GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEEN ACCENTVERLEGGING, MAAR HARMONIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEEN ACCENTVERLEGGING, MAAR HARMONIE.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inhoud van de vorige artikelen: Inzoover Di' Van der Vaart Smit in zijh „Vorm en Geesf'-artikelen optrekt tegen formalisme eii intellectualisme, gaan we ten volle met hem accoord. Achter de op zichzelf reeds onjuist gestelde vormen-geest-kwlestié zit blijkbaar een andere, h.l. die van subjektief en objektief. Het objektieve wordt, als vwor ihean gelijkstaande miet het uitwendig vormelijke, ondergeschikt geacht aan het subjektieve. Door de verkee'rde probleem-stelling en een 'niet voldoend kenneh van het Gereformeerde volk komt hij tot een oordeel over de Doleantie, welke velen terecht heeft bedroefd en een karakteristiek van Dr Kuyper en Dr Bavinck, welk© uit beider leven en werken niet kah worden waargemaakt.

IV.

Uit de vele andere punten in de artikelen van Dr V. d. V. S., waartegen ik zeer ernstig bezwaar meen te moeten maken, noem ik nog de volgende.

Allereerst zijn kerkbegrip. Hij schrijft ervan:

„Mijns inziens staat (het zoo, ' dat we beslist een home, een thuis voor onze geestelijke idealen noodig hebben, n.l. de Geïeformeerde Eei'ken. Dei Gereformeerde „geest" dringt naar dezen Gereformeerden „vorm". Wij zijn zeer dankhaai", dat de Gereformeerde Kei'ken er zijn. En mij dunkt, dat kan ook de buitenwereld volkomen billijken en verstaan.

Maar nu, nu deze door ons gezochte kerkvorm na moeizamen strijd is bereikt, nu moeten we mijns inziens dadelijk zeer voorzichtig worden, opdat het élan van den sti'ijd ons niet meesleept "in een overschatten van den vorm.

En dit gevaar dreigt allerwegen. • Men is sinds de doleantie-dagen zóó ingesteld geworden op' het jagen naar den zuiveren vorm • - en de plrincipieele sfeer, dat bet te yer kan voelren."

En iets later:

„Maar dan ook — als we dit 'tehtiis hebben, laat ons dan verfer niet al te veel, spilitsen en scheuren, opdat we ten slotte niet blijven zitten met een handvol doode vomaen zonder geest. Neen, ! laat ons liever, zoolang 'took maar eenigszins mogelijk is, en zoO' breed 't ook maar eenigszins • mogelijk ds, veireenigen en bijeenzamelen. God heeft ons als Christenen van verschillende gezindten op één aarde geplaatst. Laait ons op die ééne aarde elkander dan ook zoeken, zóó lang en zóó veel zulks mogelijk is."

De Gereformeerde Kerken ©en h, omei een téhnis voor onze geestelijke idealen! Een vorm!

Wordt hierdoor aan onze kerken wel recht gedaan ?

Ontvangen zij zóó wel de plaats, welke haar in het leven toekomt?

Komt ook hier weer niet uit het mechanisch verband, dat Dr v. d. V. S. zicih' tusschen geest en vorm denkt?

Een huis is altijd iets mtechanisch. Het groeit niet van binnen uit de personen, die er in wonen, uit.

Deze kunnen een ander huis betrekken en blij'ven er dezelfde om.

Maar kan dit toegepast op onze kerken? Zijn de Gereformeerde Kerken niet de noodzakelijke openbaring van het Gei^eforraeerde leven, ja, een deel ervan?

Onze geestelijke idealen wonen er miaar niet in, doch worden er' ten deetó in verwerkelijkt.

Die kerken — en dat vergetet Dr v. d. V, S. in zijh artikelen — staan in het dentrum' van ons Gereform'eerde leven en moeten aan ons levea in zijn gansche uitgestrektJieid richting en stuur geven.

Dat zijh ze van Godswege verplicht. Ze hebben te zijh een pilaar en vastigheid def waarheid.

Ze hebben het licht v.an het Godswoord ver in het rond te werpen.

