GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Toen hij nog een jongeling was”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Toen hij nog een jongeling was”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want in het achtste jaar zijner regeering, toen hij nog een jongeling was, begon hij den God van zijnen vader David te zoeken; en in het twaalfde jaar begon hij Juda en Jerusalem van de hoogten, en de bosschen, en de gesnedene en de gegotene beelden te reinigen. 2 ICron. XXXIV: 3.

De verschijning van Josia, als Koning van Juda, heeft steeds de Godzaligen geboeid. De afval, waaraan heel 't volk bloot stond, was zoo diep ingrijpend. Ook de voorafgaande vorsten van Juda neigden in dien afval mede, maar geheel onverwachts maakte Koning Josia hierop een ingiijpende uitzondering, en het spreekt hierbij nog steeds Gods volk op zoo ernstige wij^e toe, dat deze keer bij Josia reeds in zijn vroege jeugd begon. De heilige schrijver vestigt hierop dan ook zeer omstandig en zeer in 't bijzonder de aandacht van den vromen lezer der Heilige Schrift.

Josia was even acht jaren oud toen hij Koning werd, en toen hij acht andere jaren in het bewind was ingegaan, en alzoo een jongeling van zestien jaar «as, begon hij den God zijner vaderen te zoeken. De toestand aan het Hof trok hem hier niet aan. Vooral onder zijn voorganger, onder Koning Amon, deed men aan het Hof te Jerusalem »wat kwaad was in de oogen des Heerenc, en ofiferde de Koning van Juda aan de gesneden beelden. Als kind van acht jaren zal de afvallige stoet van hovelingen ook Josia in deze onheilige zouden hebben medegetrokken. Niet onwaarschijnlijk zal Josia als jonge prins wel verlokt zijn, om hieraan mede te doen. Doch bij had hier toch geen ruste bij. Er werkte iets anders in zijn hart, en toen hij nu zestien jaren oud werd, en er allengs een gevoel van eigen verantwoordelijkheid in hem opwaakte, had er een volstrekte onmekeer in zijn binnenste plaats, en begon hij, gelijk er staat, »den God zijns vaders Davidc te zoeken. Van zijn zestiende tot zijn twintigste jaar heeft die heiliger geest toen in hem doorgewerkt, en toen hij met zijn twintigste jaar, wat wij zouden zeggen, geheel mondig werd, »begon hij Juda ea Jerusalem van de hoogten en de bosschen eu de gesnedene en gegotene beelden te reinigen, c

Wat ons hierin voor onze eigen omgeving toespreekt, is dat het bij Josia tot dezen ommekeer kwam omstreeks in zijn zestiende jaar. Ongetwijfeld kan de indruk van heiliger zin reeds op nóg jeugdiger leeftijd in de ziel opkomen. De heilige trekking in ons hart kan als van onze geboorte af in ons hebben doorgewerkt, zoodat heel ons leven in ongestoorde heilige stemming blijft doorgaan. Maar vaak gaat 't toch anders toe. Wel van de vroegste jeugd af kan men dan heilige indrukken in zich hebben opgenomen, maar zóó dan toch, dat er jaren van gedachteloosheid op volgden, waarin ziel en zinnen de gewone sleur namen. Juist dan echter neemt men gedurig waar, hoe omstreeks den zestienjarigen leeftijd een nieuwe spanning in het gemoed opkomt; een spanning die ons allengs in de groote levensvragen inwikkelt; en dan is het veelal die zestienjarige leeftijd waarin het tot besUssing komt, of 't hart zich in de wereld verliezen, of naar God toe zal keeren.

Het is daarom een vraagstuk van zoo hoog ernstig karakter, of de jonge man en jonge dochter den levensovergang, waartoe het juist in die periode veelal komt, in een heiligen kring mag doormaken, dan wel onder bedenkelijke verleiding moet doorworstelen. Zoo terecht heeft men daarom de strikte noodzakeUjkheid doen uitkomen, om onze jongelingen en maagden van dien zestienjarigen leeftijd niet aan zoo sterk aftrekkende invloeden bloot te stellen als op de openbare scholen, die vroeger onze jongelingschap opnamen, plegen te gisten. Men zag hiervan de schadelijke uitwerking voor oogen. Vandaar dat men toen aandrong op Christelijke scholen voor de hoogere ontwikkeling, en niet genoeg kan er voor gedankt en in geroemd, ] dat sinds zoo vele Christelijke scholen voor hooger ontwikkeling geopend zijn, waarvan de gezegende invloed dan ook in allerlei vorm te bespeuren valt.

