GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van de Kerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Kerk.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

LI.

En met veel meer andere woorden betuigde hij, en vermaande hen, zeggende: Woi behouden van dit verkeerd g^ slacht. Hand. Il: 40.

Tot dusver lieten we de aangrijpende veranderingen, die op Kerkelijk gebied op til zijn, glippen, zonder vooralsnog op de toekomstige wijzigingen die in aantocht zijn, in te gaan. Wel kon reeds nu vastgesteld, dat de huidige toestanden geen duurzaam, althans geen blijvend karakter dragen, maar de in aantocht zijnde wijzigingen waren nog te weinig doorgedrongen, om er, met het oog op het heden, reeds mede te rekenen. Eerst drong ons de noodzakelijkheid, om in ons betoog den feitelijk bestaanden toestand te laten uitkomen, gelijk hij zich naar oude usantie aandiende, hierbij alleen rekenend met de klaarlijk zich aandienende en feitelijk ingetreden wijzigingen. Thans echter kunnen we hierbij niet langer blijven staan, en dient opzettelijk nagegaan, welke gegevens de huidige toestand met het oog op de toekomst biedt, en wat vereischt zal zijn, om het eenig juiste spoor niet bijster te geraken. Te meer moet dit aan nader onderzoek onderworpen, omdat er van meet af van allen kant schier heerschende invloeden merkbaar werden, die er met bijna stellige zekerheid op wezen, ' dat we aan den vooravond van een geheele kentering op Kerkelijk terrein staan, die ons ook op eigen terrein zeer gewijzigde en toch zeer ernstige eischen zal kunnen stellen. Te minder mag hierover heen gegleden, omdat 't feit er eenmaal toe ligt, dat het Kerkelijk leven, gelijk het zich aandient, op alle manier met verwante levensuitingen in aanraking komt, en er deels zelf door beheerscht wordt, deels er beheerschend op inwerkt. Staande aan den vooravond van een alzijdigen keer op sociaalpolitiek gebied, is 't daarom van het hoogste belang, dat we klaar en helder inzien de strekking van wat op dit oogenblik gaande is, en niet rusten eer het klare en duidelijke antwoord gevonden is op de vraag, welke richting aan het Kerkelijk en in verband hiermede aan het sociale leven zal te geven zijn, om bij de wijzigingen in het nationale leven, die steeds meer te wachten zijn, voorzoover we dusver op het rechte spoor voortschreden, daarvan niet te worden afgedrongen, en voorzoover het zuivere pad nog te zoeken was, het steeds klaarder te mogen opsporen. Voor den toestand waarin we op dit oogenblik feitelijk verkeeren, geeft dit geen meerdere klaarheid. Waar zijwegen waren in te slaan, om zich uit de oogenblikkelijke verlegenheid te redden, zijn deze reeds betreden, en zóóver zelfs ging men hierbij, dat men zich leende tot wat nog voor kort ondenkbaar scheen. Herinner u maar hoe de Socialisten in Duitschland er eigener beweging tot overgingen, om voor de gekerstende volksschool gelden uit de publieke kas beschikbaar te stellen. Dit echter zijn voorbijgaande inschikkelijkheden, die bij de eerste booze kansen welke zich daartoe bieden, weer te niet worden gedaan. Vooral voor wat Duitschland aangaat, mag hierbij geen oogenblik vergeten worden, dat de nood der verlegenheid er op 't hoogst gestegen was, en dat met name de overgroote Roomsche bevolking uit het Zuiden en^ Westen van Duitschland zich niet plotseling^ kon laten dwingen, om in geheel gewijzigde toestanden, vooral waar het de geldelijke verhoudingen betrof, over te gaan. Ieder gevoelt, dat het straks niet blijven zal gelijk het zich voor het oogenblik geschikt heeft. Dit alles zijn niet anders dan onvermijdbare noodmaatregelen, en eerst de toekomst zal kunnen uitwijzen, waar het pad ligt, dat duurzaam zal .kunnen of althans moeten betreden worden.

