GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Hij zocht den God zijns vaders.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Hij zocht den God zijns vaders.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar hij zocht den God zijns vaders, en wandelde in zijn geboden, en niet naar het doen van Israel. 2 Kron. XVII: 4.

Josafat was als Koning van Juda een Vorst die de eere van zijn God te Jeruzalem hoog hield, en van wien gezegd mocht, dat hij in geheel zijn bewindvoering den God zijner vaderen zocht. Dit gaf een bange tegenstelling tusschen den Koning en zijn volk. Vandaar de veelzeggende opmerking van den Kroniek-schrijver, dat wel Josafat den God zijner vaderen zocht en wandelde in zijn geboden, doch dat hij juist daarom niet samenging met het doen van Israel in die dagen. Het volk toch viel steeds meer van der vaderen God af en verzaakte zijn heilige roeping. Josafat daarentegen liet zich door zijn onderdanen niet verleiden. > Zijn hart, zoo staat er, verhief zich niet in de wegen des Heeren«, en hij brak al 't afgodisch gedoe van de hoogten en de bosschen weg. Zijn toeleg en zijn innig zielsverlangen was, om in »den dienst van der vaderen God< met kinderlijke trouw te volharden.

Zoo herstelde hij weer de lijn, die in Davids geslacht van vader op kind door moest gaan, en sprak hij het in geheel zijn optreden uit, hoe naar Gods heilig bestel 'sHeeren dienst zich van vader op kind en van kind op kindskind voort moest planten. Dien regel had onze Schepper in 't verband en in de opvolging van vader en zoon gelegd, en de jammer was nu maar, dat de ingeslopen zonde zoo gedurig in den zoon een boosheid kon doen opkomen, die tegen de heilige traditie van zijn vader inging. Reeds uit het verkeerde huwelijk kon die onzuivere afwijking voortkomen. Soms zelfs is in 't kind meer van de moeder dan van den .vader te vinden, en oefent de moeder niet zelden meer dan de vader invloed op de jongeren in het huisgezin uit. Reeds dit is uiteraard een afwijking. De man en vader zal niet alleen hoofd in 't gezin zijn, maar ook op zijn kinderen en kindskinderen een overwegenden invloed uitoefenen.

Men ziet het dan ook vaak aan de Koninklijke geslachten, hoe niet zelden nog altoos drie, vier eeuwen lang het mannelijk type de eere van de dynastie draagt. De Habsburgers zetelen zelfs nu nog in Spanje.

Toch moet tweeërlei hierbij wel onderscheiden worden. Er is in een geslacht en in een volk een grondtype, en er loopen daarnaast de velerlei wijzigingen, die dit grondtype 'in den loop der eeuwen ondergaat. Zie t maar aan wat Heilige Schrift ons van Babel en zijn inwoners meldt. Ten slotte waren de Babyloniërs een geheel verdorven volk, en vernemen we dan ook van den Psalmist, dat tot zelfs de pasgeboren kinderkens, bij Babylons val, tegen de steenrotsen zouden verpletterd • worden. Hieruit volgt van zelf allerminst, dat er ook in Babyion niet bij enkelen de vreeze Gods voorzat. Zie 't maar aan de Wijzen uit Babyion die naar de Kribbe van Bethlehem optogen, om goud en myrrhe door Maria aan 't Kindeke te offeren ; maar ten slotte zou toch heel 't volk zoo diep in xijn afval verzinken, dat er zelfs niet meer 'gewacht kon worden op wat uit de kinderkens zoo^ voortkomen, doch dat ze reeds, als zuigelingen van 's moeders borst gerukt, aan het ontzettend oordeel vervallen zouden.

Hieraan ontwaart men, op wat bange wijze de zonde ook het verband tusschen geslacht en geslacht ontredderd had. Volstrekt kon niet gezegd, dat de heilige gezindheden des vaders steeds op kind en kleinkind overgingen. Veeleer gold dit wel van de zondige neigingen, zooals in het tweede gebod dan ook staat dat de zonden der vaderen bezocht werden aan de kinderen tot in het derde en vierde geslacht, wat natuurlijk tevens aanduidt, dat de erfzonde meer dan de overgeërfde heilige zin onder de geslachten van Israel voortwerkte. Vóór den zondvloed ontwaart ge het onder alle groepen der menschenkinderen, hoe de afval van God steeds toeneemt, tot Noach ten slotte alleen overblijft, en, als in Abraham het verkoren geslacht zich van de volken afscheidt, en als een eigen stam met verjongd en geheiligd leven opspruit, dan is 't ook de afval die dra insluipt, en verreweg het grooter deel van Israel zich aan ontrouw jegens zijn God doet bezondigen.