We hadden eerst een korte periode te doorworstelen, toen bijoa heel het jonge geslacht, dat hoogere ontwikkeling zocht, op de publieke Gymnasia en publieke hoogere burgerschoJea in geestelijken zin ontadeld werd. Maar dit duurde niet. De Christelijke Gymnasia en Christelijke hoogere Burgerscholen konden straks geopend worden. En sinds is de geestesstemming onder het jongere geslacht o, zoo gelukkig gewijzigd.

Niet natuurlijk, alsof het deze Christelijke scholen van hoogere orde waren, die nu plotseling tot bekeering deden neigen. Ook in de smadelijke periode, die achter ons ligt, en waarin nog van geen Christelijk Middelbaar onderwijs sprake was, bleek telkens de macht des Heiligen Geestes, evenals bij Josia. Wat Josia trok en deed overneigea, was de heugenis en de traditie zijner vaderen, en de hierop inwerkende gisting des Geestes, en van deze beide ' factoren viel het duidelijkste spoor ook onder ons, door Godes goede gunste, nog zoo vaak te ontwaren. Niet zoo weinige jonge mannen, die door hun neutrale school toch feitelijk vergiftigd werden, voelden omstreeks hun zestiende of zeventiende jaar een hoogeren prikkel in zich wakker worden, en met hun eigen naam zij a nog de mannen van karakter te noemen, die in weerwil van de storende verleiding der neutrale Gymnasia en Hoogere Burgerscholen, omstreeks dien leeftijd waarlijk wakker werden, voor de zake Gods kozen, en sinds dien gelukkigen keer in hun leven Gode trouw bleven. Tot op zekere hoogte kan zelfs gezegd, dat zij, die een bedenkelijke neutrale school bezoekend, toch in een stille ure voor een hooger beginsel werden wakker geschud, later in hun verdere leven veelal nog beslister voor de zake Gods opkwamen, dan zij die steeds de Christelijke vorming op een eigen school genieten mochten. Maar voor den breederen kring van onze geestverwanten teekent het dan toch een vooruitgang, die tot dank stemt, dat de hen vormende school niet langer tegen ons diepste levensbeginsel indruischte, maar 't met milden zegen besproeien kon.

Juist deswege echter is het van zoo boeiend aanbelang, dat de ouders op dien overgang, dien de zestienjarige ouderdom in het leven hunner zonen pleegt aan te brengen, meer van nabij het oog gevestigd houden. Die leeftijd van omstreeks zestien jaren, die bij Koning Josia den doorslag gaf, is veelal de overgangsperiode ook bij onze jongelingschap, en het is hierop, dat gemeenlijk veel te weinig wordt gelet. Niet eerst als gymnasia en hoogere burgerschool afgeloopen zijn, maar juist omstreeks het jaar dat zich bij Koning Josia kenteekende, beginnen zich in de verborgenheden van 't hart de geestelijke golvingen te roeren, die de jonge mannen voor de groote levenskeuze plaatsen. Het is daarom zoo ernstig verzuim, indien de ouders die uiterst gewichtige periode in het leven van hun zoons in de gewone sleur doen voorbijgaan. Juist die jaren toch zijn het, waarin het van eiken vader en elke moeder mag gevergd worden, dat ze de geestelijke roerselen in het gemoed van hun zoons van nabij gadeslaan, en er ter heiliging op trachten in te werken. Het kan natuurlijk verschillen. Er zijn er bij wie de periode van stille, innige roering reeds twee drie jaren vroeger intreedt, en er zijn er ook, bij wie eerst omtrent den tijd dat ze mondig worden, de volle beslissing komt. Als regel echter mag gezegd, dat evenals bij Josia omstreeks het zestiende jaar de innerlijke gisting begint op te zetten, en daarom hangt er zoo bovenmate veel aan, of de ouders dan deze gemoedsaandoeningen bij hun kroost weten te leiden en te bezielen. Verzuim is hier later nimmer meer geheel in te halen. En wat vooral niet uit 't oog mag verloren, doorworstelt een jonge man zulk een beslissende periode in zijn leven, zonder dat zijn ouders er een oog voor toor.en te hebben, dan vervreemdt hem dit van het ouderlijke hart, en is oorzaak, dat de heilige gang van hun toekomstig leven schier geheel buiten hun saamleven met hun vader of moeder omgaat.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 oktober 1919

De Heraut | 4 Pagina's

„Toen hij nog een jongeling was”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 oktober 1919

De Heraut | 4 Pagina's