GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Bethlehem”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Bethlehem”.

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

[KERSTFEEST 1918.]

En Jozef ging ook op van Galilea, uit de stad Nazareth, naar Judea, tot de stad Davids, die Bethlehem genaamd wordt (omdat hij uit den huize en geslachte Davids was.) Om beschreven te worden met Maria, zijne ondertrouwde vrouwe, welke bevrucht was. Luc. 11:4 en 5.

Bethlehem en Golgotha zijn de twee ons heilige plaatsnamen uit den omtrek van Jerusalem, waarvan de eerste ons de heilige poëzie doet beluisteren van Jezus intrede in onze zondige wereld, en de laatste ons in pijnlijke stemming gevoelen doet, hoe onze wereld Hem uitstiet en in smaad zijn loopbaan op aarde deed voleinden. Het is Golgotha dat ons de droeve kreet aan het hart ontlokt, maar anderzijds is het Bethlehem, dat ons telken jare, als het Kerstfeest weer intreedt, in heilige vreugde met Gods engelen jubelen doet.

Niet van Jerusalem, maar van Bethlehem ging het eerste vreugdegeroep over Jezus geboorte uit, en tot in de kleinste bijzonderheden wijst Gods Woord er ons op, wat aan die geboorte te Bethlehem' hing. De gang van zaken in heel de wereld moest er toe medewerken, en het Evangelie legt er nadruk op, om ons tot in 't schijnbaar geringe toe te doen verstaan, hoe tot zelfs de machtige Keizer te Rome, zonder er iets van te gissen of te vermoeden, tot dat geboren worden van den Christus juist te Bethlehem moest medewerken. Het behoeft wel nauwelijks gezegd, dat Keizer Augustus, op zijn troon, in de toenmalige hoofdstad der wereld, allicht den naam zelfs van Bethlehem nimmer gehoord had, en er in elk geval niets van wist noch er van vermoedde, dat de geboorte van den Messias aldaar aanstaande was. En toch wijst de Evangelist er ons tot in de kleinste nauwkeurigheden op, hoe het die Keizer te Rome was, ' die door God als instrument werd gebezigd, om Micha's aloude profetie waar te maken. Reeds voor eeuwen toch had Micha 't onder hoogere inspiratie voorzegd^ dat Bethlehem en Èphrata wel klein waren onder de duizenden van Juda, maar dat toch uit dat vergeten Bethlehem > zou voortkomen, die een Heerscher zou zijn in Israel, en wiens uitgangen waren van ouds, van d§ dagen der eeuwigheid.'«

