Het goddelijk karakter van het recht - pagina 14
Rede uitgesproken ter inwijding van den leerstoel in het staatsrecht, de rechtswijsbegeerte en het canonieke recht aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
17
steld, wie aan het natuurrecht zijne aandacht wijdt, voor het grootste deel op rekening van het laatste tweetal eeuwen te mogen Althans, wanneer
stellen.
men natuurrecht in den engeren, m e e r juridi
schen zin verstaat, waarin die term eerst later is gebezigd; Grotius gemeenlijk de grondlegger der natuurrechtsleer wordt g e h e e t e n ; en het door mij w e r d bedoeld, toen ik het goddelijk recht in de leekenis, waarin dit, als eene tegenstelling van het
positieve
be-
recht,
o. a. door Stöckl wordt geleerd, ook natuurrecht meende te mogen noemen.
]
)
Men versta mij wel. zoude
Ik erken zonder aarzeling, dat het' onbillijk
wezen mannen als Stöckl en
Schilling, zelfs wat dit punt aan
gaat, geheel op ééne lijn te stellen met de natuurrechtsleeraars van de vorige en het begin dezer eeuw.
Maar hierin toch stemmen zij
met hen overeen; en dit in afwijking
van Stahl;
dat zij tegenover,
*) Warnkönig geeft in zijn Rechtsphilosophie als Naturlehre des Rechts' S. 6 u. folgg., een viertal beteekenissen op, die destijds nog aan het woord natuurrecht werden gehecht. En wel: a. die van een »wirklich existirendes und alle Menschen verbindendes Recht (ein jus onstitutum a ratione, a natura hominis, wohl auch a Deo );" b. die van rechtsideaal; c. die van eene »philo sophische Kritik des positiven Rechts"; en d. die van eene philosophische Erör terung der letzten Gründe, der nothwendigen Bedingungen und der Natur alles Rechts." Het is echter duidelijk, dat alleen in den eerstbedoelden zin van een eigenlijk recht, eene bindende regeling sprake is en, gelijk men straks zal zien, is het gevaar niet denkbeeldig, dat zulk een natuurrecht wordt ingevoerd, eenvoudig door de wetenschap der rechtsphilosophie met denzelfden naam te doopen. -
Bij Kant bestaat verschil van beteekenis tusschen »Naturrecht" en »natürliches Recht," edoch is deze onderscheiding niet dezelfde als die, welke Mevius in zijn Prodromus jurisprudentiae gentmm communis (1671) maakt tusschen jus naturae en jus naturale (Cf. Hinrichs, Geschichte des Natur- und Völkerrechts, 1848. Bd. II. S. 124). Kant heet Naturrecht dat recht, hetwelk »auf lauter Principien a priori beruht," in tegenstelling van het positieve recht, »was aus dem Willen eines Gesetzgebers hervorgeht." (Cf. Metaphysische Anfanysgründe der Rechlslehre, 2te Auflage, 1781. S. XLIV) Dit Naturrecht nu wordt verdeeld in natürliches en büryerliches Recht, »deren das erstere das Privatrecht, das zweyte das öffentliche Recht genannt wird". Verkeerdelijk, zoo zegt hij, is soms het gesellschaftliche tegen over het natürlicJie Recht gesteld. »Denn dem Naturzustande ist nicht der gesell schaftliche, sondern der bürgerliche entgegengesetzt; weil es in jenem zwar gar wohl Gesellschaft geben kann, aber nur keine bürgerliche (durch öffentliche Gesetze das Mein und Dein sichernde), daher das Recht in dem ersteren das Privatrecht heiszt". (t. a. p. S. LH) Gelijk men hieruit ziet. heeft bij Kant das öffentlidie Recht een zeer bijzonderen zin.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 1880
Inaugurele redes | 41 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 1880
Inaugurele redes | 41 Pagina's