De Doopsformule.
Niet streng genoeg kan het worden afgekeurd, wanneer enkele predikanten er behagen in vinden de doopsformule, die van den aanvang af door heel' de Christelijke Kerk gebruikt is geworden, eigenmachtig te veranderen. De doop is niet het sacrament van een of anderen predikant, zelfs niet van een bepaalde Kerk, maar is een katholiek sacrament, waarvan de geldigheid door elke Christelij.ke Kerk over en weer erkend wordt, wannéér die doop naar de instelling van Christus is bediend. Alleen «de Wederdoopers hebben die algemeene erkenning van den doop verbroken, door degenen, die als kind gedoopt waren, weder te doopen. Maar dit is dan ook de eenige uitzondering. Juist omdat men van allen wederdoop zoo diep afkeerig was, heeft men den doop, ook al was deze in een andere kerk bediend, niet willen herhalen. En juist in die erkenning van den doop kwam de geestelijke eenheid van de Christelijke Kerk nog uit.
Juist daarom echter is het zoo ergerlijk, wanneer sommige predikanten zich de vrijheid veroorloven, bij de bediening van den doop een formule te gebruiken, waardoor de geldigheid van den doop in twijfel kan getrokken worden. Natuurlijk is dat niet bedoeld in dien zin, alsof voor ons de wettigheid van den doop aan het letterlijk uitspreken van de algemeen gebruikelijke doopsformule hangen zou. In de Roomsche Kerk is dat wel zoo, en kan zelfs een onwillekeurige vergissing bij het uitspreken der formule den doop ongeldig «^maken. Daartegen is onze Gereformeerde Kerk steeds en terecht opgekomen. Een magische kracht, zit in het uitspreken van de doopsformule niet, en een letterlijk voorschrift, welke woorden bij de bediening van den doop gebruikt moeten worden, hebben noch Christus, noch de Apostelen ons geschonken. Wat in Mattheus 28 ons voorgeschreven wordt, is niet, met welke formule de doop moet bediend worden, maar wat de Christelijke doop is ; het is een doopen in den naam des "Vaders, des Zoon en des Heiligen Geestes. Zelfs wezen onze Theologen er terecht op, hoe in de Handelingen der Apostelen meermalen sprake is van een doopen in den naam van Jezus Christus. En al laten we in 't midden, of hiermede bedoeld is, dat deze doop bediend werd met het uitspreken van de woorden : Ik doop u in den naam van den Heere Jezus Christus, toch is het zeker waar, dat een doop, met .deze woorden bediend, daarom nog niet als ongeldig zou moeten beschouwd worden. In den doop in den naam van Jezus Christus kan toch wel degelijk de erkenning liggen, dat de doop ons in de gemeenschap brengt niet alleen met Christus, maar ook met den Vader en den Heiligen Geest, omdat Christus als Middelaar de gemeenschap met den Vader ons ontsluit en door Hem de Heilige Geest ons wordt geschonken. Geheel anders echter komt de zaak te staan, wanneer zulk een eigenmachtige verandering van de doopsformule blijkbaar geschiedt om de belijdenis van de Drieëenheid, die Christus zelf tot grondslag van den Doop gemaakt heeft en zonder welke geen Christelijke doop 'denkbaar is, te ontkennen. Wanneer een modern predikant doopt in den naam van geloof, hoop en liefde ; of een voorgangervan een andere secte in den naam van den Vader en den Zoon alleen, maar den Heiligfen Geest daarbij opzettelijk weg laat, dan houdt zulk een handeling op een Christelijke doop te zijn. Want het doopen is niet alleen maar het uitstorten van enkele druppelen water op iemands voorhoofd, onverschillig in wiens naam men dit doet, maar een doopen in den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes. Juist daarom heeft de Christelijke Kerk van de vroegste tijden af, zooals uit de Didache blijkt, bij den doop de formule gebruikt: ik doop u in den naam des Vaders en des Zoons en des Heihgen Geestes, omdat in deze formule de beteekenis van den Doop het zuiverst tot uitdrukking kwam. Zelfs het vervangen van deze door heel de Kerk aangenomen formule door de woorden: Ik doop u in den naam van Jezus Christus, kan daarom niet anders dan afgekeurd worden. Niet omdat deze formule op zich zélf den doop ongeldig zou maken, maar omdat daardoor twijfel aan de wettigheid van zulk een doop gewekt wordt. Gelooft de predikant die zulk een doop bedient, aan de Drieëenheid, dan is er vQor hém geen enkele reden, waarom hij van de algemeen gebruikelijke formule afwijken zou. Maakt hij toch gebruik van een afwijkende formule, dan doet dit het vermoeden opkomen, dat zijne bedoeling is, om daarmede uit te spreken, dat hij in de Drieëenheid niet gelooft. En indien dit metterdaad het doel van de verandering was, dan zou zulk een doop van zelf niet als een Christelijke doop kunnen worden erkend.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 3 december 1916
De Heraut | 4 Pagina's