GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Nedervallende hebben zij het aangebeden.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Nedervallende hebben zij het aangebeden.”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

[KERSTFEEST 1919.]

En in het huis gekomen zijnde, vonden zij het kindeken met Maria, zijne moeder; en nedervallende hebben zij het aangebeden; en hunne schatten opengedaan hebbende, brachten zij hem geschenken, goud, en wierook, en mirre. Matth. II: 11.

Niet alleen roerend, maar stellig aangrijpend, is wat ons van de Wijzen in het Oosten gemeld wordt. Het waren geleerden uit'de heilige klasse van de oude Babyloniërs. Van het Rijk van Babel was als zelfstandig aardsch Koninkrijk desdjds de naam nauwelijks overgebleven. Babel was door de Perzen veroverd en ter nedergeslagen. Het Perzische Rijk, dat door Koning Cyrus zoo hoog verheven was, zonk evenzoo ineen. En feitelijk had men alzoo in deze streken eeniglijk te rekenen met de macht der Romeinen. Het was de Keizer die te Rome zetelde, in wiens macht allengs alle machten en rijken van het Oosten waren overgegaan. Alleen hadden de Romeinsche Keizers dit eigenaardige, dat ze in alJe streken van het Oosten en van het Westen, waarin ze hun macht vestigden, zooveel doenlijk de landsvorsten bestaan lieten, en, door deze heerschend, de volken met zich poogden te verzoenen. Zooals er nu in onze Residentie op dit oogenblik een Vorstenzoon uit Djokja op Java is opgedaagd, die door onze Koningin mee hooge eere tot in haar Vorstenzaal ontvangen is, zoo ook werden door de toenmalige Romeinsche Keizers alle deze oorspronkelijke vorsten in het Oosten, zooveel 't ging, nog met zekere vorstelijke eere bejegend. Streng en onverbiddelijk deed men hun, waar het noodig bleek, de oppermacht van den Keizer te Rome gevoelen. Niemand kon er dan ook destijds te Jeruzalem of te Cesarea aan twijfelen, of van den Keizer te Rome, en onder hem van Pontius Pilatus, ging de macht uit om wet en orde te herstellen, maar een schijn van Koninklijk gezag bleef daarnaast en daaronder aan de Aziatische Vorsten gegund. De macht van Rome's Keizers werd door niemand in het ontzaglijke Rijk ook maar een oogenblik in twijfel getrokken. Altoos zoo echter als een Vader heer en meester in zijn gezin blijft, al regeert er een Vorst over het land, zoo ook waren deze inlandsche Vorsten nog altoos heer en meester in het ialandsch huishouden, maar de Vorst over 't land en over de inlandsche koningen was en bleef de Keizer Augustus.

Doch let er nu op, hoe in 't Oosten de onderlinge sa^mbang van Volk en Overheid op gemengde wijze onderling verbonden was. Dit is zoo heel anders dan 't zich aan ons in Europa voordoet. Bij ons zijn machten ea bevoegdheden met strenge grenzen van elkander gescheideu, doch in het Oosten niet. Ook nu nog niet, en daarom wezen we op den Vorst van Djokja, die zelfs nu nog met ten deele Vorstelijke eere in bet Paleis van onze Koniagin ontvangen werd. Men versta dit wel. Er was geen sprake van, dat de inlandsche Vorsten, die onder de heerschappij van den Keizer van Rome stonden, eenige monarchale macht konden uitoefenen, maar wel lag het in den Oosterschen aard, waaraan de Romeinsche gebieders zich aansloten, dat de aloude traditiën ook in Nineve en Babyion voortleefden. Niet met absolute macht. Het was toch alles thans onder de Keizer van Rome gebracht, maar de aloude traditie van het Ooslersch recht leefde voort en voort, de volken sloten zich bij deze traditiëa aan, en daar deze traditiën bij schier alle Oostersche volken in denzelfden trant voortwoekerden, was 't geheel natuurlijk, dat de invloed van de je traditiën wel verzwakte, maar zonder toch weg te sterven, en dat dientengevolge het oude nationale leven dezer volken zich nog steeds in gebrekkige, maar toch duidelijk onderscheidbare vormen voortzette.

Nu heerschte hierin zeer zeker zelfbedrog. In Babyion was geen heilige orde meer, waardoor een hooger inzicht zich kon voortplanten. Maar toch zetten zich daarom evengoed te Babyion als in Egypte de oude overleveringen voort, doordien ze voortleefden in het volksbesef, en ook door de machthebbers met zekere voorliefde bejegend werden. Dit is nu nog zoo, juist zoo als 't destijds in Suza en Babyion was. En men verlieze nimmer uit het oog, dat deze traditiën niet alleen een heiligen oorsprong hadden, maar ook voortdurend door den heiligen zin van 't volk gedragen werden.

