De beteekenis van de omwenteling van 1795 - pagina 33
Rede uitgesproken op den 46sten Dies Natalis der Vrije Universiteit
31 moet het ons niet verwonderen, dat, waar grosso modo het stoffelijk goed behouden bleef, met het intreden der reactie de zeggenschap der Overheid in kerkelijke zaken terugkeerde. Te minder, daar men toch nooit geheel had nagelaten zich met de kerk te bemoeien. De zienswijze, dat elke godsdienst uit zijn aard sectarisch is, en daarom gevaarlijk voor de eenheid van den staat, die bijgevolg wel doet de kerken onder bedwang te houden, kwam ook aan het begin van den omwentelingstijd al uit; immers, aan alle bedienaren van den godsdienst werd de eisch gesteld, een eed af te leggen van instemming met de nieuwe orde van zaken. Die zienswijze had toen echter nog niet de bovenhand, maar in de tweede periode zou dat anders worden. ^ Had men in 1795 verklaard, dat het met ware vrijheid en gelijkheid nimmèr~ïcon bestaan, dat de repraesentanten van een vrij volk zich bemoeien met het houden van kerkelijke vergaderingen j — aldus in Friesland^] — in,1803 daarentegen nam het Staatsbewind een besluit, volgens heïwélk ,,de invloed van den godsdienst van zulk een gewicht was voor de burgerlijke maatschappij, dat dezelve niet geheel aan het oppertoezicht van de Politicque Regeering behoort te worden onttrokken", en inzonderheid de synodale vergaderingen der Hervormden zoodanig toezicht behoefden -). Steeds krachtiger werd het streven, de gezindten — I niet alleen de Hervormde, maar ook de andere — onder de fi staatsmacht te brengen. Al zouden eerst de Constitutioneele Wetten van 1806 de regeering het recht toekennen, de inwendige organisatie der gezindten te regelen "), ook al onder het Staatsbewind bewoog men zich op die lijn, men denke slechts aan het ontwerp eener constitutie voor de Roomsch-Katholieke kerk van Van der Palm en ook aan de kerkorde, die de Commissaris-Ge- \ neraal De Mist aan de Kaap uitgevaardigd heeft. *] Onder het toezicht der Overheid werden kerkelijke instellingen — zooals het in de staatsregeling van 1805 was uitgedrukt — geschikt geoordeeld ter verbreiding van godsdienstige beginselen en goede zeden, mitsgaders tot handhaving der goede orde."] Een meer rechtstreeksch middel daartoe zag men in de school. 1) 2) ^) *) 1806. 5)
Van Veen, De Geref. Kerk van Friesland, 1795—1804, p. 39. Van Veen, 1. c , p. 201, De Visser, Kerk en Staat, III, p . 93 sqq. Cf. J. P. V. d. Merwe, Die K a a p onder die Bataafsche Republiek, 1803— De Visser, Kerk en Staat, III, p. 88.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1926
Rectorale redes | 46 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1926
Rectorale redes | 46 Pagina's