Op zichzelf zoudt ge vragen kunnen, waarom Nazareth, waar Maria woonde, en waar de engel Gabriel haar de geboorte van den Christus had aangekondigd, niet tevens de heilige plek in Israel kon zijn, waar de Messias het levenslicht zou zien. En toch moc*lt dit niet. De profetie van ouds reeds had op Bethlehem als de heilige plek gewezen, waar Jezus als Redder der wereld zou geboren worden, en van achteren toont het Kerst-Evangelie, hoe 't dan ook zóó en niet anders geschied is, als het van ouds onder Israel geprofeteerd was. En nu is dit in den Evangelist die ons de geboorte van den Christus 't nauwkeurigst bericht, zoo blijkbaar treffend, dat het' wondere verband tusschen wat de Keizer van Rome beval, en hetgeen hieruit voortvloeide voor de stipte en strikte vervulling der aloude profetie, den Evangelist niet verborgen bleef, en dat hij 't ons tot in het kleinst toe moest aajiwij zen. De Keizer < die van geen Messias af wist en aan geen Bethlehem dacht, vond het noodzakelijk een beschrijving van de bevolking van zijn geheele Rijk te doen saamstellen. Steeds verder was het hem gelukt de grenzen van zijn onmetelijk Rijk uit te breiden. Men kon zeggen dat nu alle verzet gebroken was, en dat zoo goed als heel de wereld zich aan zijn gezag had onderworpen. Doch nu eischte de orde van zijn bewind dan ook, dat de volkstelling niet langer uit zou blijven. Het bewind te Rome was op stipt geordende wijze in elkaar gezet, en won 't in die gouvernementeele orde van alle andere Staten. Doch nu moest die orde van het Rijk dan ook in stipte cijfers tot uitdrukking komen. Vandaar zijn wil dat 't volk geteld en heel het saamstel der volkeren in vaste lijst zou worden gebracht. Zelfs was het hem niet eeniglijk om 't cijfer der inwoners te doen. Hij stond er op, om ook het historisch geslachtsverband van zijn volkeren te kennen. De volkstelling kon anders wel van elk gezin in zijn woonplaats hebben plaats gegrepen; doch hiermede nam de machtige Keizer geen vrede. Hem moest in officieele opgave worden voorgelegd, hoe die verschillende volken en stammen krachtens het verleden met elkander in verband stonden. En dit leidde er toe, dat de be­ schrijving niet in ieders woonplaats kon geschieden, doch dat een ieder naar de plaats moest trekken, waar zijn geslacht uk was voortgekomen. Vandaar dat Jozef en Maria zich niet in Nazareth konden laten beschrijven, doch persoonlijk naar Judea, en in Judea naar »Bethlehem in Judea* moesten trekken, omdat zij uit het huis en het geslacht van David waren. Van Jezus geboorte af moest het duidelijk blijken, dat hij niet voor kleine groepen van Israel, maar voor heel de wereld geboren werd. En dit nu brengt er Lukas vanzelf toe, er met nadruk in zijn Kerstkapittel op te wijzen, dat er juist toen een gebod uitging van den Keizer Augustus, dat heel de wereld zou beschreven worden; voorts hierop dat uit hoofde van dat keizerlijk gebod, ook Jozef en Maria naar hun stamoord togen, en dat het alzoo door den Keizer van Rome, zonder dat hij zelf er iets van vermoedde, op geheel offlcieele wijze bewerkt is, dat de Christus, geheel conform de profetie van Micha, te Bethlehem en niet te Nazareth zou geboren worden.

Zog legt de geboorte van Jezus, onder den Engelenzang te Bethlehem, tweeërlei rechtstreeksch verband, in de eerste plaats " tusschen Israels verleden en zijn koning in dat verleden, - en anderzijds tusschen bet machtige Rijksbewiad van Rome's Keizer en Israels onderwerping aan zijn heerschappij. De Keizer wist niet af van de profetie van Gabriel te Nazareth, en Jozef die met Maria naar Beïhlehem optrekt, gist van verre niet, welk een alomvattende wereldbeteekenis juist dat optrekken van Nazareth naar Bethlehem hebben zou. Toch wil de Heilige Schrift, dat op dit dubbele, zoo uiterst gewichtige verband van meet af, en alle eeuwen door, aller aandacht zal gevestigd blijven, en zoo is het gekomen, dat zelfs onze kleine kinderkèns die het Kerstevangelie zich inprenten, lezen en spreken van het groot, wereldhistorisch verband, dat zich in de geboorte van Jezus te Bethlehem vertoonde, en eeuw na eeuw heeft straks opnieuw de gang der historie getoond, hoe de geboorte van het heilig Kindeke te Bethlehem voor heel de wereld van nog veel rijker en hooger beteekeuis was, dan heel het machtig bewind van Rome's Keizer in de dagen van Augustus. Augustus en zijn opvolgers zijn ten grave gedaald, heel het Romeinsche Rijk is ten slotte uiteengespat en ten ondergegaan, en in de geheel nieuwe wereld die daarna opkwam, is 't niet meer de Keizer, maar is 't de Christus, die geheel het samenstel der volken beheerscht, en niet de Keizer van Rome, maar het in den stal geboren Kindeke van Maria te Bethlehem houdt het lot der wereld in zijn heilige hand.

