GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Opening der Colleges.'

Zoowel aan de Vrije Universiteit als 'aan dei Theologische School 'zijn de Colleges weer begonnen.

De opening daarvan had als naar gewoo'nte ibet ztekere pleobtigbeid plaats. De Proi Rector, prof. H. H. Kuyper, was daarvoor aan de V. U. aangewezten.

Helaas belette bem zie'kte, welke ztelfs. operatief ingrijpen noodzakelijk maakte, dezen op zicbzelf zoo aangenamen plicht te vervullen.

Gelukkig luiden de beriohten over zijn toestand alleszins gunstig en neemt 'hij, scboo-n langzaain, in beterschap to'e. Prof. Geesink was bereid .zijn taak , .op., , 21'', S..ep|tembe^ lOver te 'nemen.

De leidende 'ge'dachte in zijn 'rede'"'was''& professoren en studenten bebooren te zijn , , medearbeiders Gods". Uit „D'e Standaai-d" knippen we dit gedöelte:

Toch-mo'gen wij, zoo gaat Sp'i'. voort, in de gemoedsstemming 'de'r dep'fessie, die ons levensgevoel neerdrukt en, waar ziji tot het effect der ' bangheid culmineeW, , onze overlegging verbijstert, ons willen beklemt, onze eneirgie, ons arbeidsvermogon stuit, — niet blijven. We mo'eten er boven uit.

Niet in den w'eg van liet kichlihartig: optirais-•me 'en oo'k niet '.dooi? haar weg te dènfcen, maar door haar weg te bidden, zooals David toen het hem bij' de puinlwopen van Ziklag „zoe* bange was", deed door „zich te sterken in don Hee'i'e, zijn God.

Dan toch zal als eens "bij David, oaiza eneirgie wee'i' opleven en zullen wij, - waartoe we geroepen •zijn, in dit ons leven medearbeiders, medewe'rkers Gods kunnen zijn.

Tégenover de valsche lijdelijkheid voor welke het begrip „medearbeiders Gods" zoO' parado'xaal is, wijst , Spr. op Bijbelplaatsen als:2 Cor. 7:1; . , Filip. 2:12b en 13; 1 Cor. 3:9, om daarna dit begrip uit do gerefo'fmeerdo Dioigmatiek met Jiaar . onderscheiding van „Concursus" en „coöp'eratie", , , invloeïng" «n „m'edeWöfking" nader to; e te lichten. Waarbij dan naar voren wordt gebracht hoe alle „mede-^verking" hier p'roduct is der „invloei'mg" van Gods almachtige en alomtegenwoordige kracht en van het door Hem Z'ijn schepsel • ingewroclit vermogen, en dat zoowel op' het gebied van het natuur-als van bet geestes-leven

En die Godskracht zal opk toevloeien wanneer . wij nu, als David, ons sterken in den Heere', onzen God. ' Dan toch beërven wij; niet maar eigen eeuwiigbeids-gedachten, .maar de eigen Godsdaiaid, door. Asaf vertO'lkt in liet , , Roept fiij aan in den dag deir benauwdheid, Ik zal er u uithelpen •en gij izlult Mij eeren." Mj, ©eren, met het „Ora . èt labora", met de adoratie of de aanbidding! èn met het mede-arbeiden of medewerken met onzen God. Ook in ons Universitaire leven zijn . wij daartoe Verplicht \ot verbonden. Dan, wij hebben niet alleen te willen, maar ook zóó te willen Zijn medearbeiders te zijn als God .het wil. Het zoO' • te doen als Hij, met Zija Opperhoogheid, . in Zijn wet het ons gebiedt. En dit - willen en handelen zooals' 'God in Zijn wet gebiedt, is p1icht.

Onze plichten zijn vele en bovendien moet ieder weten wat „hier en nu" zijn plicht is."

Zoo ds het zeker in dezen tijd van „gebroken moraliteit", ons aller pjlicht in het Universitairö leven, al wat tegen 'Gods oirdinantiën voor het zedelijk leven inwerkt, te weerstaan.

