De wijze in Israël - pagina 18
Rede ter gelegenheid van de zesenzeventigste herdenking van de stichting der Vrije Universiteit
13 : 3), al heeft de nieuwe vertaling hier: „een wijze vrouw . Een dergelijke vrouw woonde in Abel-Beth-Maacha, welke plaats zelf door haar genoemd werd „een moeder in Israël". W a n t volgens haar placht men van oudsher te zeggen: gaat om raad naar Abel, en zo handelde men een zaak af (II Sam. 20 : 16—19) ^*). Als Joab aan haar om de uitlevering van de opstandeling Seba vraagt, belooft zij aan Joab, dat zijn hoofd hem over de muur zal worden toegeworpen. De vrouw nu kwam tot het gehele volk met haar wijsheid; en zij hieuwen Seba, de zoon van Bikri, het hoofd af en wierpen het Joab toe (II Sam. 20 : 21, 22)*^). Van „schrandere" edelvrouwen van de moeder van de Kanaanietische veldheer Sisera is sprake in het lied van Debora (Richt. 5 : 29). In Jeremia 9 : 16 ( = SV: 9 : 1 7 ) zijn ,,de wijze vrouwen" blijkens het verband klaagvrouwen ^ ) . Er waren echter ook in Israël wijze vrouwen in de gewone zin van het woord. De flinke vrouw in Spreuken 31 : 10—31 is er een van (cf. Spr. 31 : 26). Wanneer Jahwe in Jesaja aan Juda voorspelt, dat „de wijsheid van zijn wijzen zal teniet gaan en het verstand van zijn verstandigen zal schuil gaan" (Jes. 29 : 14), dan behoeft dit niet genomen te worden van een aparte stand van wijzen. Wij kunnen denken aan de leiders van het volk. En hetzelfde kan het geval zijn in Jesaja 44 : 25, waar Jahwe van Zichzelf zegt: „die de tekenen der leugenprofeten teniet doe en de waarzeggers als dwazen aan de kaak stel; die de wijzen doe terugwijken en hun kennis tot dwaasheid maak." Wij kunnen hier aan heidense waarzeggers en astrologen denken *^). Waaraan moeten wij denken, als Jeremia namens Jahwe aan het volk Juda moet vragen: „Hoe durft gij zeggen: Wij zijn wijzen en de töra van Jahwe is bij ons? Voorwaar, zie, bedriegelijk, heeft de leugenpen der schrijvers die vervaardigd! Te schande worden de wijzen, verslagen en verstrikt! Zie, het woord van Jahwe hebben zij verworpen, wat voor wijsheid zouden zij dan hebben?" (Jer. 8 : 8, 9). Worden hier de schriftgeleerden vereenzelvigd met de wijzen en moeten wij onder de töra van Jahwe Deuteronomium verstaan, zoals sommigen willen? **) Anderen denken aan de valse profeten*®). Ook is de mening voorgedragen, dat wij bij de schrijvers en de wijzen te denken hebben aan beambten, rechtsgeleerden, geestelijke leraars ^°). W a a r de zaak zó staat, hebben wij hier zeker geen uitspraak, die een antwoord geeft op de vraag, die ons bezighoudt. En evenmin is dit het geval met Jeremia 9 : 11, 22 ( = SV: 9 : 1 2 , 23), waar van „de wijze man" en „de wijze" in het algemeen sprake is. In Jeremia 18 : 18 staat er van Jeremia's bestrijders: „Toen zeiden zij: Komt, laat ons plannen tegen Jeremia beraden, 16
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 22 oktober 1956
Rectorale redes | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 22 oktober 1956
Rectorale redes | 28 Pagina's