Geheel nieuw ontstaande toestanden brengen gemeenlijk in eersten aanloop zekere verwarring van de onderlinge verhoudingen met zich. Met ziet het op den Pinksterdag en de daarop volgende dagen bij de stichting der eerste Christenkerk te Jerusalem. In geen enkel opzicht viel bij die machtige gebeurtenis te klagen, dat 't ontbrak aan goedwilligheid of dat het faalde aan heilige bezieling. Misschien kan gezegd, dat de Kerk van Christus nooit en nimmer een heerlijker bezieling geopenbaard heeft van zoo doortastend karakter, als juist in de eerste dagen na de uitstorting van den Heiligen Geest, en toch valt niet te betwisten, dat het daarbij aan vaste en noodzakelijke orde faalde, en dat er voor het uitwendige averéchtsche verhoudingen intraden, die de goede orde als buiten sloten. Er lag iets zeer begrijpelijks in, dat men, zoo pas in de verwachting van Jezus wederkomst ingeleefd, die - wederkomst zoo op staanden voet, of althans zoo spoedig verwachtte, dat het stille woonhuis waarin men zich ^evestigd had, zijne gewone beteekenis verloor, en men zich afvroeg, waartoe het dieneri zou, zulk èen straks toch overbodige woning nog onder zijn hoede te houden. Al viel niet te loochenen, dat men dag noch uur van Christus wederkomst bepalen kon, het scheen toch uitgemaakt dat het aloude bezit van huis en goed zijn beteekenis had verloren, en dit te meer daar er altoos goederen bleven, die als niet verkoopbaar, in den eersten nood hielpen voorzien. En, bovendien, wat nog sterker sprak, men moest nu immers niet meer eeniglijk op zichzelf huishouden. Het nieuwe leven dat thans inging, was nu een gemeenschapsleven, en wel een gemeenschapsleven in den edelsten, strengsten zin van 't woord. Het was daarom een in hooge mate aantrekkelijke gedachte, om geheel de aloude gewoonte van een afzonderlijk gezinsleven voor elke familie op zij te zetten, en voor de korte dagen die 't allicht nog duren zou, zich allen saam als in groote familiën saam te trekken en dag aan dag saam zich den maaltijd in te richten, en saam te genieten. Dit alles kon dan ten deele een gewijd karakter dragen, en ten slotte zelfs in de viering van een heilig Avondmaal overgaan. Wat daaraan voorafging, noemde men dan aanvankelijk onder de Grieksche Christenen een Agape, maar ook hiervan was te te Jerusalem aanvankelijk althans nog geen sprake, de gemeenschapsidee beheerschte toch ook daar geheel 't uitwendig bestaan, en aan de sombere gevolgen die straks hieruit op zeer ongelegen wijze konden voortvloeien, dacht men nauwelijks. Met zekere heilige geestdrift wedijverde men daarom zelfs te Jerusalem en op de dorpen in den naasten omtrek, om den één den ander in zelfopoffering en toewijding voor te gaan. Het was een geheel nieuwe, maar rijke gedachte, het gewone huiselijk leven in hoofdzaak prijs te geven en niet meer gezinsgewijze, maar Kerksgewijze den gang door het leven voort te zetten. Men was nu in Christus één, die eenheid in Christus moest tot steeds voller en steeds meer bezielde uitdrukking komen. Hoe minder men nog op zijn eigen goed zag en aan eigen meubelen hechtte, en hoe meer men opging in de saamleving met de gekerstende broederen, hoe rijker men zich gevoelde, en hoe geestelijk gelukkiger men was. Niet, dat daarom alle zorge voor het gewone leven terzijde werd gezet. Vooral toen de bekeerden in aantal zoo sterk toenamen, en men met duizend en nogmaals duizend bekeerlingen te doen kreeg, sprak 't wel van zelf, dat men voor de slaapgelegenheden zorg had te dragen, en de gewone kleeding en wat verder tot de saamleving behoorde, in orde moest houden. Doch althans in de eerste weken, was hierin te voorzien uit voorhanden middelen, die men alzijdig hiervoor beschikbaarstelde. Maar wat langer stand hield, was het zich vastklemmen aan zijn kapitaal en aan zijn grondbezit. Dit alles liet men los, en stelde er zelfs prijs op, voor aller oog duidelijk te laten uitkomen, dat men het losliet. «Allen die geloofden, zoo staat er dan ook in vs. 44, allen die geloofden waren bijeen en hadden alle ding gemeen"