Plicht, wel .allereerst van 'hopgleeraren, maar ook van studenten om door nauwkeiurig waarnemen • en rustig nadenken mede te arbeiden aan de benadering van de zich thans opdoende problemen. . Hier herinnert spr. aan 'wat hij; schreef in de „He-•• raut" onder den indruk van het 'sterwn van Bavinck en wel hoe deze, niet in de koortsige gejaagdheid, maar ïn den weg der bezinning en als met • lood aan de vleugelen 'een .oplossing zocht. Maar als hij die nèg niet had, doioir zijln onkreukbare eerlijkheid er voor bewaard bleef zrjn gehoor at te schepen met een s& hijnoplosising, waarbij ten kosta van den eenen term, den anderen de nek is omgedraaid. En die, bij al zijn geschoolheid in Logika, maar al te goed kende de beteekenis van het irrationeele, om niet te weten en het te zeggen, dat er, voor óns menschen, oo'k ono-plosbare problemen zijn".

Ieder moet weten wat „hier en nu" zijn plicht is. En al is 't niet de phcht van 'n situdent aan onze Universiteit actief 'deel te nemen aan de ipölitiek, wtel is het zijn plicht dm kennis jte , nemen van de beginselen der anti-revO'lutionaire partij, dm straks in die partij medewerker's Goda I te zijii, door voor te lichten ons volk en te weerstaan wie in het StaatsIevMi Zijn tegenwer-; kers zijn.

Mogen er al in het Gereformeerd studentenleven „tekorten zijn, diep' ingrijpend", naar 'Bp'r.'s 0; ordeel is dit niet te qiualificeeren als. „versteeningj", m'aar eer als „vervloeiïng", voor een goed deel veroorzaakt dooir dat „Religieus Eiklekticisime" waarvan hij ook oldeirs en vroeger heeft afgemaand.

Nimmer toch mag wlorden overzien, dat bet eigenaardige van de wetenscliap die beoefend wordt aan onze Universiteit, ligt in het daarbij behesTscht Worden van het denken, door die hoogste bei-'ginselen van wereld en leven, welke God geopenbaard heeft in de Schrift, Zijn Woord.

Hierin ligt dan ook de juistheid der antithes'e i va.n „de tweeërlei wetenschap".

Ieder moet Weten wat „hier en nu" zijii plicht is. En dan is bet de plicht niet van s'tudenten, maar van ons hoogleearen om bij' den financiëelen nood-

stajid del* Vereen..-van H. O., als eens Kuypsr en R u t g e ï s, uit |e gaan tot onsi Gereformeerde volk, om nu-'tot vooïziening in dien noiod het op te wekken, opdat onze , V. U. medeweïkst'eï Gods kunne blijven om te wteëTstaan ook wat op het gebied der vrotenschap Hem tegenwerkt.

Ooik te Kampen oreerde prof. Ridderbos over eea praktisch onderwerp en wel over: Drieërlei viereisdhte VOOÏ het predikambt.

"Het perscombiuiiiqué luidt:

Er wiordt — aldus de spr. — in on, zien tijd veelvuldige critiek geoefend op de .Dienaren des Woords. Ten deele 'berust die critiek op onbillijke eischen, die aan Jièn gesteld woWen. In" het moderne geschrift Religiose Sielbsthilfo van Wilhelm Bruhn W'oïden die eischen aldus gefoirmulesrd: dat een vel? kondiger van den godsdienst moat zijn een wereldoverwinnaajr, ©sn pwofeet, een kunstenaai'. en het feit, dalt de oveMgroote meerderheid deir ptedikanten Meraan niet voldoen, is volgens dezen auteur de oorzaak, dat de kerk zoo weinig invloed . heeft en vooïal de intellectueelen bij haar geen bevrediging hunner religieuse behoeften vinden. De piincipiëele fout dezer opvatting is, dat ziji uitgaat van het inneïlijke leven van den pi'ediker als de eigenlijke b'ron waaruit hij moet putten. Naar dezen maatstaf .Kullen alle predikers te a.nn bevonden wolden. Dit moet wel leiden tot verooji"deelende kritiek van hun arbeid, en bij hen-zelf tol moedeloosheid. Hiertegenover handhaven wij op grond der Schrift, dat de prediker het Woord . Gods heeft te verkondigen. Als Jeremia zegt: „Ik . kan niet spreken, want ik ben jong", dan heet het: „alles wat Ik u gebieden zal, zult gij spfeken". Dat Wooird Gods, op buitengewone wijlze to; t Jeremia komend, bezitten wij in de H. Schrift. Op grond hiervan moeten wte bet goed recht. van bovengenoemde critiek in beginsel betwisten. Intusschen' hebben we ons - voor zelfgenoegzaa, mheid te wachten. Dwaas zou ihet zij'n' te meenen, dat iemand met den Bijbel in .de hand en met zijn inhoud in het hoofd, voo^r het predikambt genoegzaam zou zijn toegertist. Wanneer dat woord het eigen innerlijk van den prediker onaangeroieird laat, ontstaat er een tweespalt van een ontzettend karakter; Bileam is "hiervan Ihet afsc'hiikwekkendvoorbeeld. Daarom is het eerst© vereischte voor den prediker: de persoonlijke, innerlijke band aan dat Wooïd, het geloof in Ohristus. Naast dat geloof is de liefde een tw^eede en de ooitmoed een deïde vereischte. Deze gedadhten worden nader uitgewerkt.

