GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

~°^ PERS-8CH0ÜW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

~°^ PERS-8CH0ÜW.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr Bavinck en onze Jeugd organisatie.

Prof. Aalders, de ziel van onze Gereformeerde Jeugdactie, die voor korten tijd in „De Reform'atie" haar belang zoo dringend bepleitte, schetst bij het portret van Prof. Bavinck in het jubileumnummer van het „L'eidersblad" de beteekenis van dezen geleerde voor onze Jeugdorganisatie.

Toen ons Bestuur, naar aanleiding' van de ministerieele beschikking van 18 Oct. 1915 waarbij eene commissie van onderzoek naar den arbeid o-nder de 13—IS-jarigen werd ingesteld, liet bestuit nam om op de Jaarvergadering van Pinksteren 1916 het vraagstuk van de algemeene jeugdvorming in verband met onzen arbeid aan de orde te stellen, was het eenstemmig, van oordeel, dat er onder ons maar één man was die voor de behandeling van een dergelijk onderwerp in aanmerking kwam, nl. Prof. Bavinck. De eenige vraag die daarbij rijzen kon was of Prof. Bavinck bij zijn velen arbeid gelegenheid , zöu kunnen vinden om aan ons veraoek te voldoen.

Maar tot on, ze groote blijdschap werd onze uitnoodiging aanvaard. We mogen gelooven, dat hier een eigenaardig samentreffen was van onzen wensch en van de richting waarin z, ich reeds de gedachten en studiën van Prof. Bavinck bewogen. Met zijn breeden blik had hij het reeds doorschouwd van welk een beteekenis de .opvoeding der jeugd boven den gewonen schooUeeftijd was, en, had hij zich tevoren reeds veel beizig .gehouden met de vraagstukken die het schoolweaen en de schoolopvoeding raakten (getuige izijne Paedagogische beginselen), thans breidde hij gijn onderzoek oo'k over het zoo beteekenisvolle terrein der o'udere jeugd uit. Van het gewicht der periode van — laten we ons maar houden aan de grenzen door de reeds genoemde iministerieele beschikking getroklcen — 13 tot 18 jaar was hij diep overtuigd. Ook bij hem was daze overtuiging gerijpt. Ik herinner me hoe Prof. Bavinck eens bij eene samenspreking over den jeugdarbeid, waaraan behalve ik nog een tweetal heeren deelnamen, vertelde hoe hij in den korten tijd van izijn ambtelijk werk als Dienaar des Woords in Franeker steeds zeer veel genoegen had gehad in de catechisatie van de oudere jongens en meisjes en daarvan dan ook veel werk had gemaakt, maar in de catechisatie van 12—16-jarigen heel weinig • lust had gehad. Nu zag diij in, zoo zeide hij, dat dit geheel fout was geweest. Juist van de catechisatie dier jongeren had hij het meeste werk , moeten maken.

Verschillende onzer Bondsleden, die het voo^rrecht hadden Prof. Bavinck op len Pinksterdag 1916 in Utrecht te hooren, bullen zich nog den indruk dezer magistrale rede herinneren. Ons Bestuur had haar gaarne in druk gegeven en had I daarvoor ook van te voren met Prof. Bavinck overlegd; maar bij dezen was inmiddels een veel om-; vattend plan gerijpt, waarvan de verschijning van izijn boek , ', De Opvoeding der Rijpere Jeugd" vlak I tegen het einde van 1916 de uitvoering vormde.

Juist met den aanvang van 1917 begonnen wij met' de uitgave van ons Leidersblad. Overtuigd van de sympathie van Prof. Bavinck waagden wij het ook hem om eene bijdrag'e te vragen; weliswaar .. kon hij ons dat toen niet belo-ven, maar hij gaf ons verlof aoO'veel lüt zijn boek over te nemen i als wij wenschten. Later vond hij echter toch geleig'enheid ons met kopy van zijne hand te verblijden; ' onze lezers zullen zich alle herinneren de belangrijke artikelenreeks over Christelijke Jeugdarbeid in • de jaargangen 1919 en 1920 opgenomen.

Het is niet onder woorden te brengen van hoeveel waarde len beteekenis de medewerking van prof. Bavinck voor ons en onzen arbeid geWeest is. Want deze strekken zich veel verder uit dan tot de rechtstreeksche en onmiddellijke vruchten van zijn woord en schrift. Het optreden van Prof. Bavinck heeft ten gevolge gehad dat er in heel de stemming en gezindheid van ons Gereformeerde volk ten aanzien van de jeugdbeweging eene kentering is ge-, komen. Dat .zulk een man zich op zulk een wijze voor zoo iets als de K. V. interesseerde, bracht , teweeg, dat dit instituut waarop de meesten geringschattend neerzagen of waarover ze hoogstens meelijdend de schouders ophaalden, in de waardeschatting onizer menschen eene gansch andere plaats begon in te nemen. En als wij het eens opmerken hoe meer en meer voor de K. V. en de M. V. wordt gevoeld, hoe allerwege de hand wiordt aan den ploeg' geslagen, hoe de arbeid onder de rijpende jeuigd meetelt, en de oogen voor de beteekenis ervan voortdurend meer o> pengaan dan is dat — al mogen ook andere factoren in het spel ; zijn — voor een niet gering deel te danken aan Prof. Bavinck.