Ze hebben een centrale positie. Prof. Anema zegt in zrjh brochure:

„Zoo zaJ op het terrein van de Kerk bij practische botsing naar mijn meening do zuiverheid van het beginsel in twijfelachtige gevallen moetsn gehandhaafd worden - boven den plicht tot eenheid, omdat daar het centrum van de heele actie ligt en een kleine afwijking in het centrum een groote fout geeft aan den omtrek, al mag deze regel nooit woïden gebruikt om . er lichtvaardigje scheurïnakerij meo goed tie piraten."

Zoo is het. J%& ^'-„In de kerk ligt het cënmtö van de hieiele acfie." Hierin gaat Dr v. d. V. S. juist feil.

Hij' wil, volgens, den indruk, welke herhaalde lezing van zijh artikelen bij mij aöhterlaat, het speciifiek-Gereformeerde zooveel mógielijk beperken tot de kerk. Maar zoodra. men buiten de fceïk komt, moet men het specifiek Gereformieerdei tegen het positief Cliristelijke stellen. Dan moot elke actie zooveel mogelijk „gemengd^ü-zijn.

Op dat, standpunt is de kerk geen clentrale' meer, maaj wordt ze in isolement geplaatst.

Dr V. d. V. S. rekent er te weinig mee.', dat we niet alleen een Geroformtelerd kerkbegrip'^ maar een Gereformeerde levensbeschouwing h'el)ben.

Deze Gereformeierde levensbeschouwing kan zich niet uitleven in de kerk, maar heleft er het heele leven voor noodig.

Wij blijven Gereformeerd, ook buiten de k^rk. Om misverstand te voorkom'en voeg* ik er n.an toe, dat hierbij' gewaakt dient te worden teg^in alle kerkisme. .Wij' mogen niet zoo eng worden, dat wij het-''Gereformeerde alleen in de Gere.foi-meerde Kerken zoeken en andierei kerken builimsluiten. AVij mogen niet meenen, dat het Gereformeerde kerkbegrip in onzö Gereformfeieirde Kerken een volkomen zuivere uitdrukking heieft gevonden, zo, oda.t er niets meer te zuiveren zou zijh. Wii mogen — behoeft, het eigenlijk nog wel geztegd? — het deelhebben aan Christus niet binden aan het lidmiaatschap eener Gereformieerde Kiejrk. Wijl m'og'e'n niet alle terreinen des levens onder höerscihiappii van de kerk brengen en alzoo jöen rom!aniseer? nd beginsel huldigen.

Ook sluit de Gereformeerd© levensbeschouwing samenwerking met andere Christenen allerminst uit. Ze dringt er juist toe. Want in die beschouwing heeft ook de katholiciteit der keïk een groote plaats.

In welken vorm zulke samenwerking behoort te geschieden, kan in deze artikelenreeks natuurlijk niet worden aangegeven.

Daarvoor is breeder ruimte vereischt. Dit volsta thans — samenwerking is gebiedende plicht!

Doch alzoo, dat wij' onze Gereformeerde levensbeschouwing nooit of te nimmer verloochenen.

Waartoe dit uitschakelen van de Genetormiearde levensbescihouwing leidt, toonen de artikelen van Dr S.

Het scherpst komt dit uit in zijh ideeën omtrent de Vrije Universiteit.

Hij vraagt of 't geen tijd zou worden „orh eens te overwegen of 't niet goied ware', evenals op 't 'gebied van 't Voorbereidend Hpogetr Onderwijs (Lycea, H. B. S.), de handen ineen tel slaan met al wie positief Christelijk denkt en wil en voelt". Ban zou misschjen „volledige financiëele gelijkstelling ffi'et de Rijks-Universiteitien" worden yerkïegen. „Vanzelf — de theologiscjhiet faculteit zou daar 'im^hier buiten taioeten vallen". Die: faculteit zöu geheel onder de 'körken móeten kbmien. D'at zou „de verzoening met Kampen ge.m; akkelij(li: ' en gO'ed ma­ ken". Nevens die faculteit zouden „ook aaderj kerken eigen theol. faculteiten möt deiztei Universiteit" 'kunnen verbinden. „En indien mto h|et juridische nog naar 'het principiëele wilde versterksn, wat zou de Anti-rev. paJ-tij' beletten e'igpn lüiyplerkaiheders in te stellen, wat zou andelre Christelijke p'ariijen kunnen beletten om' iets dergölijks to doen? Maar waartoe in letterieh, in wis-en natuurkunde en in de medicijnen binneh het gebied van 'f positief-Christelijke nog nadete ptincipiënondersch'eiding mogelijk of ook z'elfs wenschölijk zou zijn, 't is theoretisch' langs den weg van logische consequenties misschien te beïredenfeieren, maar practisch nimmer te verwezlenlijken."