Zelfs niet voor Jeruzalem was de hooge eere weggelegd, dat de Christus door haar poorten straks zijn intrede in de wereld zou doen. Bethlehem ligt niet verre van Jerusalem. Niet meer dan twee uren tijds besteedt, wie te voet van Jerusalem zich naar Bethlehem begeeft, en toch is Jerusalem voorbijgegaan. Voor de geboorte van den C4iristus komt 't machtige Rome van verre zelfs niet in aanmerking, doch ook voor Jerusalem is de hooge eere niet weggelegd dat ze de Kribbe binnen haar poorte zou zien indragen. Het machtige Jerusalem telt zelfs niet, mede. Op Bethlehem trekt zich aller aandacht saam. Om Bethlehem Efrata doolden de herders, die straks den Engelenzang mochten beluisteren, in een vergeten stal van het overdruk bezochte Bethlehem heeft Jozef zich - met Maria teruggetrokken, in dien stal zag de Coristus het eerste levenslicht, en in dien stal werd de Kribbe gevonden, waarin hij kon worden nedergelégd. Er heerscht in alles waarvan het Kerst-Evangelie ons verhaalt, een hooger Goddelijk bestel. Het-loop't alles anders en gaat anders toe, dan wij het zouden besteld en uitgedacht hebben. Jerusalem spreekt hier niet mede, alle heilige aandacht in het Engelenkoor en onder de kinderea der menschen trekt zich hier naar het zoo kleine Bethlehem terug, en nu nog, na bijna twintig eeuwen, ishetop'tKerstfeest, dat in de luisterrijke Kerk, die daar staat, zich allen saamtrekken, die aan den Messias de eere willen toebrengen. Jerusalem telt er niet bij meê. Bethlehem is het stille, heilige oord, waar alles heengaat dat het Kerstfeest wil vieren. Er gaat in de eenig schoone kathedraal een zang op die u aan den Engelenzang doet denken, en in dien heiligen jubel van Bethlehem u verliezend, ondergaat ge zelfs nu nog een heilige aandoening, die u zegt, dat geen plek terwereld u rijker den indruk kan geven van wat de komst van den Christus voor onze verloren wereld geweest is. Wie, gelijk schrijver dezes, het voorrecht genoot op den Kerstdag dezen Christelijken volksjubel van Bethlehem te zien uitgaan, hoort zich nog als door den zang der Engelen toeroepen : »Vreest niet, want zie, ik* verkondig u groote blijdschap, die al den volk.? ' wezen zal, namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus de Heere, in de stad Davids".

Aan dien naam van David hing 't dan ook. Van alle stammen Israels, die uit Abraham's geslacht ontsproten viraren, had de inzet van het heilige zich tenslotte in Juda saamgetrokken, en onder de geslachten van Juda was het Isai's huis, dat zich in David geroepen zag, om de heilige lijn van Seth en Noach, van Sem en Abraham voort te zetten, en eenmaal Christus aan de verloren wereld te schenken. Er is hier niets uitgedacht noch verzonnen door eenig mensch. De hoogste potentaten, die destijds te Rome en te Jerusalem de heerschappij over den wereldstaat voerden, komen hier voor als werktuigen in Gods hand, om zijn heilig plan te volvoeren, en in het geslachtsverband der volken slaat maatregel op maatregel, om de geboorte van Christus in Bethlehem te verzekeren, maar 't gaat al buiten ons menschelijk beleid om. Jozef zou er niet aan gedacht hebben, om uit, Nazareth naar Bethlehem te trekken, zoo niet een Keizerlijke order hem er toe genoodzaakt had. Dat het heilig Kindeke te Bethlehem in een kribbe neergelegd is, na in een stal geboren te zijn, is niet door Jozef gezocht, maar hem opgelegd door een samenloop van omstandigheden, die uitging van een magistraat die van de naderende geboorte van Christus niets afwist. Van geen kant van menschelijke zijde blijkt hier toeleg of beraad, om den Christus te Bebtlehem te doen geboren-worden. Zij die op het naderen der geboorte van fclen Christus waren voorbereid, volgden geheel lijdelijk, en met hen Jozef en Maria, de order van het keizerlijk bevel, ~ waar ze voor zich zelf, vooral in zoo spannende dagen, veel liever te Nazareth gebleven waren. De Keizer gist zelfs van verre niet, wat zijn order zal uitwerken, en Maria volgde lijdelijk de order die haar toekwam. Het waren alleen de Engelen Gods, die wisten dat en waarom Betlehem door God Almachtig voor de geboorte van den Christus verkoren was. Niet aan de machthebbers te Jerusalem, maar aan gansch gewone herders die bij het vee de nachtwacht hielden, zingen ze hun Engelenzang toe, en brengen ze de heilige boodschap naar den hun van God gegeven last, over. En terwijl men in Rome op niet anders dan op een regeeringsmaatregel zint, en de machthebbers te Jerusalem van verre nog aan geen komst van den Messias denken, en Josef en Maria op niets anders bedacht zijn, dan om hoeeer hoe beter naar Nazareth terug te keeren, wordt Maria door de geboorte van haar heilig Kindeke als overvallen, blijkt Jozef buiten staat om anders dan in den stal, met de kribbe, voor 't Kindeke te zorgen, en zijn 't de herders die van hun kudde komen aanloopen, en straks de wijzen uit 't Oosten, die op wondere wijze in het mysterie van Bethlehem ingewijd, het eerst zich aandienden om Maria en 't heilig Kindeke te begroeten. Zonder overdrijving mag gezegd, dat heel 't bestel der wereld hier saamwerkte, om in Bethlehem het machtig wonder tot stand te doen komen, doch het gaat alles als in een hemelsch geheim toe. Verleden, heden en toekomst ontvangen hier hun Godgewijde uitdrukking, het machtige mysterie der wereld ontsluiert zich hier. Niet alleen de machtigen der aarde, maar ook de hemelwacht werkt erin mede. Doch terwijl in dit allesomvattend mysterie niets verstaan noch doorzien wordt dan wat de Engelen in Nazareth en bij Efrata er van openbaarden, wordt hier door God Almachtig de toekomst der wereld ingezet, en eeuw na eeuw blijft Bethlehem de verkoren wereldplek, waarvan-de omzetting van het wereldleven uitgaat.

