Innerlijk beleven en kennen in de structuur der opvoeding - pagina 48
Rede ter gelegenheid van de 56e herdenking van de stichting der Vrije Universiteit
44
19 20 21 22 23 24
25 26
27 28 29
30
31 32 33
herdruk 1925, pag. 55, gebruikt ook den term „innere Erlebnisse". Nietzsche, „Vom Nutzen und Nachteil der Historie für das Leben", 1873, Taschenausgabe pag. 199. cf. E. Brunner, „Erlebnis, Erkenntnis und Glaube", pag. 17. cf. ƒ. Engert, a.w. 651. cf. E. Brunner, a.w. pag. 11 sqq. cf. E. Brtmner, a.w. pag. 17. cf. ƒ. Waterink, „Plaats en methode van de ambtelijke vakken", 1926, pag. 163 sqq. cf. E. Bruttner, a.w. pag. 45. cf. E. Brunner, a.w. pag. 19 en 13. cf. E. Brunner, a.w. pag. 50 sqq. G. Wunderle, „Das religiose Erleben", 1922, ƒ. Engert, „Studiën zur theologischen Erkenntnislehre", 1926. Speciaal ook: O. Piper, „Das religiose Erlebnis der Schleiermacherschen ,,Reden" kritisch analysiert", 1920, en W. Neubert, a.w. pag. 18. W. Gruehn, „Das Werterlebnis, Eine religionspsychologische Studie auf experimenteller Grundlage", 1924. cf. G. Kneisel, a.w. 492. Corttenius zegt zelf in de voorrede van zijn vrij onbekende werkje „Physicae Synopsis", dat hij gedurende zijn eerste ballingschap toevallig kennis maakte met de werken van Yives en dat hij daarna het „Novum Organon" van Baco las, dat hij bewonderde boven alles wat hij kende, ofschoon hij niet in ieder opzicht het met hem eens kon zijn. Op de kwestie van de verhouding tusschen Comenius en Baco werd reeds de aandacht gevestigd in het tijdschrift „Paedagogium", X. Oct. 1887. Intusschen verdient dit vraagstuk nadere bespreking. Het feit, dat Comenius in zijn „Didactica Magna" zijn pansophische gedachte verbond met ideeën, die verband hielden met het Engelsch empirisme, geeft niemand het recht Comenius wegens zijn realistische en dus ook naar de werkelijkheid gekeerde opvatting te zien als empirist. Comenius' uitspraak „eerst zaken, dan woorden" is te duidelijk gericht tegen de woordvereering van zijn tijd, dan dat men daaruit iets zou mogen afleiden voor de opvatting, dat hij een bewonderaar zou zijn van een of andere romantiek. Neubert in zijn Aangehaald werk neemt te veel den schijn aan, alsof Comenius inderdaad een soort levensphilosophie naar het model van de twintigste eeuw zou hebben gehuldigd. De diepste gebondenheid van Comenius was tenslotte niet die aan een bepaalde opvatting over het drift- en gevoelsleven van het kind, maar Comenius' diepste gebondenlieid was die aan het Woord van God. J. J. Rousseau, „Emile ou de l'Education", Ed. Flammarion. „Emile", deel I, pag. 231. Cf. behalve de „Emile" passim, H. Leser, ,,Das padagogische Problem in der Geistesgeschichte der Neuzeit", 192J, H. Boschmann, „Die Spontaneitatsidee bei J. J. Rousseau", 192e.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 oktober 1936
Rectorale redes | 64 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 oktober 1936
Rectorale redes | 64 Pagina's