Inderdaad een voorstel van zeier verre strökking, Een strekking, die ver uitgaat boven wat dö stichters onzer Universiteit als ideaal voor d'en geest stond. Of liever, die bestrijding van dit ideaal beoogt.

Werd Dr v. d. V. S.'s wensöh' verwezenlijkt, dan zou het werk van meer dan veeirtig jaren biddens en offerens zijn vernietigd!

Wat ziou er van onze Geïeformfeelrde Universiteit zijn overgebleven?

Alleen de theologiscjhe faculteit. En die zou nog niet eens „de" theologische faculteit zi"in.. AVEïit siiidere ker^'^*"* zoud'pT» e"** haa^ï* ^^.0*^3'teiten nevens kunnen 'StelIen. Men z!ou krijlgeh een Universiteit zonder th'eologiscihe facultteiten, m'aar met meerdere ketkelijke se'm]inaria.

Wilde men de Universiteit „naar 't p'iincipië'öle versterken", dan konden Khyp'er-kathieders worden ingericht, maar gevolg datarvan zöu wezen, dat men andere partij'en nioet toestaan hla^r naar 't p'rincipiëele, althans naar 't Gereform'öörd p|rincipiëel3 te verzwakken door O'ok katheders tel sohep-pien.

Daarmee lag, dan het geloofsideaal van Dt Kuyper in puin. ~

Fn ook van Dr Bavinck. In zijn „Blijven of Heengaan" verklaarde hij:

„En daarom zullen wij: onze hope voor 'ecne school Vooï Gereformeerde wetenslchapi niet bouwisn op leen schade, die misschien uit staatkundigei redenen leen tijdlang met ons optrekt, maaar op den kring van dat volk, dat in optrechtheid des harten de Vi^eeze des Heeren als beginsel van alle wijsheid belijdt." (Blz. 85.)'

En dat hi| hier de Universiteit opz'ettelijk als een „Gerefoim'eeirde" aanduidt len zioh' dit niet maar ontglippen liet, blijkt uit het vervolg, waarin hij' o.m. beweert:

„Op zichzelf had de school te Kampen zeer goed uitgebouwd kunnen wioïden tot ©ene universiteit. Maar zij Iheeft, helaas, hiaat tijd voorbijl laten gaan." (Blz. 86.)

Trouwens, een Universiteit O'P p-ósitief-Christelijken grondslag is voor mij een oima'ogelijkheid.

Rome zal zeker daartoe niet m^edewerken. En daarmiee ligt het ideaal van het positief-Christelijke reeds in schervjen.

Maar ook wanneeï men hiet positief-Christelijke tot het protestantisme zou willen bepjeirklen, wie kan mij aangeven wat positief-C'hristelijfe is? Moet dit aan ieders goeddunken worden overgelaten?

Dan heeft 'men dadelijk al een c(hiaos geschapien. Moet het gevoel hier uitspTaalc doen?

Maar dan heeft men een alletminst betrouwbare basis.

Zal men „formuleeringen" ontwerpiein, die dien grondslag ui'tdrukken ?

Dan heeft men de moeilijikh^teid pas recht binnengehaald.

Want waar is de autoriteit, welke uitmiaken zal of iets positief-Christelijlfc is of niet? ,

En hoven dat alles: onze Gereformlelerde tóvleinsbescihouwing roept om' een Gereformeerde' Univelrsiteit.

In dit' verband kan het niet bevreemden, dat D.V V. d. V. S. zoo sterk het recht van het onbelijnde bepleit.

Maar waar gaan we heen, als wij ons op het onbelijnde gaan beroepen?

Ligt, hierin niet een groot gevaar? Als Dr V. d. V. S. bet primaat van de ziel predikt tegenover het primaat van het intellect en de ziiel onbelijnd en vaag noemt, het bewuste daarentegen belijnd, kent hij daarmee niet den voorrang toe aan het onbelijnde?