Natuur lijkheid 1n het ambt.

Va^nzelf zijn allerlei speciale eisch'en onder de getnerale, door prol. Ridderbos 'g'enoenid, thiiis te biiengen.

Zooi o.a. de nataurlijKheid, welke nieit alleen den pi^edikant, maar eiken ambtsdrager door Ds J. Gispen in de „Groninger Kerkbode" wordt toegeweiiscM.

Vooral inet (het oog op den arbeid onder d© jeugid.

Allereerste vereischte voor den ambtsdrager om op huisbezoek invloed op de jeugd te oefenen is naaï mijne meening natuurlijkheid. . Gew'oonlijik is de jeugd wars van alle gemaaktheid en haat za alle onnatuur vooral in 't geestelijke. Ze vindt het belachelijk als bij het sipirieken over God en Zijn dienst opzettelijk een heel eirnsitig gezicht wordt getroldcen, buitengewoion plecht'ge woorden worden gebruikt en de stem een ongewonen klank krijgt. Zoo iets trekt hen niet aan, maar stoot hen af. Dat geeft hun een geheel verkeerden iiidrak van het leven des geloofs en van de echte godsvrucht. Daar ilioeten ze niets van hebben en ze pantgeïen er zich tegen door zich veel onvei-schilligér voor te doen dan ze wterkelijik zijn of voelen de lust in. zich opkomen al die plechtigheid wat bespottelijk te gaan maken.

En helaas kan het niet ontkend wöir'den, dat velen zich schuldig maken aan dat onnatuurlijke in geestelijke dingen. In gezin, school, kerk eti vereeniging komt het noig al eens voor, dat er ©en gelegenheidssteni op jia wordt geihouden voor het gebed, het bijbelle; zen of het spreken over God en eeuwige dingen. Dat wérkt bij' menig jeugd-, mensch aJs een ïoode doek p.p; een stier en vervult zijn jong hart met afkeer. Gesc'hiedt dit niet, dan vat de gedachte post, dat het geloof en het geestelijk leven iets onnatuurlijks is^ dat 'er bijl den mensch opgelegd en aangehaakt woirdt en niet van binnen uit heel den mensch tegeerl.

Dat onnatuurlijke zit niet aJleen in stem of gebaar, in wijize van uitdrukking' en manier van doen, , maar-ook in bet spreken alsof dit leven en deze aarde nu van heel geen wlaarde meer is voor een geloomge. Eir zijn altoos en oiveral van dia vrome menschen, die spreken alsof de zienlijke dingen werken van den duivel zij'n en sterven het meest begeörensWaardige is. voor een kind van God. Ze maken op anderen den indruk, ' dat het zich verlustigen in het schoon der natuur, in het schoon van wat in dit leven het oog boieit altoos' en zonder onderscheid zonde zon zij'n. Ze spreken bij voorkeur over den hemel en zien slechts een teigenstelling tusschen den hemel en de aaii'de, het toekomende en het tegenwoordige leven. Ze vergeten, dat de zienlijke dingen ook Gods wérken zijn, wiaaiin .en waardoor Hij verheerlijkt wordt, en dat .de mensch niet gesshapen is om te steiVen.

Gewoonlijk begïijpen zulke geloovigan niets van de jeugd en kunnen ze zich zelfs geen^vooüstelling maken van wat er omgaat in het jonge hoofd en 'hart. Zo verliezen vaak uit het oog het onderscheid, tusschen do jeugd en den ouderdom, tot zelfs' in de wSjze van uitdrukking en woord-'keuze 'toe. Zij spreken een plechtige taal, vol met allerlei vaststaande en veel gebruikte termen. Ze schudden meewarig het hoofd als een jeugdmensch zich eens .wat ongewoon uitdrukt oiver geestelijke dingen ja zelfs den betamelijken oeTr bied vergeet. En dan branden ze, goed bedoeld, maar gewoonlijk met geheel verkeerde uitwerking, los uit zwaaï geschut. Gevolg daarvan is niet zelden dat de ^eugd kopschmv wordt .^s een jong, .paaïd en dat zulk een gesprek eer kwaad dan goed doet.