Ongetwijfeld nam ook Salomo in het Rijk van David, dat zich vormen ging, een plaats van hooge beteekenis in. Hem werd een gave van inzicht in het bestand van ons menschelijk leven gegund, gelijk geen andere vorst dit destijds bezat. Hem werd in geheel buitengewone mate > wijsheid< toebedeeld, om het volksleven in het gewenschte kader te zetten. Rijk is dan ook de vrucht van deze wijsheid die hij ons in de Spreuken en zooveel meer achter liet. Maar toch, hij blijft practisch, en de heilige poëzie, die we in Davids psalmen beluisteren mogen, ontbreekt hem geheel. Uitwendig rijk begiftigd, bleef hij innerlijk en geestelijk soleer aangelegd. En al mag niet ontkend, dat ook in zijn Tempelinwijding en in een enkel hoofdstuk uit de Spreuken ons hooger toon tegenklinkt, bij David staat Salomo toch ten eenenmale ten achter, waar geheel het matte proza terug moet treden voor de poëzie van hooger en heiligei; stempel. Men ziet dan ook, hoe't met Salomo droef ten einde liep, en hoe na zijn sterven niet de glorie, maar de breuke in het eens zoo machtig koninkrijk inzet. Niet uit Salomo's, maar uit Davids bezielende inwerking op zijn volk komt dan ook ten slotte de heilige actie op, die te Bethlehem in Maria's Kindeken openbaar werd. Eeuw na eeuw was over Salpmo's rijke stichting heen gegaan, en gedurig scheen 't, alsof de nieuwe glorie nog uit zijn geslacht zou herleven. Maar 't liep alles op steeds bitterder terleurstelling uit. En al kon toen door Herodes de tempel op Sion prachtiger dan ooit herrijzen, toch voelde elk geloovige de ontzieling die in dezen prachtbouw sprak, toen van een afstammeling van Ezau deze wedergeboorte van Israel moest uitgaan. Van deze uitwendige schittering nu vindt ge in Bethlehem en in Davids grooten Zoon zelfs de schaduwachtige nabootsing niet. Zoo indrukwekkend^en zoo grootsch als uitblonk wat Herodes wrochte, zoo armelijk en allen glaiis ontberend doet zich het wonder voor, dat te Bethlehem de geloovigen verrast. Naar wereldschen maatstaf is het te Bethlehem alles zichzelf vernietigend door geringheid en door, armelijken inzet, maar wat Bethlehem heeft, en sinds alle eeuwen door bezielen kon, was niereen aardsche pracht als van Salomo of Herodes, maar een heilige, een hemelsche, een van Boven ons toekomende bezieling, die thans na straks twintig eeuwen nog even warm uw ziel aangrijpt, als toen het heilig Kindeken in de kribbe werd nedergelegd. Juist dit nu kon ons nimmer in de lijn van Salomo toekomen, maar eeniglijk uit wat van David eens te Bethlehem zoo aangrijpend was in zijn heilige poëzie. Ongetwijfeld ook de Spreuken en de Prediker spreken ons toe, maar toch haalt dit alles van verre niet bij wat in de Psalmodie van David ons uit Bethlehem gewerd. De dichterlijke ader heeft van eeuw tot eeuw schier in alle lapd meer dan één geniaal aangelegden geest bezield, maar deö invloed van welke poësie, uit welk land ook, zult ge ook maar van verre vergelijken met het beslag, nu reeds bijna dertig eeuwen door de Psalmen Davids op het vroom gemoed gelegd? Al is het toch volkomen juist, dat men in oppervlakkiger kring vaak den Psalmbundel Vvegborg, om heul in het Gezang te zoeken, toch ligt het feit er toe, dat de Psalmodie van David poëtisch hoog boven schier alle poësie wordt geëerd, en dat er in geen land en onder geen volk ook maar eenige dichtbundel valt aan te wijzen, die machtiger het ontvankelijk gemoed aangrijpt, dan wat David als psalmist ons achterliet. Ongetwijfeld, met de Psalmodie moet het lied van het Evangelie verbonden om de geboorte in Bethlehem te verheerlijken, en daarom moest ten slotte aan den Psalmbundel ook het lied van het Evangelie toegevoegd. Doch hoe rijk ook menige bundel daartoe verzameld werd, steeds bleef dit alles bij de Psalmodie die ons van David uit Bethlehem toekwam, achterstaan. De Psalmodie blijft eenig. Er is geen dichterlijke bundel ons uit wat land of uit wat eeuw ook toegekomen, die met Davids Psalmodie in aantrekkelijke kracht voor het innerlijke leven wedijveren kan. In Bethlehem blijft 't al doortinteld van hemelschen gloed.

