GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Gaande in hun eenboudigheid”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Gaande in hun eenboudigheid”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En er gingen met Absalom *van Jeruzalem twee honderd mannen, genoodigd zijnde, doch gaande in hunne eenvoudigheid, want ze wisten van geene zaak. 2 Sam. XV: 11.

Zelfs nu nog stuit ge in 't practische leven op zoo tal van onjuiste en onware verhoudingen, maar in. de dagen van David brak dit kwaad nog veel pijnlijker door. Overduidelijk toch lezen T^e van Absalom, dat hij al wat denkbaar was deed, om 't anders trouwe volk van David af te trekken en aan zijn onheilige zaak te verbinden. Of staat er niet in 2 Sam. XV : 11 dat Absalom twee honderd gewapende mancen met zich mee trok en dat hij ze voor zijn zaak en tegen David liet optreden, zonder dat deze twee honderd soldaten eigenlijk wisten wat ze deden. Ze gingen, zoo staat er in vs. 11, in hun militaire eenvoudigheid, en ze wisten feitelijk niet wat ze deden. Absalom had deze twee honderd man niet vooraf bij zich geroepen, hun zijn politiek bedoelen uitgelegd, met dat politieke plan hun instemming bepleit, en nu ze ten slotte onderzijn commando opgenomen, om uit volle overtuiging met hem en tegen David op te treden. Er was bij deze twee honderd soldaten van keuze gansch geen sprake geweest. Ze waren soldaten, en Absalom h^d ze als soldaten, in stipte gehoorzaamheid, aan zich verbonden, en nu hun den eisch gesteld om van meetaf en tot den einde toe aan zijn zijde te treden en voor en met hem David te weerstaan, en zijn eigen persoonlijke Absalomische zaak voor te staan, en tot met hun leven te dienen. Ze gingen, zoo staat er in VS. 11, »in hunne eenvoudigheid», niet uit onnoozelen zin, maar wijl ze niet wisten voor welke zaak' ze het zwaard hadden te trekken. Er werd aan deze twee honderd soldaten geen persoonlijke keuze gesteld. Er werd hun niet afgevraagd voor welke der twee partijen ze hun leven wenschten te wagen. Trouwens, als soldaten waren ze in dienst genomen. Ze hadden zich aan Absalom als hun leider en veldheer verbonden en onderworpen, en nu volgden ze Absalom in al zijn gangen en wegen, en gelijk hij koos, zou 't ook hun goed zijn. Ze dachten ^ niet bij na. Ze beraamden geen eigen plan. Ze waren in dienst genomen, en

als in dienst zijnde soldaten volgden ze den veldheer die hen aan zich verbonden had.

Zoo ging het toe in Absalom's dagen, maa men beelde zich daaroin niet in, dat het in later jaren veel praecieser toeging. Ook in onzen oorlog met Spanje is soldaat na soldaat voo ons in 't vuur getreden, zonder dat er ook maa sprake van was, dat elk soldaat, die meestreed persoonlijk tegen Spanje zou gekozen hebben en voor onze heilige zaak het oorlogspleit zou hebben opgenomen. Eerst in de vorige eeuw kon men zeggen, dat de soldaat zelf koos voo wien hij strijden zou, en uit eigen overtuiging zich aansloot bij den veldheer dien hij dienen zou. Maar zelfs in die latere dagen bleef e nog in tal van streken een onnatuurlijke mili taire gebondenheid voortbestaan, die eerst in deze eeuw genoegzaam losweekte. Voorheen gaf een soldaat er o, zoo weinig om, voor wien hi streed. Hij had zich eenmaal, vrij of gedwon gen, in den dienst begeven, en nu vroeg hi niet verder. Hij trok mee op. Hij vocht me de overige troepen dapper mee. Het raakpun daarentegen, dat uit zou maken, waar zijn har voor koos, bleef nog maar al te vaak in ' onzekere zweven. Men ging dan in dienst men liet zich wapenen, men trok mee op, en zoo vocht men dan zoo dapper als 't kon mede, om zijn veldheer te dienen, trouw aan zijn legercommandant te betoonen, en waar ' op strijden aankwam, door niets sparende dapperheid voor de overwinning te strijden.