Daarom zal deze geleerde, al heeft hij in den practischèn arbeid onder de rijpende jeUgd zich niet bewogen, en in het organisatie-leven op dit terrein geen plaats ingenomen, in de geschiedenis van K. V. en M. V. en van onzen Bond voor Gereformeerde Jeugdorganisatie steeds als een figuur van beteekenis worden vermeld. Daarom zal zijne gedachtenis ook op dit terrein in dankbare herinnering onder ons voortleven. Daarom konden en mochten wij niet nalaten izijn beeltenis hier op te nemen en enkele woorden aan zijn arbeid voor zooverre die ons terrein raakt te wijden.

Jeugdherinnering.

En im nog een Jeugdherinnering van mèj. H, S. S. Kuyper, die in onze meisjesactie het meest vooraanstaat, overgenomen uit üet „Gereformeerd Meisjesblad":

Ik ben eens een meisje geweest, precies zoo oud als gij, die dit nu 'leest.

Net als gjj' het nu hebt, had ik toen het groote voorrecht een Gereformeerde oipvoeding te krijgen.

En altijd zal "ik God danken, dat mijn vader bij , zijn ontzaglijk drukken arbeid, nog tijd heeft weten te vinden ook mij als meisje zelf Zondagmiddags les te geven in de Bijbelsche geschiedenis en in de Geloofsbelijdenis en in den Catechismus.

Zondags aten we altijd vroeg. En dan na het eten gingen we met Vader mee naar de studeerkamer.

Ik zeg: „we". Want mijn „medeJeerlingen" waren mijn broeder. Dr A. Kuyper te Rotterdam, en mijn •zuster mej. J. H. Kuyper.

Met ons drietjes gingen we met vader mee. En dan zaten we, op de studeerkamer van Prins Hendrikkade 173, om de tafel. En vader vertelde en legde Uit.

O, wat was dat mooi en prettig! Wat hfbben we daar van g; enoten en van geleerd!

Vader kon zoo kinderlijk met ons praten over de heerlijke, diepe dingen van onze Gereformeerde Belijdenis.

We begrepen daar toen natuurlijk nog niet alles van. Want we waren maar kinderen. JMaar de liefde, die vader in die onvergetelijke Zondagmiddaguren in onze küiderharten. gewekt heeft voor onze Gereformeerde Belijdenis, is door Gods genade in onze harten bewaard, en door diezelfde genade verdiept en versterkt.

Nu wil ik daar één voorbeeld van geven.

We zouden den Catechismus gaan behandelen, en begonnen natuurlijk met die diep-ernstige eerste vraag:

Wat is uw eenige troost beide in leven en sterven?

En dan dat heerlijke antwoord, waaruit ik nu alleen maar in mijn eigen woorden wil aanhalen: „Dat ik in leven en sterven het eigendom ben van mijn getrouwen Zaligmakei', Jezus Christus."

„Zie je, kinderen, " zei vader, „dat is het nu. Dat we het eigendom zijn van onzen Heiland. En . nu moet jullie eens goed begrijpen, wat dat beteekent, als je het eigendom bent van Jezus.

Kijk eens. Jullie hebben wel eens op straat in den modder een oUwe pet zien liggen. Die pet hoorde van niemand. De een schopt er tegen, de ander schopt er tegen, een derde gooit die pet in een plas, er rijdt een kar over heen, die pet wordt al ouwer en viezer, niemand bekommert zich er om. Die pet is niemands eigiendom.

Maar laat die pet nu eens aan een jongen hooren! Al is die pet nog zoo O'ud en kapot, die pet hóórt aan iemand. Die jongen, aan wien die pet hoort, houdt 't O'Og op die pet. En als er nu iemand een schop tegen die pet geeft, dan springt die jongen op en zegt (vader deed het precies na, en we zagen , en hoorden het):

„W-W-wil je wel eens van die pet afblijven!" „Zie je, kinderen, " zei vader, „zoo gaat het nU ook met ons. Als we niemlinds eigendom zijn, dan dwarrelen we maar rond door het leven, en iedereen kan ons kwaad doen, en niemand neemt het voor ons op.

Maar als we het eigendom van Jezus zijn, hoé armoedig , en ellendig we dan ook zijn, dan neemt Hij 't altijd voor ons op. En als er boo.ze machten izijn, die ons willen schaden, en ons nog ellendiger Willen maken, dan ziet Hij dat uit den hemel, en strekt Zijn beschermende hand over ons uit en zegt: Wil je wel eens van m ij n kind afb'lijiven!”

En meisjes, als ik ooit in den strijd des levens — want die komt onafwendbaar als je Ouder wordt — die booze machten op mij af heb voelen komen, dan heb ik o ao^o dikwijls aan die kinderlijke luitlegging van mijn lieven vader gedacht, en God gedankt Uit het diepst van mijn .ziel, dat ook ik het eigendom miocht zijn van een zoo teederen Heiland en machtigen Koning als Jezus Christus.

Moge in het komende tiental jaren heel onze jeugdactie vooruit vliegen! En toch oofc blijven, waar zij staat: op den bodem' der Gereformeerde belijdenis.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1922

De Reformatie | 6 Pagina's

~°^ PERS-8CH0ÜW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1922

De Reformatie | 6 Pagina's