Heeft hij wel berekend de droeve giavolgen, welke ex uit zouden voortkomen indien zijn ideeën ingang vonden?

Zouden we — hoezeer hij; ook zegt van het sub-3oMi\nsme afkeerig te zijn — zijns ondanks niet velen het subjektivisme in de armten yoeren?

Vooral ook waar hij' zich de krasse uitdrukking veroorlooft, dat de logische konsekwentie^, indien mien werkelijk alleen logisch fconsekwent — k'an raien nog op' een andere manier konsekwent zijn ? — wil zijn en durft zijn, steeds ter helle voert.

Hij voegt eraan toe:

„De duivel weet, dat God bestaat. Maar hij; weet het alleen logisch. En daarin is hij duivel."

Nu is het erg moeilijk de. „psyche" van den duivel te benaderen. Doch ik vraag: zou de duivel werkelijk alleen logisch van het bestaan Gods weten? Ondervindt hij' het bestaan Gods niet van oogenblik tot oogenblik?

En dan houdt Dr v. d. V. S. het als een heilige Christelijke plicht voor, om' niet al te konsekwent te zijh.

Is dat geen gevaarlijke stelling? Zeker, tegen alle ©enzajdige konsiekwentie moet gevochten. Wij' vinden overal in Gods schepping twee wetten: MaJcen we alleen uit één dier wietten gevolgtrekkingen, dan zondigen we. Maar konsekwentie wordt toch van ons gevraagd. 'Anders z'ou ons leven een beeld van hopelooze verwarring zijn.

De grondgedachte van Dr v. d. V. S.'s artikelen voert — indien konsekwentie daarop' wordt toegepast — naar mijn innige overtuiging tot ontwrichting, en niet tot onlwikkeling van het Ger? formeerde leven.

Hij zegt, dat het accent nü eens moöl vallen op 't een, dan op' 't ander.

In werkelijkheid gebeurt dat dikwijls. De aötie wordt door reactie gevolgd. Maar dat brengt niet verder. Da.t brengt telkens weer op' h'et oude piunt terug. Hij gebruikt ook het beeld van ebbia en vlo< ; d. Mgar ook dat wijst niet op ontwikkeling.

Wij moeten als we vloed, een heiligen vloeid gehad hebben, trachten de ebbte' te voorkomen.

In het natuurlijke kan dit niet. Maar in het geestelijke mogien wij ons niet onderwerpen , aan natuurnoodwendigheid.

Wijl moeten in Gods kracht tegen ebbe worstelen. Wij [moeten tot harmonie koiöen.

Niet tot compromis, zooals Dr v. d. J. enkele (malen noemt. 3. het

Want een oompromis berust op geven en nemten. Als Dr Smit voorstelt een öomproln'is tusschen geest en vorm, onderwerpelijk en voorwerp'elijk, dan wil dit zeggen, dat het onderwerpfelijke en het voorwerpelijke beiden iets van hun recht mto'etön laten vallen.

Maar hajmbnie streeft er naar beide tot 'h'im volle recht te-doen kom'en. En dat is roeping.

Nog een laatste opïrierking. Augustinus bekende eens, dat hij! niet anders wenscihte te kennen dan God leti de ziel.

Welnu, dat eerste heb ik in Dr v. d. V: . S.'s artikelen tot mijh leedwezen t© zeer gemist, hoesvel het op het terrein van zijh onderwerpl lag. Het ging immers over het voorwerpelijke en het onderwerpelijfce? Ga toch steeds dat pierste voorop 1

Hiermee neem ik afscheid van de artikelein yan Dr V. d. V. S. als zoodanig.

Hem. in eenig opzicht te wonden was natuurlijk tnijn bedoeling niet.

Alleen heb ik de dingen klaax l& n duidelijk willen zeggen. Niet alleen mijn verstand, maar ook mijn hart drong er mij toe.

En nu hoop ik, volgens inijn belofte in het eerste .artikel, een volgend maal nog het eien en ander te bespreken, zonder ei& nigszins xmt Dr. v, d. y. S. in polemiek te treden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 maart 1922

De Reformatie | 6 Pagina's

GEEN ACCENTVERLEGGING, MAAR HARMONIE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 maart 1922

De Reformatie | 6 Pagina's