Veel inniger dan door Pascha of Pinksteren worden dan ook in onze Christengezinnen, ook in de Kerken als op de Zondagsscholen, onze nog jeugdige kinderkèns door het heilig Kerstfeest bezield. Het Kerstfeest spreekt hun toe om 't Kindeke, - maar niet minder door de heilige Poëzie die er hun uit tegenstraalt. De Kerstboom-minnaars hebben dit nimmer begrepen, en daarom gepoogd het jeugdig gemoed door kleine geschenken te boeien. Zoo ging het dan ook in vorige eeuwen op het Heidenkinderfeest toe. Daar tintelde geen heilige poëzie, en moesf 't jonge kind deswege door een stoffelijk geschenk gewonnen worden. Doch ons Kerstfeest vraagt daar niet om, eer dreigt't geschenk onze kinderkèns van het heilige te vervreemden. Wat op ons Kerstfeest onze kinderkèns met ons boeien en bezielen moet, is integendeel het poëtische, het hemelsche, het Goddelijk heilige. Niet, zoo ge het poëtische neemt als uiting van menschelijke verzinning, doch datishet heilig poëtische ook niet. Het heilig poëtische is een indringen in ons aardsche aanzijn van een tinteling van Goddelijk leven. Niet de Kerstboom kan hier bezielen, maar het Engelenkoor moet nederdalen, en niet het kinderlied, maar de zang der Engelen moet het gemoed aangrijpen. Vooral op het Kerstfeest is het niet van hier beneden dat 't lied zich naar den hemel poogt te verheffen, maar is 't al van Boven, uit Gods zaligen hemel, en uit de wereld van zijn Engelen, dat 't ons aangrijpend woord tot ons komt. Juist daarin weerklonk toen een poësie, die niet aan tijd gebonden, de eeuwen verduren zou, en steeds op nieuw het naar God vragend hart verwarmen komt. Wat andere poësie ge, ook neemt, ze leeft nog in enkeier heugenis vaak na, maar er is geen sprake van, dat ze nog steeds de breede schare van jong en oud telken jare opnieuw zou kunnen bezielen. Dat kan alleen een poëzie die, aan geen tijd gebonden, een eenig karakter draagt, en juist dit is het geheel boeiend karakter dat ons op 't , Kerstfeest altoos weer uit den zan^ der Engelen toespreekt. Die Engelenzang is nimmer verouderd. Als ons Kerstfeest straks ook dit jaar weer wordt ingeluid, is 't of opnieuw de hemelen zich ontsluiten, om ons dien glans van het eeuwige in de ziel te doen stralen. Wat van menschelijken oorsprong is, bindt zich aan tijd, maar het Goddelijke dat hier uitstraalt, verliest geen oogenblik zijn hemelsch en Goddelijk karakter. En daarom blijft 't ook nu nog na schier twintig eeuwen even warm en frisch ons aangrijpen, als waren we zelven in Bethlehem getuigen van wat Bethlehem zelfs voor onze jonge kinderen onvergetelijk maakt.