Stelt men nu de vraag, of de gezamenlijke Apostelen, die toen immers nog te Jerusalem vereenigd waren, deze finantieele wijze van de zaak der Kerk te behandelen, niet bedenkelijk vonden, en er niet tegen gewaarschuwd hebben, dan moet het antwoord in den meest beslisten zin ontkennend luiden. Wat Lucas ons bericht laat geen anderen indruk achter, dan dat allen saam in deze wijze van handelen een krachtige geloofsuiting zagen, en er niet 't minste gevaar van duchtten. Bij min nadenkende lezing ontvangt thans nog wie het slot van Handelingen II raadpleegt, den indruk, dat geen der Apostelen in deze wijze van gelukkig durven iets bedenkelijks zag. Met geen woord toch ging er van de Apostelen een waarschuwing tegen deze onvoorzichtigheid uit. Van wat later bij de verarming der gemeenten bleek, werd blijkbaar bij dien eersten inzet van het nu optredend Kerkelijk leven nog niets vermoed. Het is toch ondenkbaar te lezen en te herlezen wat in Handelingen II:41 y.v. wordt medegedeeld, en er dan tevens de vreeze bij te koesteren, dat de Apostelen in hetgeen voorviel een bedenkelijke wijze van optreden zagen. Wat ons in Hand. II:41 vv. wordt voorgehouden, kan geen anderen indruk achterlaten, dan dat het hier een overspannen geestdrift gold, die'ook door de Apostelen op hoogen prijs werd gesteld. Over de bedenkelijke gevolgen die er uit konden voortvloeien, is toen blijkbaar ook door hen niet nagedacht. Ze waren en bleven Apostelen, dip ook deze aangelegenheid iouter in geestólijken zin ter kennis namen, zonder over de financieele en oeconomische gevolgen een oordeel te willen uitspreken. Het was den Apostelen in die geestdriftvolle dagen niet om financieele keur, doch eeniglijk om hooge bezieling te doen, en toen hun nu eenmaal bleek, dat al 't volk dat intrad dit deed met hooge bezieling en zonder zich om de geldelijke bijaangelegenheden te bekommeren, kon 't niet wel anders of, met deze geestelijke actie hoogelijk ingenomen, konden ze er niet toe komen, om met de financieele gevolgen te zeer van nabij te rekenen. In volle geestdrift bewogen ze zich in de kerkelijke geloofs uiting, die wonderen scheen te doen. En het is uit dien hoofde en op dien grond, dat Lukas niet aarzelt, zonder voorbehoud te getuigen, dat hetgeen hier van de zijde der Apostelen plaats greep, zich geheel uit hun heilige geestdrift verklaren liet.

Natuurlijk kon het niet anders, of toen de Kerk te Jerusalem tengevolge van de onvoorzichtige behandeling der geldelijke aangelegenheid zienderoogen v^armde, kon ze tenslotte zichzelve niet meer redden zoodat Paulus hulp moest komen bieden, en we aarzelen geen oogenblik de vraag te stellen, of, zoo de Apostelen op de Pinksterdagen duidelijk en klaar deze bedenkelijke gevolgen van hun geldelijke mild heid hadden ingezien, de onmisbare waarschuwing van later niet aanstonds van hen zou zijn uitgegaah. Nu hiervan echter met geen woord blijkt, kan er voor den finan cieelen nood, waarin straks de Kerk van Jerusalem verkeerde, geen andere verkla^ ring worden aangewezen, dan dat men in den eersten aanloop zich te weinig gespeend had en te mild was geweest in het ver koopen van zijn goed. Te vergoelijken was dit natuurlijk niet. De nood is straks van zelf aan den man gekomen, en toen de verlegenheid zienderoogen toenam, en ten slotte vreemde hulp aan de verarmde gemeente moest geboden worden, is te Jeruzalem niet alleen, maar ook in de om liggende Kerken alzijdig gevoeld, dat men in de eerste week na den grooten Pinksterdag op meerder voorzichtigheid bedacht had moeten zijn. Iets wat te sterker uitkwam, toen de vaak ? oo verkeerd beoordeelde Paulus in persoon naar Jeruzalem moest komen, om een groote somme gelds aan de verlegen Kerken ter hand Ie stellen