Zooals er in vs. 11 staat, bleef het maar a te lange jaren: De krijgers gingen in hun eenvoudigheid, want ze wisten van geen zaak.

Thans mag geloofd, dat hierin.een radicale wijziging is gekomen. Waar ook de krijg uitbreekt en het zwaard getrokken moet worden, de soldaat denkt thans zelf mee, leeft mee in wat er gaande is, en hij weigert thans ten slotte zijn hulpe en bijstand, bijaldien de zaak, waarvoor men wil dat hij zal optreden, hem niet persoonlijk toespreekt. Op een manier zooals dat voorheen volstrekt ongekend was, kiest thans almeer elke soldaat te land en elke varensman ter zee voor zich zelf uit, welke houding hij zal moeten aannemen, en bij welke groep of partij hij zich zal moeten aansluiten. Voor de dienstregeling heeft dit uiteraard een bijna onoverkomelijke bedenking, met name wanneer van de macht ter zee sprake is, maar toch moet erkend, dat de waarheid der onderlinge verhoudingen er bij wint, en dat de eerlijke zin in den krijg er eere door ontvangt. Natuurlijk kan en mag dit niet tot in details afdalen, en mag er nooit sprake van zijn om andere doeleinden en geheel andere belangen de beslissing te laten geven. Wat men thans zoo alzijdig bespeurt, dat de sympathieën in den oorlog niet door een hooger beginsel bepaald worden, maar schier eeniglij k beheerscht worden dóór het persoonlijk geldelijk belang van den matroos of soldaat, is een onteerende positie. Wat in den oorlog steeds den boventoon moet behouden, is het hobg en heilig belang waarvoor het vaderlandsche leger of de vaderlandsche vloot den strijd aanbindt. Doch even sterk en beslist als op deze eerlijkheid in de generale positie van vloot en leger moet worden aangedrongen, even vrij moet tot van allen kant en in alle rangen het corps dat in den kamp zijn leven waagt, zelf een eigen keuze doen, weten waarvoor 't optrekt, en het klaarlijk uitspreken, waarvoor het zijn leven waagt. Van dat vroegere gaan »in zijn eenvoudigheid" mag geen sprs^ke meer zijn. Breekt er oorlog uit, en is het niet langer te keeren, dan moet elk geroepene ten oorlog klaarlijk inleven in wat de heilige zaak is, waar zijn leven voor zal gewaagd worden. Wie zijn leven ten beste zal geven, moet zelf persoonlijk weten waar hij straks allicht voor vallen kan. De onnadenkendheid moet voor goed een einde nemen. Gelijk in Absalom's dagen niemand met Absalom had moeten optrekken, tenzij hij persoonlijk het pleit van Absalom tot het zijne maakte, zoo moet in deze jonge tijden niemand 't zwaard aangorden, of "t moet voor een zaak zijn, waarin zijn eigen hart leeft. Dat hier in 't kleine, in 't bijzondere verschil van inzicht kan intreden, spreekt van zelf. Verschil van inzicht zal er steeds blijven. Maar 't stelsel van voorheen moet voorgoed in de vergetelheid worden neergedrukt. Als.er strijd uitbreekt, en de man des volks zijn leven heeft te wagen, moet zijn eigen levensovertuiging meespreken in den strijd die door zijn volk wordt aangebonden. Dezen heiligen regel schendt men, zoo de matroos of soldaat zijn keuze bepalen laat door wat hem geldelijk kan bevoordeelen. Als 't in den oorlog om 't kostelijk leven' van den krijgsman gaat, moet een hooger, een heiliger belang den toon en de beslissing bepalen. Moet scherp worden gewaakt, dat men, om 't aloude kwaad te smoren, niet een nog erger kwaad inhaalt. Wie optrekt ten oorlog, moet in zijn hart de heilige zaak mee doorleven, waar heel zijn volk voor optrekt. Het stoffelijke egoïsme moet ten onder gehouden, én de eere van het land of de eere van vloot en leger moet doordringen en den toestand beheerschen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 oktober 1920

De Heraut | 4 Pagina's

„Gaande in hun eenboudigheid”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 oktober 1920

De Heraut | 4 Pagina's