Van-daar dat op ons Kerstfeest nu reeds sinds honderden van jaren de kleinen en jongeren van jaren steeds met de ouderen hebben meegeleefd. Wat 't louter menschelijke type draagt, bindt zich aan onze levensjaren. Een kinderlied spreekt dan den volwassene niet meer toe, en wie ouder van jaren werd, geniet in een poëzie en proza, waar 't kind nog niet bij kan. Hemelsche poëzie daarentegen kent geen tijd en vraagt niet naar jaren, maar spreekt zich, waar dan ook, in elk menschelijk hart uit, onverschillig of ge met de kleinen, met de jongelingen en jongedochters of met de rijp-bejaarden van doen hebt. Voor wat poëzie van hemelschen oorsprong is, ontsluit zich éen klavier, hoe zacht tintelend dan ook, in elk menschelijk gemoed, en 't kind met den grijsaard genieten samen. Wat eens in Bethlehem plaats greep, werkt door en werkt na, en zal blijven doordringen tot eens de Voleinding ingaat. Het is op het Kerstfeest altoos opnieuw onze Vader in de hemelen, die onder den jubeltoon zijner Engelen ons in stillen vrede toelacht. Het was en 't blijft alle eeuw door een »Eere zij God in de hoogste hemelen, vrede op aarde, en in den menschen een welbehagen", en het is die Goddelijke betuiging, die ons door Engelen toegezongen, steeds weer nieuw toespreekt, als riep Gods engel ze heden voor 't eerst tot ons uit.

Laat dan ook dit jaar, nu weer het Kerstfeest ingaat, deze heilige toon tot diep uit onze ziel opwellen. Zij 't niet een vormelijk opnieuw nabootsen van wat we reeds zoo keer op keer, in blijde vreugd, met ons gezin en met onze vrienden doorleven mochten. Niet uit ons moet 't Kerstfeest als gekunsteld worden, maar 't moet, zonder wisseling van tijd, steeds het oude Kerstfeest blijven, dat ons verrukt door de reddende genade die van onzen God naar ons uitgaat. Bethlehem was in de dagen van Isai's Zoon de meest verscholen plek op deze aarde, waar 't rijke begin van wat eens met den Kerstdag komen zou, werd ingezet. De geestelijke rijkdom die hiermede in Bethlehem zijn wortel inschoot, was om te benijden. Genie heeft ook onder andere volken bij dichters uitgeblonken, doch hier was meer dan genie, hier \yas Goddelijke inspiratie, en het is die Goddelijke inspiratie die ons zoo geniale psalmen toezong, zangen aan geen jaren of eeuwen gebonden, maar die tot den jongsten dag toe, al wie gelooft zullen blijven aangrijpen, en h(? e vele eeuwen het ook duren moge, telkens opnieuw, als uit den hemel van Boven ons in de ziel toestralend, het leven van Boven in ons zullen doen tintelen.