Dat niet bij elke daad en elke handeling der eerste Christenen, al was het dan ook dat de Apostelen erbij voorgingen, de juiste opvatting voorzat, trad alzoo van velerlei zijde in het licht.Iets wat daaruit in hoofdzaak te verklaren is, dat ze zich voegden en schikten naar den drang der omstandigheden. Ook de eerste Christenen te Jeruzalem, en met hen de voorgangers, d.w.z. de Apostelen die hun leiding gaven, voegden zich naar de omstandigheden, en hierbij moet er steeds mede gerekend worden, hoe allen saam hun geheel onbekende toestanden tegemoet gingen, en in verband hiermede vaak meer op gissen en raden, dan op een handelen met vaste zekerheid waren aangewezen. Ze konden er zelfs niet naar gissen, hoe lange dagen of jaren er nog voorbij zouden gaan, eer de groote eindopenbaring intrad, en de finale beslissing tusschen de wereld en het Godsrijk vallen zou. Vergeet toch nooit, dat zelfs een zoo hoog staand apostel als Paulus nog lange jaren in de stille verwachting voortleefde, dat ten hoogste binnen enkele jaren de teekenen van het groote oordeel zichtbaar zouden worden. We moeten daarom, zoo dikwijls we in de mysteriën der Heilige Schrift pogen in te dringen, er met name bij de Apostelen op bedacht zijn, om met die onzekerheid te rekenen. Beide toch bleef voor hun besef mogelijk, het einde kon nog zeer ver verschoven'worden, en zeer wel liet het zich denken, dat zij den dood zouden ingaan, als eerst na jaren, na eeuwen misschien, de dag der dagen, die aan alles een einde zou maken, stond in te treden. Maar vergeet nooit, dat 't zich toch keer op keer vlak omgekeerd aan hun geestesverwachting kon voordoen. De groote dag die de eindbeslissing zou doen ingaan, kon ook na ophanden zijn, en gegevens te over waren er, om met die mogelijkheid te rekenen. Tweeërlei ontwaart ge van de ure van Caesarea af gedurig in het verkeer van Jezus met de zijnen. Steeds dringt de Christus er op aan, dat zijn Jongeren toch welbewust en met klaar inzicht in wat te komen stond, zouden inleven; maar voor wat de Apostelen betreft, werd blijkbaar hun gevoelen, hun verwachting en hun toeneiging naar twee zijden geslingerd. Er waren oogenblikken, dat ze zich gewonnen geven, en op niets anders het zielsoog richten dan op het Kruiswonder van hun Heer en Heiland. Alleen maar, zoo bleef het geen standhouden. Ze werden in hun overtuigingen en overleggingen gedurig her-en derwaarts geslingerd, en als ten slotte Jezus zich aan de politie van het Sanhedrin overgeeft, deinzen de discipelen af, alsof alle hope vervlogen ware. Nu kenterde dit wel na de Verrijzenis, en nam de vastheid der Goddelijke verwachting zelfs toe, maar toch kon van een wisse zekerheid bij hen nog geen sprake zijn. De verschijningen droegen een te zwevend karakter, en schier alles werd door deHemelvaart besloten. Die Hemelvaart nu mocht niet den indruk achterlaten, alsof de scheiding tusschen den verhoogden Heiland en de Jongeren een volstrekte ware geworden. De Engelenboodschap luidde eer integendeel, dat > deze Jezus die van hen opgenomen was in den hemel, alzoo komen zou, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien henen varen.< Er lag dan ook niets vreemds in, dat de Discipelen, na deze hemelsche mededeeling ontvangen te hebben, er zich zeer sterk aan gehecht hebben en al spoedig inleefden in de voorstelling, alsof zij. Discipelen, eer hun persoonlijk einde zou ingaan, die hoogheilige wederkomst van hun Messias beleven zouden. Het was dan ook alleszins natuurlijk, dat de Discipelen met de honderd getrouwen, en nu ook de op Pinksterdag bekeerden, zich eiken dag geperst en gedrongen gevoelden, om zich in het naderend einde in te leven, en in verband en in overeenstemming hiermede, hun voorloopig leven hier op aarde op te vatten.