Natuurlijkheid is daaroim'^^^a.lléreerste vei-• eischte voor wie ambtelijk met de jeugd spreekt. Heerlijk voorbeeld is en 'blijft in 'deze onze Hei^ land. Hoe echt natuurlijk sprak en leerde Hiji. Hoe echt mensch Was Hij en Hoonde Hij! Zióh steeds' te zijn. Hoe begreepi en doorzag Hij den • mensch in diens zoeken en streven, hopen en verlangen, willen en begeéren. Hoe peilde Hij de smart en het lijden van het arine menschenhart. Hoe teeder teekendo Hij de nietigheid van het mensch-zijn, 'de ervaring van 's levens leed. Ho© verrukkelijk schoon istelde-Hij vooir de 'heerlijkheid 'der zaligheid en do glanzen van het levens, 'dat uit God is.

Beginselen.

Met oiize jonge menscihien Mee te leven bietee^ kent echter heel wat andei"s dan te offeren aain den tijdgeest.

Zij', aaowel als de oadere'n, moöten noodzakelijk; , weer inaar een böWust leven uit de beginsekin wiojden teruggeleid.

Dat - wil niet zeggen, da, t men zijn gesprekken mét 'het woord „beginsel" moet doorspekken. Of dat men, als '-men eigenlijk is vastgeSifet, bet „, beg'insel" te hulp roept om. er zich uit te redden. Neen, het beginsel dient eerst en boveöal een werfoeinde kracht in ons denken en leven te zijn.

Zo'O ongeveer betoogt ook prof. Grosheide „N'Oord-Ho'llandsch-Kerkblad". in

En dan vervoilgt hij:

Die beginselen hoofren ons bezig te houden. Bewiust beizig te houden, 0: m van daaruit ons leven, ons denken te i'egeeren. Is, dat niet het gevfil, verloopt ons leven onbewust, dan koanen we daardoor vanzelf onder den invloed van de beginselen . van het ongeloof. Immers die beheersclien ons leven van nature ©n gaan we door Gods genada niet opzettelijk en welbewust in andör spoor, dan • leven w'e als vanzelf uit de beginselen van het ongeloof. Dat is opk uit de beginselen deir revolutie.

Men kan Vragen, 0[f het aan den omtrek leven • • van Z'Oovelen, het 'bezig zij'n met allerlei behalve met den wasdom van het geestelijk leven, gelijk het ook onder ons voioifcomt, zich ook reeds niet daarin wreken gaat.

Daar gaan wondere stemmen op soms onder de leden van onze kelken, vaak onder Christenen. Stemmen, die het opnemen voor bet konimiunisme .-in verschillenden vorm, die althans het socialisme bedenkelijk prijzen, het zoo erg. niet vinden, praten van samengaan, van religie, als de „heilige overtuiging" der kommunisten is gemeend, 't Gezag der van God gegeven overheid weegt bij' zulken niet al te zwaar. Diaar wordt een oordeel ovei: den men.sch gegeven 'en verlangens voor den mensch geuit, als in strijd zijn met de Schrift. De schoonheid woirdt geprezen ten koste van de zedelijkheid. Praat ge met de predikers van dergelijke sfellingen, leest ge hun werken, dan dienen ze zich aan als de echte, de waa'e Christenen, volgelingen van Jezus onzen Heiland.

't Kan best zijn, dat die menschen het goed meenen, ik zal het niet ontkennen. Toch hun weg is verkeerd. Ze nem'en het uiterlijke, het gevolg, meenen, dat dat , zoo kwaad nog' niet is, of idat het verdient te W'Orden aangeprezen. Maar ze laten na te onderzoeken, uit welk beginsel zulk streven opkomt, wie het 'hebben gepredikt, ze vragen' niet, hoe de beginselen ^ijn, neergelegd in het Woord van God. Niatu'urlijk loopt dat verkeerd. Alleen naar het beginsel kan ten s'.otte ©en zaak .worden beoordeeld.

Daarom zullen onder ons de beginselen van het Woord van God in eere blijVen. Diaii'aan willen we toetsen, hetgeen deze tijd ons aanbiedt. Geen uiterlijke schijn mag ons verleiden. We zullen , • achten op' .het profetisch - woord: Tot de wet en tot de getuigenis! Zoo ze .ftiet spirekon naar dit woord, het zal zijn, dat ze geen dageraad zullen hebben.