En toch, onder deze gestadige verloochening door, handhaaft de Almachtige toch zijn uitverkoren volk en zoo ook hier zijn Davidisch geslacht, waaruit de Christus zou b z geboren worden. Josafat, hoe ook door verleiding omringd, blijft aan der vaderen God trouw, en zoo plant zich in hem, zij 't al niet van hem in zijn nakumelingschap, ue eete van Davids huis voort. En niet anders nu is het in de gewone geslachten. Ook onder gewone burgers van het land ziet ge telkens een enkel gezin, een enkele familie, een enkel geslacht als dragers van de heilige traditie optreden, maar telkens weer zijn er uitspattingen, afwijkingen-en vervreemdingen, en het is eenigljjk Gods verkiezende genade dia alsdan toch in zulk een familie de heilige traditie doet voortleven en telkens weer zonen en dpchteren doet opkomen, die het stempel der verkiezing dragen mogen. Er komen dan geslachten en er gaan geslachten voorbij, waarin zich geen enkel heilig levensteeken openbaart, en die in het ijdel spel van het wereldleven schier geheel ondergaan, maar paast die afgedoolde geslachten en kringen ziet ge toch in het Christenland steeds zich weer een heiliger spoor afteekenen, en waar dit heilige spoor weer boven komt, verkwikt u weer van allen kant het gelukkige levensteeken van een Gode toegewijd leven. En waar dit nieuwe geheiligde leven zich weer vertoonen mag, daar is het altijd weer der vaderen Gods aan wien men zich vastklemt, in de vreeze van wiens naam men zich rijk gevoelt, en in wiens dienst men mag volharden.' Dit is dan als de gouden draad van het geloof die door de zielen der geslachten wordt heen getrokken, en, komt straks de Voleinding, dan zal 't bij de inschrijving in het Boek des Heeren openbaar worden, hoe deze gouden draad, van eeuw tot eeuw, al ware 't vaak slechts in één enkel gezin, of in één enkel toegewijd hart, was doorgetrokken. Juist daarom zal het oordeel dat over iien zal gaan, die, in zulk een geslacht of gezin geboren, straks toch afvielen, zoo hard wezen. Ze brachten toch een scheur aan in 't heilig kleed, waarmee hun geslacht of familie door God zelf bekleed was.

Het volharden in den dienst van der vaderen God is dan ook de natuurlijke trek, dien gij bij al Gods kinderen, die zich van eeuw tot eeuw langs de heilige linie voortbewegen, terugvindt. De ongedurige geesten doen vlak omgekeerd, Ze neigen er steeds toe, om als uit de hoogte op de belijdenis der vaderen terug te zien. Met zijn vaderen en voorvaderen in de volzalige belijdenis saam te gaan, geldt hun niet als eere, maar acht men kleingeestig, een hangen aan de letter, en geen oog hebben voor de steeds voortgaande ontwikkeling, die zich • van geslacht tot geslacht voortplant. Het is door dien waan misleid, dat steeds alle vervreemding van 't geloof zich heeft ingezet. Er is ook een breuke met het geloof uit zinlijke zondezucht, doch deze zondedraagteen geheel ander karakter, en dan denkt men er niet aan, om de belijdenis der vaderen tot edeler en hooger merk op te voeren. Er is hier sprake van den afval van der vaderen geloof door de inbeelding dat men de vaderen te boven gaat, dat men rijker inzicht verwierf, en dat men daarom hun belijdenis te Verzaken heeft, om een juister en vollediger belijdenis in gang te brengen. Het droeve hierbij is dan alleen, dat eigen hoogheidsgevoel zich inbeeldt tot rijker inzicht in het geestelijke te zijn gekomen, en de vaderen te overtreffen. Geestelijk begint dit dan met kleine afwijkingen, maar steeds gaat die afwijking verder door, en óf reeds bij het eerste geslacht, óf anders stellig bij het tweede, wordt de heilige erfenis der vaderen verzaakt, de innerlijke warmte van hun belijdenis afgekoeld, en ten slotte wat eens de vaderen beleden verzaakt, om aan eigen vondsten en uitdenkselen zich over te geven. Dan eert de wereld zulk een man van nieuwe vondsten. Ze juicht u toe, dat ge de vastigheid der vaderen loswrikt, maar Gods kinderen bedroeft en ergert ge. En het einde van u en uw geslacht is, dat ge ten slotte, van de heilige traditie geheel afgedoold, door het ongeloof gebruikt wordt om 't geloof uwer vaderen te bestrijden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 juli 1919

De Heraut | 2 Pagina's

„Hij zocht den God zijns vaders.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 juli 1919

De Heraut | 2 Pagina's