Ongetwijfeld hebben de Apostelen geaarzeld en geworsteld. Nu eens ziet ge hen onder den druk der hooge verwachting als vooruit inleven in wat het eind brengen zou, en dan weer aarzelen ze in onzekerheid en vragen zich af, of er geen verschuiving van het einde ware in te wachten.

Hierbij nu mag niet uit het oog verloren, dat het den Christus behaagd heeft, hen niet zoo korte jaren in die zwevende onzekerheid te laten. In het eind moge op Pathmos klaarder licht hebben geschenen, maar zelfs het licht dat Pathmos tenslotte deed opgaan, vestigde toch geen tijdsbepaling van zoo vast karakter, dat niet zeer uiteenloopende verwachtingen ingang konden vinden. En al kan men nu althans van den Apostel Paulus betuigen, dat hij in zijn latere brieven, meer dan aanvankelijk, op een steeds langer duur van wat aan Jezus wederkomst zou voorafgaan, inging, tot vaste zekerheid kwam 't toch ook voor hem niet, en we mogen •'t ons niet verhelen, dat de Apostelen, met Paulus incluis, afwijkende mogelijkheden open hielden. En ook als is 't, dat op 't laatst van zijn bangen strijd en worsteling, ook Paulus ten slotte zich geheel en al op een sterven, eer het einde kwam, had voorbereid, toch blijkt uit alles, dat de Apostelen, en zij die aan hen kleefden, wat dit ééne gewichtige punt betreft, gedurig geslingerd werden, en de ééne maal een hope koesterden, die straks weer in twijfel of althans in onzekerheid onderging. Het baat dan ook niet of men, uit eerbied voor de letter der Schrift, allen twijfel, alle aarzeling en alle onzekerheid op dit punt poogt te verbloemen, Het feit ligt er nu eenmaal toe, dat niet alleen Paulus, maar met hem al zijn getrouwen en medestrijders deze slingering gekend en mee doorleefd hebben, en dat juist hieruit zich hun vaak intredende onzekerheid verklaart. Met name wezen we hiervoor op den onvoorzichtigen verkoop van alle goed, waartoe niet zoo weinigen te Jeruzalem overgingen. Immers waar ons dit bericht wordt, lezen we niets van een betrekkelijke af keuring die de Apostelen over deze ingrijpende handeling van zich lieten uitgaan. Eer ontvangt men den indruk, alsof de Apostelen zelve hierin iets vonden dat ze toejuichten, en waarin ze de eerste Christenen tegemoet gingen.

Het klaarste licht valt hierop, indien men rekent met het jammerlijk gebeuren, waarvan Lukas ons in hoofdstuk XII van de Handelingen verhaalt. Daar toch wordt ons bericht, dat Koning Herodes als een echte wreedaard te Jeruzalem tegen de Christenen, en met name tegen de Apostelen als hun leiders, begon op te treden-Hij toch is het die het bestond, een der Apostelen gevangen te nemen en onverwijld ter dood te brengen, en toen hij hierin geslaagd was, zich aanstonds opmaakte^ om ook met name Petrus I gevangen te nemen en ook hem onschadelijk te maken. Het verhaal dat Lukas ons in Hand. XII:1 en 2 hiervan geeft, is toch zoo kenmerkend. Tot dusver had men in de vorstelijke raadzalen te Jeruzalem nog in tamelijke ruste kunnen verkeeren. In de eerste dagen na den Pinksterdag, toen de Joden in grooten getale zich doopen lieten, is er geen sprake van dat men met geweld tegen hem optrad. Eer ontvangt men den indruk, dat de drang om zich te laten doopen ook in het Sanhedrin zulk een aangrijpenden indruk maakte, dat men zich rustig terug hield en de alzijdige bekeering van de Joden haar loop liet hebben.

