GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jacqueline van der Waals, j Aan de overleden dichteres Jacqueline van der Waals wijdde „Christelijk Vrouwenleven" o.m. het volgende:

Ja, zeker, Jacqueline v. d. Waals is echt. Voor haar geldt het: alles of niets. Vandaar dan ook, dat ze ' aarzelde, toen tót haar de vraag kwam, k> f . ze haar gedichten, die zoo geheel van haar zelf waren, ook aan anderen zou geven. Gelukkig' heeft ze haar aarzeling overwonnen.

Juist omdat zig zich in haar kunst zoo geheel gaf is haar werk van groote Vaarde. Deze fijngevoelende vrouw, deze echte christin, die de natuur kende en naspeurde tot in haar verborgen schuUhoeken toe, die in al het bestaande opmerkte wat eeuwig zijn zal, heeft in ootmoed gehoorzaamd, • toen tot haar het hevel kwam, verkondster te worden van de door God gegeven schoonheid.

Wat ik sprak, dat moest ik spreken. Schrijven moest is, als ik schreef. Gaan, waarheen Uw geest mij dreef.

Nu is zij heengegaan, maar haar kunst is ons gebleven. En ook nu zegt • ze nog tot ons, dat ook .zij, hoogstaande vrouw, die ze was, enkel en alleen op genade heeft leeren hopen.

Ik ben mgn zonde moe en mijn berouw, Ik ben^mrjzelve moede en ik ben Het zoeken moe naar God, dien ik niet ken, En die ik toch zoo gaarne kennen zou.

Ik ben mijn zwakheid moe en mijn verdriet. Mijn arbeid en mijn hoop en mijn geriót. Maar bovenal het zoeken naar mijn God! _ Ik ben het zoeken nioede •— maar God niet.

Hij ziet en kent mijn zonde en vergeeft Ze zeventig maal zeven maal en meer. Hij wil niet, dat mijn ziele sterft maar leeft. O, wonderbare goedheid van den Heer, Die naar zoo moedeloos een ziel nog vraagt. Die alle dingen, en ook mij verdraagt.

Deze belijdenis van zwakheid is de kracht van Jacqueline v. d. Waals geweest. Door de dalen van zwakheid en dood heen is ze opgesteg'en naar de hoogten van kracht en leven. En daarom ook kon ze zingen:

Die mijns harten vrede zijt. En de eenig ware ruste. Reine bron van klare lusten, Zui'vre zon van zaligheid, — Laat mij willen en niet willen. Wat Gij wilt en niet en wilt, , ' Blijde gaande door het stille Leven in Uw vree verstild. Buiten U is niets dan strijd. Niets dan moeiten, niets dan zorgen, • Laat mij, in Uw rust geborgen, Slapen gaan in eeuwigheid.

Waarom zouden we nu nog vragen, hoe groot of hoe klein het talent Vas, dat de Heere haar schonk? Zij heeft hier haar taak vervuld en ia haar poëzie gaf ze, wat ze geven kon. Niets; (hield 'ze achter. En nu ziet rzij met verklaarde ' oog, en de eeuwige schoonheid, die ze' jn haar aardsch bestaan reeds achter alle tijdelijke verschijningsvormen speurde.

Schriftondermijning.

Vijftien artikelen reeds deed Ds Klerkhof in de „Zeeuwsche Kerkbode" verschijnen over het gezag van de Schrift. In het laatste spreekt hij over de opvatting der Ethischen, als droeg dat gezag! slechts een z e d e 1 ij k karakter. En hij licht dit met oen voorbeeld toe:

Zoo kan een Ethisch predikant verklaren: Het Hooglied spreekt niet tot. mijn hart dus: Het Hooglied heeft voor mij geen Goddelijke autoriteit.

Overdat stuk kunnen evenwel die Ethische theologen zoo prachtig schrijven, dat een eenvoudige ziel er zich allicht door zou laten inpalmen.

Ik wil u daarvan een mooi voorbeeld aanhalen uit de geschriften van den hoogleeraar Dr Isaak van Dijk, die van 1883 tot 1917 Ethische professor was aan de Universiteit te Groningen, en met de la Saussaye Jr. en Valeton behoorde tot de academische leiders van de Ethische richting, dus een der voormannen.

