GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DR. G. VELLENGA, predikant te Nieuw-Loosdrecht, CHRISTELIJKE DOGMATIEK I. W. ten Have, uitgever, Amsterdam.

Met het oog op het intellectueele element ia de religie subjectiva is voor den theologaiit ds studie der dogmatiek zeker niet minder van noode dan die der ethiek en die der vita spiritualis en welke laatste ik zou willen noemen de studie van het f bevindelijke leven». Is toch echte of ware religie: relatie van den mensch met den eenig waarachtigen God, dan is hem voor alles noodig dien God te kennen. Zeker, de mensch is niet alleen 'n denkend, maar ook 'n*^ voelend en willend wezen, en niet alleen met zijn denkend, maar ook met zijn voelend en willend ik heeft hij, als subject^, zich op God, als zijn object, te richten. Maar toch moet hij, om zaliare gevoel*genieting, wat nog veel meer is dan zich van God „volstrekt afhankelijk" voelen, te hebben en om'zijn willen en doen te onderschikken aan het willen Gods, tveten-vizt en wie God is. De theologant, die straks als welondeilegd theoloog de practijk gaat uitoefenen, heeft dan ook als prediker, catecheet en zielezorger, ik zeg niet enkel, maar toch vooral diè kennis, dat weten van God aan hen onder wie hij praktiseert bij te brengen; die kennis te vermeerderen, te verhelderen.

Religie, echte religie toch is niet maar alleen „vroom gevoel", maar zeker ook een „weten" en „doen".

De praktiseerende theoloog behoort dan ook voor alles leeraar te zijn.

Als zoodanig heeft hij te brengen een »gezonde leer», d.i. een onderwijzing, die waar en zuiver, die onvervalscht is. En het wetenschap pelijk inzicht in die leer moet hem zelf bijgebracht worden en moet hij zichzelf bijbrengen, in den tijd zijner opleiding, door de studie der dogmatiek.

Zulk een onderwijzing door den praktiieerenden theoloog is broodnoodig in onze dagen. Het rnaterialisme, de wereld-en levensbeschouwing, die steeds aan alle religie vijandig is, beleeft kwade dagen. Zelfs in de kringen der Sociaal-Democratie, waar het ïhistorisch materialisme» als een der dogma's geldt, vediest het aanhangers. Onder de beoc-ff.-naars der natuurwetenschappen, waar het, in de tweede helft der vorige eeuw. den toon aangaf, heeft het vrijwel uitgediend. En in onze dagen van »de overwinning der ziel" hoort men, ook onder hen, die met Kerk-en Schnftgeloof gebroken hebben, van sheilbegeerige ^ motm'en", «heimwee" naar" »zoeken van God"; en dat niet het minst onder de jongeren. Maar omdat-deze buitenstaanders de dogmatiek de gezonde leer, de reproductie uit het bewustzijn der Kerk van wat zij weet uit het Woord van God, niet kennen, geraakt de weer oplevende »kiem van religie" in hen, niet in contact met den eenigen waarachtigen God. Niet anders dan in de religiën van het hoogere heidendom, schept, als in den droom, de dichtende verbeelding zich hier een God, maar met dien gedroomde wordt de drijving en trekking der ziel, wordt het verlangen naar den Waarachtige niet bevredigd, het zoeken geen vinden. Van deze •vrijzinnigen", d. w. z. van Gods bijzondere openbaring vervreemden, geldt het woord vam Israels profeet, al is het ook door hem in een ander verband gesproken :

„Het zal zijn alsof een hongerige droomt dat [hij eet, maar ali hij ontwaakt zoo is zijn ziel ledig; alsof een dorstige droomt dat hij drinkt, maar als hij ontwaakt, zoo h hij nog mat tn , [zijn ziel is begeerig".

Ten spijt van al het smalen en schimpen op , , lperheiligheid" als tegenhanger van „werkheilifheid", is het dan ook roeping der. Kerken om, door onderwijzing in de gezonde leer, zoowel die buitenstaanders den eenigen en wairachtigen God te doen kennen, als wie nog in het „huis des Heeren" verkeeren, voor verwarde voorstellingen en valsche begrippen omtrent Hem te behoeden.

Hierin ligt dan ook de groote beteekenis van de studie der dogmatiek voor de theologische praxis.