Het Roode Lampje.

Als een hak'en in zee voor mienschen donder beginsel staat daar Frederik van Eeden.

Hij heeft meer dain één beginsel' gehad.

Thans heeft hij er geen.

Hij voelt veel voor de Roomsche 'kfeïfc en kan zich toch niet aan haar gewonnen geven.

Daarover publiceerde hij een reeks artikelen, dieeerst in de (Groene) Amsterdarnmer en thans in een boekje verschenen. .

Van den inhoud vertelt Ds G. AL v. d'. Brugghen in-„Bergopwaarts":

Van Eeden heeft, zoo beg'rij'p ik 't tenminste, een tijdje (een - wleek oiE Veertien dagen? ) in een r o o m a c h klooster doorgebracht — bij wlijze van 'retraitie •— am ©ens lj'3 z'-en, ta hooPen en .te ondervinden^

D'aar in de kloosters en in alle Roomsche kerken, brandt het r o o d e Lampje, boven het altaar. „Het is maa: r een stukje gekleurd glas, met wat olie er in en een pitje .— en het hangt aan metaal-kettingen en de koster moet zorgen, dat 'f blijft branden."

(Bij 't oude Israel stond ook in .tabernakel en tempel ide lichtverspreidendo kandelaar).

Dat ïO'Ode Lampje is hem „een dierbaai-s-ymb'ool". „Ik ; zoek er mijn troost in en hecht er mijn vertrouwen aan. Als stoffelijk voorwerp zegt 385 zij niets, als symbool zegt gij de redding der menschheid en 'het Licht dér eeuwen."

Van Eeden is dichter — en 'uit" diat oogpunt kan men zulke taal W'aa; rdeerèn. Maar als 't om waarheid gaat, dan moet men toch iets a, nders hebben dan een gloeiend pitje.

Ondanks al 't gefilosofeer van v. E|eden in dit boek over God en goddelijke dingen — doet hij me toch den indruk dat Ihij 't niet heeft. Da waarheid niet heeft. Dat lij niet heeft, wat hij zou - willen hebben. Volgens zijn ^igen uitspraak. Ik kom daarop nog terug.

Het was, schrijft hij, de tweed© nacht-in het klooster. Ik had alle diensten meegemaakt, behalve de matineu, - en mijn ooïien waren vol gebedsgeprevel én G-regoriaansch gezang. Maar één uur was ik buiten geweest en had geluisterd naar de loeuwérikken, naar bet gekrijsch der gaaijen, naar het spreeuwengekwetter in de hoioge iepen. En ik had het oude stadje gezien, bet witte kasteeltje, dooï zijn gracht omgeven, en do zware ' . bpomen en al het Hn1, el©nde groen. Het gras blonk van jonge frischheid en in de verte lokte de wemelende hei met brem en geurig© gag, et.

Aan die wandeling mjoest ik denken, als aan een kostelijk ju-weel op' «jen achtergrond van kil en strak en grimmig_ kloos ter-leven. Maar ik genoot ook meer en fijner omdat ik dat leven had beproefd. Het herdenken van de wandeling was een wonde're, teere vreugde. DB, ar was Gods stem."

De beschrijving vaar atük een stukje natuur vindt gij' telkens na scholastieke .theO'lO'gJSche uiteenzettingen. Zoo ademt men telkens weer op'.

De school, 'het denken •— en daarop volgt weor , een oase van natuurgenot.

Op bladzijde 14, 16, 17, 18 enz.

Spireekt van Eeden oiver de monniken — met waardeering. Nog een citaat: „toen de kloosterkerk leeg was en nog_ .veel stiller dan i^ da heilige stilten van den dienst, ging ik schuchter naar voren, waar anders alleen de paters liomen en ik knielde met mijn voorhoofd op., de trede van het altaar. Ik wist, dat niemand mij! zag, maar . ; ik had toch een weinig .ilret gevoel van aanstellerij." „Ook had ik wél gewild, dat iemand van 'de lieve monniken het zag, want het zou hem-zooveel 'genoegen doen. Maar ik bleef ge lukkig alleen, met het Roode Lichtje', en er was veel vrede in mij."

Dan "voligt daze regel: „zij (de monniken) moeten 't echter niet te bont maken en do'en alsof mijn vis co mie a geheel verdwenen , is^.

„Barmhiartigh eid wi^l .-g^^^^-en offeranden".