Hij handelde in een Academiepreek voor zijne studenten naar aanleiding van Joh. 5:39 over het gezag van den Bijbel, en daarin verklaarde hij ook, dat dit gezag van z e d e 1 ij k e n aard is, }iet toelichtende met 't volgende treffende verhaal:

„Ik moest eens, 't is reeds lange jaren geleden, spreken den eenvoudigen bibliothecaris van het Bijbelgenootschap hier ter stede. De man ontving, mij niet vriendelijk, eigenlijk zöo onvriendelijk, dat ik hem ten slotte vroeg: is er ook iets? Neen, antwoordde hij, persoonlijk is er niets, maar gij zijt hier' hoogleeraar, gij behoort dus tot de faculteit, die het gezag van den Bijbel ondermijnt. Ik begreep dadelijk, dat ik tegenover dit grof geschut intellectueel niet heel veel vermogen zou, 'ik trachtte hem aan het spreken te krijgen. Vrijwel woordelijk zei hij het volgende: „Laat ifc u eens vertellen, Waarom ik zulk een diepen leerhied heb voor de H. Schrift. Die Bijbel is mij geworden het Woord van God". Let, M. T., op het woord ig e w orde n. jHij ging voort: „Ik was in mijn jonge 'en mannelijke jaren een slecht mensch, een dronkaard. Mijn lieve vrou-sv heeft in , die jaren een bitter, ach zulk een bitter leven bij mij gehad. Maar toen heeft God mij door middel van dien Bijbel de oogen geopend voor mijn schuldig leven, voor mijn zonde. Ik heb mijtai schuld beleden voor God, en van dat oogenblik af is er gekomen in mijn hart een verwonderlijke vrede, en die vrede is ook gekomen in mijn huis; ik heb met mijn vrouw nog enkele jaren mogen leven een in-gelukkig leven, niet om te beschrijven, wij zijn zoo gelukkig ge-' /weest." De tranen kwamen toen in zijn oude oogen. „Kunt gij verstaan, jonge man, " zei hij; „kunt gij nu verstaan, dat ieder die maar een hand of vinger naar den Bijbel uitsteekt, mijn toorn gaande maakt? " Ik heb toen geantwoord: ja. Wat zoudtgij geantwoord hebben? „Kunt gij verstaan, dat er soms oogenblikken zijn, dat ik mijn Bijbel kus? " Ik heb geantwoord: ja, — ik hoop, dat gij in dat oogenblik ook ja gezegd zoudt hebben."

Wat is nu uit dat verhaalde de gevolgtrekking, die prof. van Dijk maakt? Deze: Die man kon . nu zeggen met den muntslag der eigen ervaring: Die Bijbel is mij geworden het Wioord van God. Daarin zit het zedelijk gezag van den Bijbel.

Ik voor mij geloof, dat die bekeerde broeder het anders bedoeld zal hebben. Die Bijbel had ook tevoren voor dien man Goddelijke autoriteit, al erkende hij dat niet; maar pas na zijne bekeering heeft die man dat leeren inzien en heeft voor dat 'gezag Gods eerbiedig gebogen. Vroeger was de Bijbel voor hem niet het Woord van God (hoewel het dat in zichzelve wel was), maar toen hij door dat Woord als middel bekeerd Was, toen • (wais die H-Schrift voor hem van die ure af, twat ze inderdaad is: Gods Woord.

De Bijbel als propagand a middel voor het Communisme.

Voor eenigen tijd kon men in verschillende bladen lezen, op w'elke wijze het Communisme onder de volken propaganda maakt.

Het deinst voor niets terugl en beschikt over tal; van middelen om de heillooze itheorieën te . verbreiden en de revolutie-ellende over de gpheele wereld te brengen.

Door het Bijbelgenootschap wordt de H. Schrift allei-wege verspreid. Ook in China. Dat geschiedt op ruime schaal.

Toen die Bijbels ontvangen en uitgereikt waren bleek' het echter, dat in ieder exemplaar een Communistisch manifest w'as ingevoegd, waardoor S!^ toekomstige Bijbellezers gewtezen werden op het heerlijke van den communistischen heilstaat.

Op welke Wijze men dit klaar 'gespeeld heeft.

is nog niet bekend. Het blijkt echter, dat dezfe „Volksvrienden" overal hun handlangers hebben. Maar tevens blijkt het, dat niets hun te heilig is, als zij maar hun doel kunnen bereiken. Kan het brutaler?

