep en altoos weer wanneer Hij met het wonder Zijher genade komt tot het hart der menschenkinderen.»

In JOZEF VERTROOST wordt eerst uit den tekst nagegaan, hoe de onrust van JOZEF door het wonder veroorzaakt, door het Woord, het woord der belofte dat Jesaja reeds bracht, en dat tot hem in den droom komt, wordt weggenomen en hoe het nu «voor jozef gaat van heerlijkheid tot heerlijkheid.»

Aan JOZEF VERTROOST doet dan weer de prediker verstaan: «De geboorte van Jezus Christus is" nu aldus, dat gij het woord der belofte voor uw ziel leert kennen, dit geloovig aanvaardt en dan van de eerste bevreesdheid en heilige verwondering komt tot de rijke vertroosting van het aannemen der woorden Gods en het met innige overtuiging! nazeggen van dien zaligen naam: IMMANUEL, «God met ons.s Eindelijk in JOZEF VERLOST, wordt dan met deze woorden beschreven. «Wat nu JOZEF'S verlossing was.» «Opgewekt uit den slaap, ontwaakte hij tot een heerlijk leven. Die verschrikking, die als een alp op zijn borst had gedrukt, was nu weg! Maria was rein! Hij' behoefde zijn voornemen niet uit te voeren. En hij keerde tot haar weder, niet enkel als tot een liefhebbende vrouw en trouwe echtgenoote, doch meer dan dat: als tot de moeder zijns Heeren, tot de vrouw, uit wie ook zijn heil welhaast zou geboren worden».

.En aan JOZEFS VERLOST wordt dan weer te verstaan gegeven, dat «de verlossing niet anders is, dan dat de ziel leert in stillen eenvoud te gaan in den weg van den Heer en geboden». „Jezus' Advent, Zijn komen tot ons, maakt, dat wij tot Hem kunnen komen en Hem volgen door de kracht des geloofs. Dan genieten wij reeds voor een deel van de herschepping der wereld, en kunnen, waar het Koninkrijk Gods binnen ons is, geduldig wachten tot de wedergeboorte aller dingen. Wie de werken der dankbaarheid in_zich bevindt en geloovig denjezusnaam noemt, die behoeft niets en niemand te vreezen, want de Zaligmaker heeft hem voor Zijn-rekening genomen en hij zal niet omkomen in eeuwigheid".

Met zijn dringend verzoek aan DR. DE MOOE om deze preeken uit te geven, heeft de heer KOK ook aan ons, zijn Geloofs-en Kerkgenooten, metterdaad een dienst bewezen..

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 november 1916

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 november 1916

De Heraut | 4 Pagina's