Het goddelijk karakter van het recht - pagina 24
Rede uitgesproken ter inwijding van den leerstoel in het staatsrecht, de rechtswijsbegeerte en het canonieke recht aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
27 Alleen in deze beteekenis, waarin het ook natuurrecht wordt geheeten,
is
er, naar mijn meenen,
voor een goddelijk recht geen
plaats, en, is het verschil in zin, zooals ik straks herinnerde, tusschen droit
divin
en
natuurrecht
wel
zeer groot, zoo heeft Stöckl
ook
gansch ten onrechte aan Stahl verweten, dat hij met zulk een natuur recht ook het goddelijk recht der overheid zou hebben prijs gegeven. Tot
wat eindelijk
recht voedsel
aan het onjuiste begrip van zoodanig natuur
geboden
heeft,
behoort, naar het mij voorkomt, de
ook op het gebied des rechts ingeslopen dwaling, dat voorschriften, bepalingen,
uit zich
zelve
binden.
subjectivisme zeer diep ingevreten. eeuwen
over
Wel heeft de kanker van het Bekend is de strijd van vorige
de heiligheid van den Goddel ijken Wil, waarbij men
van den eenen kant de voorstelling van eene heiligheid boven dien Wil trachtte wijl
te verdedigen,
hij voldeed aan
den
heid beneden-goddelijke,
die slechts deswege heilig zoude zijn,
eisch
dier
heiligheid.
schijnbaar
boven-, in waar
En dweept, naar gelijken trant, ]
een ongeloovig idealisme van de waarheid, die God i s ) , — de Christen belijdt,
op het
gezag van den Heiland Zeiven, een God, Die de
2
waarheid is. )
daad des geloofs. En zoo dankten bedoelde rechtsbepalingen hare kracht; geheel onafhankelijk van het meenen des volks; uitsluitend aan den Wille Gods. Waar echter in lateren tijd door andere volken aan zulke bepalingen der Schrift ditzelfde gezag is toegekend, daar grondde zich dit inderdaad — aan een onmiddellijke beteekeni der H. Schrift als wetboek van privaat of publiek recht ook voor andere volkeren als het Israelietische geloof ik niet — op menschelijke vaststelling, op de voorstelling van de in dezen bevoogde macht, dat die bepalingen als rechtsnormen moesten bin den. Niet, gelijk Warnkönig met nadruk zegt, als normen van goddelijk recht. Men achtte die voorschriften wel goddelijk recht, edoch hun bindend aanzien, waardoor zij zouden hebben verplicht ook wie die mecning niet deelde, lag hierin, dat zij door het bevoegd gezag — op welken grond dit zulks deed, is hier onverschillig — als rechtsregeling in acht te nemen waren geboden Men maakte ze wel tot z. g. positief recht, omdat men in haar zag een goddelijk recht, maar bij de vraag, waarin het bindend aanzien ligt, heeft men alleen met het eerste te rekenen.
s
') Zoo zegt de Heilige Schrift ook elders: »de Heere God is de waarheid" (Jeivrnia X : 10). Met het oog op die plaats verkrijgt des Heilands uitspraak: »Ík ben de waarheid" nog te meer beteekenis. ) Insgelijks de Grieksche wijsbegeerte in tegenstelling van wat de Schrift ook in het O. T. leert. Cf. Stahl, Gcschichte der Ree/itsphihsnphie, ite Aufl., S. 37: »Nach 2
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 1880
Inaugurele redes | 41 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 1880
Inaugurele redes | 41 Pagina's