Het goddelijk karakter van het recht - pagina 15
Rede uitgesproken ter inwijding van den leerstoel in het staatsrecht, de rechtswijsbegeerte en het canonieke recht aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
'18
als het ware
boven
het
positieve
recht zich eene andere regeling
denken, die dit recht geheel of gedeeltelijk voor
zoo
veel
rechtsregeling positieve het
recht
zij
dit
bedekt, maar die, althans
positieve recht overschaduwt, de
eigenlijke
of bindende ordening der rechtsbetrekkingen is. Het is
dan, naar bestemming,
ten
minste in zooverre
door het natuurrecht wordt overdekt, bloot de verklaring,
de
mededeeling hoe dit laatste luidt, gelijk het dan ook oorspronkelijk èn naam èn kracht alleen aan de overeenstemming daarmede dankte ; dies, in strengen zin, geen recht m e e r i s ; zijn aanspraak zoo op titel als o p ' b i n d e n d aanzien heeft v e r b e u r d ; telkens wanneer het van die zwevende, de
eigenlijke, rechtsregeling afwijkt,
en dan nog
slechts 1
deswege geëerbiedigd moet worden, wijl zulks de goede orde e i s c h t ) . Aldus de verhouding van het positieve recht tot een natuurrechtgedacht, behoeft het ons gewis niet te bevreemden, dat, durfde men al niet zóóver gaan te
van, gelijk sommigen deden, aan het positieve recht alle autoriteit
ontzeggen,
wanneer het met
het jus naturae
2
in botsing w a s ) ,
*) Men hoede zich het natuurrecht, ofschoon het ook wel voorkomt als »die Theorie der i echtlichen Verhältnisse in einem Naturstande..., wie dieser ohne Voraussetsung einer bürgerlichen Gesellschaft seyn würde" (Falck, t. a. p., S. 80), toch geheel met de voorstelling van zulk eenen aan de staatsvorming voorafgeganen natuurtoestand te verbinden. De noodzakelijkheid om het eerste begrip niet eenvoudig als een corollarium van het «andere te beschouwen, blijkt o. a. hieruit, dat soms, gelijk b. v. bij Schilling (Lehrbuch des Naturrechts, 1859. § 17), het staats- en het volkenrecht binnen de grenzen van het natuurrecht betrokken worden, en zoo ook daarbij de tegenstelling van natuurlijk en positief wordt geacht voor te komen. In dien trant zegt ook Moser, waar hij de macht van de Duitsche rijksvorsten, de door de ontbinding van het voormalige Duitsche Rijk ook formeel sou verein gewordene domini terrae, omschrijft, dat zij alle bevoegdheden hadden, die uit het natuurrecht volgen. (Cf. Schulze, t. a. p., S. 184) Ook bij hem dus bevat het natuurrecht niet alleen voorschriften voor den gewaanden toestand buiten het staatsverband, maar ook voor dit verband zelf. Cf. voorts Warnkönig, t. a. p., S. 6. -) Gelijke kracht is soms ook aan het mozaïsche recht toegekend geworden. Zoo bepaalde de Jenaische Hofgerichtsordnung, dat de goddelijke voorschriften steeds den voorrang boven alle andere bepalingen zouden hebben, en hield men zich in de geestelijke rechtbanken vaak liever onmiddellijk aan de H. Schrift dan aan het canonieke recht. In denzelfden trant vraagde de Koning van Denemarken in 1756 het oordeel van de rechtgeleerde faculteit te Kopenhagen over de vraag, of er naar goddelijk recht gratie mocht worden verleend bij onopzettelijken doodslag, en in 1770 omtrent dit punt, of dispensatie konde worden gegeven tot het huwelijk met de weduwe van den stiefgrootvader van vaderszijde. Cf. Falck, t. a. p. § 60.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 1880
Inaugurele redes | 41 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 1880
Inaugurele redes | 41 Pagina's