„Dit was het eéi'ste woord, dat ik zag vanm'orgen, toen ik mijn Evangielie opsloeg."

Den ganschen - dag wordt ihier (in 't klooster) geofferd, soms door vier pri-esters tegelijk voor 4 altaren.

De gast (v. Eeden) 'wordt geëerd, als Christus zelf. Deemoedig wascht de abt des gasiften handen. . Dat gaat natuurlijk symbolisch, uit een symbolisch kannetje."

„Ook hebben de meeste gasten , ^1 zorgvuldig gewasschen handen."

„Maar daarbuiten, m de schaduw' van 't klooster krielen 4e vervuilde, verwaar.oiosde kinderen in den modder. En wachten tot ©en Christen hen met een niet-symbolisch bad en werkelijk dienende , liefde uit hun vuile ellende opheft.

Balthazar Bekker redivivus.

Heeft iemand tegengif tegen dergelijke Rioomschia sympathieën noodig, men geve hem niet uit een pas verschenen bo'ekje in.

De auteur moemt zich Dr Baltih'az^r Be-kker^ ofschoon hij nog tot den scho'uder van dien oiuden rationalist, schrijver van „De betooverde wereld" niet reikt.

Al kunnen we ons mefc de verdere besc|houwin.gem. van „De Hervo'itning" niet vereenigen, gaanne oinderschrijven we deze waarschuwing:

Wij gevoelen ons gedrongen om tegen 'een boekje te waarschuwen, .kort geleden verschenen, dat wij meermalen geadverteerd zagen en bestemd is om gecolporteerd te - worden. D©. firma Meyér en Schaafsma te Leeuwarden gaf uit „D'e Verrassingen der Stille Overlevering", door Dir B'. Bekker, hoog-, leéraar aan de Universiteit te Eraneber. (Prijls f 1.50, 10 a f.140 enz. 100 a f 1). De vermeldingl van functie en woonplaats van den schrijver , zal menigeen reeds dadelijk duidelijk maken, dat men terzake van zijn naam met ©en pseudoniem te doen heeft. Of eigenlijk 'met een fictieven naam en een fictieve functie. Bet Vverkj© ontwerpt een toekomst-geschiedenis : in de SOste eeuw zou er een zonderling man. hebben geleefd, die allerlei O'p zijn kerfstok heeft gehad, o.a. tijdelijk te Veenhuizen had vertoefd en toch na, zij'n dood in 1967, anderhalve eeuw later heilig was verklaajrd. Schrijver zou hij zijn geweest van een „Stide Overlev^ering", een geschrift van goed Roo-msiohen zin. Genoemde ; . professor nu stelt een onderzoek in naar die ' heiligverklaring, - vindt den heelen opzet vaiU a—z - bedrog, jezuïtengeknoei, enz. en vindt ruimschoots gelegenheid tegen Rome uit te pakken.

Blijkbaar drijft den schrijver van dit geschriftje een zekere ernst. Aan het einde ongeveer geeft 'hij deze ontboezeming: „Wat zajl het einde van dit alles zijn? "

Ach, ik heb vooir de religieuze p'ei'soonlijkheid geen hoop méér op aarde.

De Vaticaansch-Jezu'ietische kerk, die voor de menschheid geene volwassenheid toelaat, maaï alleen van kindsheid en kindschiheid weet, .zal over weinige eeuwen de wörsld-curateel© in handen hebben. Want de menschheid is kindsch gewoiiden.

WaimeeT in den naam van Jezus — pardon! wanneer in den naam van het GenoO'tschap van

Jezus zich zal Tjuigen alle knie ' dergenen-, die , op de aairde zijn en aJl© toing zal belijden, dat Jezus Christus — pardon! dat 'het Genoo'tschap van Jezus Heel" en Meester is tot beerlijkheid) • Gods des Vaders — pardom! tot be^lijkheid des Allerheiligsten Vaders te Rome — zal het tijd 1 wezen voior ons, halsstarrige 'Protestanten, om • 'refugié's te worden op - een zusterplaneeit."

Wij willen aannemen dat een verontruste ziel, die den geest van 'Romie fechuwt boven al dïit te schuwen js, dooir dit toekomst-visio'en van onheilige heiligverldaring en wSit dies meer zij zoo" achtervolgd is, dat hij zij'n angstdroom moest ópischrijven, msiar ongelulckag ^ is; '^et wel en ongeoorloofd ook.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1921

De Reformatie | 8 Pagina's