De bronnen van het privaatrecht - pagina 30
Rede gehouden bij de overdracht van het rectoraat der Vrije Universiteit
28 van den schok der meeningen, behoort niet nogmaals door den rechter aan de billijkheid te worden getoetst. Lukt de maatregel niet, ontstaat een strijdige gewoonte, dan behoort deze op den duur vóór te gaan, dan is het oogenblik aangebroken, dat het Overheidsrecht „in desuetudinem abiit", en dan is ook de rechter daaraan niet meer gebonden. Maar tot zoolang passé hij het toe naar den geest, waarin het is gegeven. Aan „hooger recht" mag hij het niet toetsen, de „innerlijke waarde en billijkheid" heeft de wetgever beoordeeld en daaraan is de rechter gebonden. Kan hier dan geen strijd met de billijkheid ontstaan? Zeer zeker kan dat, zoo goed als dit het geval is met het volksrecht. Welnu, hier is de plaats voor een afzonderlijk orgaan voor de billijkheid, waarvan ik straks reeds sprak. Reeds nu erkent de wet zelf de behoefte aan billijkheidstoepassing bij het Overheidsrecht op meerdan ééne plaats. Ik zeide zooeven, dat geen rechter er aan zal denken, om op grond van billijkheid te gaan tornen aan de meerderjarigheids-grens, en terecht. Maar de wet zelf heeft in het instituut der venia aetatis den weg geopend, om de billijkheid te doen triumfeeren over het Overheidsrecht. Z o o stelt art. 86 vaste leeftijds-grenzen voor het aangaan van een huwelijk, maar geeft lid 2 de mogelijkheid van dispensatie door den koning wegens „gewichtige" redenen. Art. 88 regelt huwelijksbeletselen wegens te nauwe verwantschap, en weer kan de koning dispensatie geven. De regeling van den burgerlijken stand is typisch Overheidsrecht, en daaraan mag niet licht getornd. Maar als iemand, zooals voorkwam, van zijn voorouders den illustren naam van Zweetbroek geërfd heeft en hij deze erfenis zelfs niet onder beneficie van inventaris kon aanvaarden, maar een onverbiddelijke saisine hem en de zijnen levenslang daarmee opscheept, dan vereischt de billijkheid, dat de huwelijkskans zijner dochters niet lijde onder deze min frissche nomenclatuur, en art. 63 v.v. B. W . openen hem dan ook een beroep op den koning. Genoeg om te doen zien, hoe noodig de wetgever zelf
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 20 oktober 1913
Rectorale redes | 48 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 20 oktober 1913
Rectorale redes | 48 Pagina's