In deze traditiën, waaraan men zich in Azië vooral zoo sterk vastklemt, spreekt meer dan eigen verzinning, er spreekt nawerking van het verleden in, en het is hierop dat niet genoeg kan wordeti gelet. De oorsprong van ons menschelijk geslacht ligt niet in Europa, maar in Azië. Het is in Azië dat alle volken der aarde nog steeds hun oorsprong zoeken, en dit niet in naam, maar feitelijk. Geheel ons geslacht is uit Azië herkomstig; schier alle volken in Azië beroemen er zich op, dat zij nog in engeren zin de dragers zijn van de oudste overleveringen van ons geslacht, en juist dit is het wat in de verschijning van de Wijzen uit het Oosten zich hier aankondigt. Deze Wijzen uit het Oosten waren niet eenige verzinners, die als door een inval op de gedachte waren gekomen, om een tocht naar het Heilige Land te doen. Ze waren geordende mannen die in Babyion de oudste traditiën van de Aziatische volken voortzetten, en deze traditiën oogden er natuurlijk op, om aansluiting aan het Scheppingsverhaal te zoeken, en voor zich de eere op te eischen, .dat zij het naast aan Abel en Seth stonden, en wel zóó dat ook wel andere volken de oudste traditiën voortplantten, doch in minder zuivere vormen, en dat, als men terugging op den oorsprong van ons geslacht, de overlevering den hechten band tusscben Adam en hun volk legde. Ook van de andere volken werd dan wel erkend, dat ook zij hun ouderlingen band afleidden uit wat in Seth en door Noach op Adam wees, maar èn de Egyptenaren èn de Perzen én de Grieken, kortom alle volken, die achtereenvolgens de leiding aan zich zagen toevertrouwd, bleven toch van eeuw tot eeuw staande houden, dat hunner de aloude levende traditie was, en dat door hen, niet door hen alleen, maar toch altoos door hen 't meest en 't zuiverst, de traditie van Paradijs en Ark, en de heilige oorsprong der eerste, oorspronkelijke en nooit geheel teloor gegane religie zich had voortgeplant.

Die heilige traditie verzaakte nimmer haar historisch, oorspronkelijk verband." Een heilig verband, dat niet zoozeer in Europa, maar allereerst en het allersterkst in Azië opkwam. De aloude traditiën in Europa verzwakten allengs en stierven uit, maar uit Azië kwamen met de Volksverhuizing telkens nieuwe krachten Europa binnen, die ook thans nog nabloeien. Maar veel sterker was dit uiteraard in de dagen, waarin het Kerstfeest zich in het leven der volken inschoof. Voor ons stierf dit godsdienstig verband der volken weg. Zelfs op 't Kerstfeest, als alles ons schier oproept om het verband der volken te herdenken, en van uit Bethlehem terug te gaan op de oude volksstammen, die de heilige traditiën der volken alle die eeuwen gedragen hadden, heeft «euw na eeuw deze traditie van de zoo bezielde Aziaten onder ons ternauwernood meegesproken. Thans echter gevoelen we ook in ons land den keer die intrad. Neen, de machtige gebeurtenis van het Kerstfeest stond niet op zichzelf, gelijk we zoo eeuw na eeuw ons verbeeld hebben. Wat nu onder de volken uitbrak, wijst op een geheel ander bestand. Zooals dusver nimmer gevoelen we thans op eens den samenhang der volken van Oost en West, van Noord en Zuid ; en gaan we, onderwijl dit onze zielen doordringt, nu terug op de Wijzen uit het Oosten en op hetgeen destijds in het gemoed der volken omging, dan gevoelen we op eenmaal, zooals op onze vroegere Kerstfeesten nimmer, hoe ook onze Kersljubel in rechtstreeksch verband staat met wat straks onder en met de volken van Azië en Europa, van Afrika en Amerika te gebeuren staat. Immers tot op het Paradijs gaat 't nu steeds meer terug. Uit de volken van het Oosten dringt ook ons met steeds luider stem de drang naar de doorbreking van het Godsrijk in het oor. Neen, 't zijn niet enkel schuddingen en beroeringen der volken die we mee doorleven; wat ons ontzet en op het einde voorbereidt, is de beroering die van God uitgaat onder de volken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 december 1919

De Heraut | 4 Pagina's

„Nedervallende hebben zij het aangebeden.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 december 1919

De Heraut | 4 Pagina's