Moge ook dit jaar zoo zalige genieting aan ons en aan onze kinderen geschonken worden. In deze bange jaren vooral spreekt zoo doordringend in . ons gemoed de tegenstelling tusschen hetgeen de wereldrijken van zich doen uitgaan, om een hooger levensdoel na te jagen, en hetgeen de Engelen ons toezongen, toen ze in Efrata verschenen. In den machtigen volkerenstrijd die thans uitbrak, spreekt niet anders dan zelfverlaging, haat de liefde vervangend, en een verkwisten van 't, ons geschonken levensbloed. Die strijd zonder wedergade vergiftigt de geesten, drukt neesr wat hoog in ons schitteren moest, en

scheidt ons steeds meer af van onzen z hemelschen oorsprong en hemelscheroeping. Als straks, als vrucht van uitgeputheid, de vrede weer mag keeren, zal er in heel 't samenstel van ons menschelijk leven zulk een achteruitgang, zulk een geestelijke mindering te betreuren zijn.' Vooral thans hebben we daarom aan het getuigenis, dat van 't Kerstwonder uitgaat, zoo dubbele behoefte. Zelfs op het slagveld is dit ervaren. Dan verlokte het Kerstfeest tot een gevechtspauze. Er werd op 't slagveld weer van Bethlehem gezongen, en op meer dan één plek van den wereldstrijdis 't beleefd, dat men van weerszijden dien dag elkander naderde, eh dat.men 't zwaard opstak om saêlm den jubelzangvan Bethlehem aanteheffen. Thans schreed de wederzijdsche verbittering-zoo pijnlijk voort, dat er bijna niet meer op zulk een Kerst-intermeizo te hopen valt. Doch juist daarom moet in ons de drang te sterker zijn, om in ons. God zij dank, nog neutrale volk, den jubel voor Bethlehem met te inniger dank en te warmer bezieling ook op het nu naderend Kerstfeest aan te heffen. Het is zoo, we zijn nog neutraal, maar ontsluit er daarom toch het pog voor, wat eenzijdigen hartstocht de oorlog buiten onze grenzen ook ten onzent in zoo menigen kring heeft aangevuurd. Wie neutraal mag blijven, ziet zich steeds een kans op geldelijk gewin geboden, die wel niet allen ten goede komt, maar toch duizenden geluk belooft. Het daardoor geboden gewin veroordeel ik daarom niet, maar gevoeld en beleden moet dan toch worden, dat zulk grof gewin zoo licht het hart aan de materie bindt, zoodat bijna angst velen bekruipt als de vrede te naderen schijnt, angst dat met den terugkeer van den vrede allicht dat ongewone profijt hun ontvallen zou. Diep zondig is de daardoor in ons gewekte trek van 't hart, en ook daarom spreekt de nadering van het Kerstfeest ons met zoo heiligen ernst toe. Met vertroosting voor wie door den ontzettenden oorlog achteruitgang leed, maar ook met bestraffing voor wie er door won en zich verrijkte, en er den band met zijn heiligen God door verslappen liet. Kon men de schare van deze met schat en geld verrijkten op den komenden Kerstdag naarBethlehem leiden, om hen op die heilige plek den Kerstjubel te doen beluisteren, vanzelf zou het egoïsme zijn hoogen toon verliezen, en zouden ze in het Engelenlied zicb pogen te verzoenen met hun God. Doch al valt hier niet aan te denken, in heiligen ernst mag toch ook uit onzen kring de bede opgaan, dat onze God ons van het aardsche los moge maken, om ons aan het hemelsche onlosmakelijk te binden. Ook tot ons hart, ook al ware het schuldig geworden, moet van den Kerstjubel een heiliging uitgaan, die ons van de wereld weer losmaakt, en ons in het Kindeke van Maria weer voor eeuwig bindt aan den God van alle genade.

Dr. A, K.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 december 1918

De Heraut | 4 Pagina's

„Bethlehem”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 december 1918

De Heraut | 4 Pagina's