In het Compendium van DR. G. VELLENGA, waarvan het Ie stuk, dat 173 pagina's telt, ons ter beoordeeling is toegezonden, kan de theologant zeker veel vinden wat hem bij f'e studie der dogmatiek ten goede kan komen. Ik stem in met mijn vriend en ambtgenoot PxoF. DR. A. G. HONIG, den dogmaticus onzer Theologische School, wanneer deze schrijft: „Vele uitspraken komen er in voor, waarmede ik hef geheel eens ben." En tot die uitspraken reken ik dan mèt hem, wat DR. VELLINGA zegt omtrent de Heilige Schrift als kenbro.n der dogmatiek en omtrent de auctoritas Scripturae; omtrent het recht van den dogmaticus de confessie te toetsen aan de Schrift, maar niet om eigen inzicht t& maken tot ken bron van de dogmatiek, en waarmee VELLINGA onverholen positie neemt tegenover het subjectivisme van de Eihischen. Ook kan ik waar de auteur, wel ietwat zonderling onder: De indeeling der dogmatiek, op p. 41, de grensscheiding tusschen dogmatiek en ethiek tracht aan te wijzen, schrijft: »de dogmatiek behandelt de relatie tusschen God es mensch en de ethiek bestudeert de relatie tusschen den mensch en zijn naasten", mij daarin vinden. En dat te meer omdat, zooals blijkt uit wat hier voorafgaat, volgens den schrijver ook die laatste relatie genormeerd is door Gods jeopên baarden wil en daarmee het theonoom karakter der moraal is gehandhaafd.

Dan, voorzoover dit compendium naar zijn Ie deel waarin, na een INLEIDING slechts de THEOL!..GIE, de ANTHROPOLOGIE en HAMARTIALO-GiE of de leer van God, van den mensch en de zonde is behandeld, valt te beoordeelen, heb ik toch enkele bedenkingen.

De omstandigheid, dat de geleerde schrijver begint met de m^edeeling: »Deze Christelijke Dogmatiek gaat uit van de Belofte Gods, zooals die tn Christus belichaamd is en in den Heiligen Doop beleden wordt", — verliest veel van haar bedenkelijkheid lom de eenvoudige reden, dat van lijnen trekken van uit dit punt van uitgang, althans in dit Ie deel, nog niet veel blijkt.

Bedenkelijker, wijl de auteur er trouw aan blijft, is mij echter, ook in verband met den titel: sChristelijke dogmatiek", de mededeeling aan den lezer : »Is de Gereformeerde Dogmatiek theologisch *in constructie en de Luthersche Dogmatiek anthropologisch in zienswijze, deze Christelijke Dogmatiek wil Christologisch in opbouw zijn. Zij stelt zich derhalve niet' tegenover de Gereformeerde en de Luthersche Dogmatiek, doch bedoelt veel meer eene Christologische synthese van hetgeen theologisch in de Gereformeerde en anthropologisch in de Luthersche belijdenis beleden wordt."

Dit nu doet denken aan Leibnitz pogingen tot-„Reunion" en aan het gelukken dier pogingen in de Landskerk van Pruissén, en ook aan de „Christelijke Dogmatiek" van wijlen PROF. VAN OosTïRZEE met haar „Christocentrisch" karakter.

Het bedenkeHjke nu van zulk een „Christelijke Dogmatiek" i», dat ze, zij het ook niet zoo bedoeld, uitloopt op een „Christendom boven geloofsverdeeldheid"; dat ze datgeen waarin de kerken, op het stuk van de leer, bij alle overeenkomst, specifiek van elkander verschillen, wegdoezelt en vervaagt; en daarmede het kerkehjk bewustzijn verzwakt.

Aan onze Gereformeerde theologanten, die in KuYPERS gedrukte college-dictaten en BAVINCK'S GEREEORMEERDÏ DOGMATIEK voor hun dogmatische studie bezitten wat zij straks als theologen in hun praxis zullen noodig hebben, kan ik VELLINGA'S compendium, dan ook nietaanbevelen.

Toch kan dit compendium deugd (loen met name aan de theologen onder die jongere generatie der „Vrijzinnigen", welke de „zonde" niet meer als lagere trap van zedelijke ontwikkeling, maar als „schuld" waarvan men gered en verlost moet, zien en bevinden, maar die op het stuk der dogmatiek nu niet bepaald sterk zijn.

Het zij daarom dan ook DR. VELLINGA gegeven, zijn veelszins lezenswaardig compendium te voltooien.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 oktober 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 oktober 1918

De Heraut | 4 Pagina's