Nu echter treedt plotseling Herodes met zijn moordplan op, en het eerste wat hij doet is Jacobus en Petrus in het oog vatten, om beiden tot slachtoffer te kiezen. Nu ruste voor een oogenblik het gebeurde met Petrus. Dit toch levert de stof voor een angstig martelaarschap, dat aldra een grootsch karakter aannam en Koning Herodes in zelfbeschaming deed afdeinzen. Maar in hooge mate opmerkelijk is het gebeurde met Jacobus, den broeder van Johannes, den zoon van Zebedeus. Alsof het toch de natuurlijkste zaak was die zich denken liet, wordt ons van hem bericht, dat Koning Herodes ook hem gevangen nam, en vlak daarop, zonder aarzeling, order gaf om hem zonder verwijl uit de gevangenis ten doode te geleiden.

Haast schijnt het alsof de overige Apostelen, en zoo ook Lukas, het een als vanzelf sprekende gebeurtenis achtten, dat het nu met den vrede uit zou zijn, en dat geweld tegen de volgelingen van den Christus zou losbreken. Lukas althans vindt er blijkbaar niets vreemds in dat 't zoo liep, want hij bericht 't aan zijn lezers schier als een vanzelfsheid. Haast ontvangt men den indruk, als hadden de aanvankelijk opgetreden Christenen het niet anders verwacht. Voorheen hadden de volgelingen van den Messias dagen van bezorgdheid en angst doorleefd, en blijkbaar was het een schier onverwachte triomf voor hen geweest, dat ze na Christus hemelvaart ongedeerd en schier ongemoeid werden gelaten. Waar ze voorheen te Jeruzalem vaak in angst en bezorgdheid hadden verkeerd, bewogen ze zich thans niet alleen geheel vrij, maar genoten ze zelfs in niet geringe mate de sympathie van het vrome Jodenvolk. Wel bleef het Sanhedrin hen met bitterheid vervolgen, maar gemeenlijk dorst dat Sanhedrin niet tot aanval overgaan, juist wijl het niet op steun van Regeerin gswege rekenen kon. Zeer goed intusschen wisten de gedoopten, dat, keerde de meening in het Paleis van den Vorst, de ure der vervolging niet toeven zou. Gelijk in den oorlog een legerafdeeling die tot den aanval overgaat, of aangevallen wordt, weet dat dit op verlies van menschenlevens zal te staan komen, zoo ook vonden de Christenen te Jeruzalem het alleszins begrijpelijk, dat men vroeg of Iaat tot aanval ook tegen hen zou overgaan. Dat nu die bittere ure bleek gekomen te zijn, griefde hen natuurlijk op bange wijze, maar toch zag men er niets in, waarop niet vooruit te rekenen viel. Het moest tot vervolging komen, en toen in die bange vervolging Jacobus aanstonds als slachtoffer viel, griefde dit ongetwijfeld, maar 't kon niet bevreemden. Vooral Petrus' gevangenneming was-reeds aanstonds een afleiding. Immers aan het leven van Petrus hing zooveel - meer. Zoo laat het zich alles op begrijpelijke wijze verklaren, dat Lukas hi^r dezen door Herodes op Jacobus gepleegden moord, slechts kortelijk als feit vermeldt, om nu aanstonds van Jacobus' martelaarsdood op Petrus' gevangenschap over te gaan. Hoofdzaak is, dat èn uit Herodes optreden èn.uit het gebeurde met Jacobus en Petrus op zoo overtuigende wijze blijkt, hoe de beslissing inzake de toekomst der Kerk niet aan de gedoopte Joden, en zelfs niet aan de Apostelen in handen was gegeven, doch dat de Christus zelf het lot van zijn Kerk in zijn hand hield, en dat derhalve niet wat de Apostelen duchtten of hoopten, maar eeniglijk wat de Christus over zijn Kerk beschikt had, te komen stond.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 april 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Kerk.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 april 1920

De Heraut | 4 Pagina's