Zoo vraagt Ds Renting in de , Gelder3che Kerk­ bode".

Bolsjewistische moraal.

„Cijfers en Feiten" neenat uit een ander blad enkele grepen uit do indrukken van een bekend auteur bij zijn bezoek aan Sovjet-Rusland over:

„Op het (gebied van liefde en huw'elijk heeft de revolutie zonder twijfel de banden losser willen: (inaken. IDe schrijver gelooft niet, dat het haar Werkelijk is gelukt. Het kerkelijk huwelijk, dat voor communisten 7een verwijdering uit de partij beteekent, fwordt dikwijls in het geheim' gesloten.

De scheiding, is veel gemakkelijker gemaakt, zij is mogelijk, zonder dat de andere echtgenoot er iets van weet. /

Evenwel heeft de strijd om de kinderen er toch toe geleid, dat er ook in den communistischen staat jthans weer moeilijke schei'dingsprocessen worden gevoerd. Over het algemeen streeft men er naar de echtverbindingen zoo hecht mogelijk ; te maken. Het volk heeft zijn gevoel niet veranderd en de meeste ontwikkelden evenmin. Teekenen van een izekere verdwijning van de vroegere zeden zijn in tijden als deze vanzelfsprekend. Men vertelt met afschuw, dat velen vier-of vijfmaal in één jaar zijn getrouwd. Men trouwt nuêestal snel en jong. Geld speelt hierbij geen groote rol, wel het standsverschil.

De jonge paren kunnen slechts over één, hoogstens twee vertrekken beschikken, wat de oude gastvrijheid niet belet zich te blijven uiten. Ongehuwde paren worden in vele kringen als getrouwden behandeld, waar zulks vroeger niet geschiedde.

Ook in de quaestie van het moederschap deed de invloed der revolutie zich gelden. In 1919 riep een communiste van het resolute en hyperidealistische type een veertienjarig meisje voor de klas, om haar ervoor te prijzen, dat zij den sovjet-siaat binnenkort een baby zou schenken.

Maatregelen zijn genomen om op het gebied der zwangerschap de kwakzalverij te bestrijden. Terwijl aanvankelijk vele geboorten door dokters op verlangen der vrouwen werden voorkomen, geschiedt zulks thans nog vrijwel alleen om gezondheidsredenen of Wegens dringenden socialen nood. De verandering der zeden op dit gebied baart minder verbazing idan het weerstandsvermogen der traditie."

En het plaatst daaronder:

Is deze schets betrouwbaar — en geen reden bestaat om aan de geloofwaardigheid te twijfelen — dan blijken twee dingen.

Eerstens blijkt met wat ongehoorde driestheid het Bolsjewisme de zedelijke grondslagen van huwelijk en huisgezin heeft durven aanranden.

Maar ook komt in de tweede plaats aan het licht, dat door dien aanslag komt eene zedelijke verwildering, welke inzonderheid voor de vrouw zooveel ellende brengt, dat wederwn de oude tradities worden aanvaard.

Literaire lintworm.

In „Opgang" vond ik deze recensie:

’n Puitsch omslagje met een zonnig meisjeskopje. Dank zij de „literaire" lintworm van de bibliotheken-verslindsters was 't boek in 5 maanden reeds uitverkocht.

Rest mij te melden dat deze „humoristische" bladzijden zijn. opgedragen aan alle „meisjes" van 16—60 jaar.

Lang genoeg tranenbrood gegeten....

De diagnose van een lintworm is niet kwaad. De schepseltjes worden er blijkbaar ook mager van. Men ziet ze in de hoofdstad in de tram; zitten, den heelen rit verdiept in een boek en zoo vel-overbeenig, dat je door het skelet heenkijken kunt. Maar waar is het adres van den dokter, die •/.e lot een lintw, orm-kuur weet te dwingen? '

Ze raken het „literaire" beest niet kwijt, voordat ze (gewoonlijk) slonzige huismoeders zijn gewo^rden. En ook dan-dikwijls niet eens.

Algemeen in gebruik?

Tot mijn verwondering las ik in „De Bazuin";

Maar nu eenmaal het woord Amen algemeen . in (gebruik kwam, is het raadzaara dit w'oprd bij de , doopsbediening, te behouden, om daarnt'ede te ken-, nen te geven niet alleen dat de doop ten einde liep, maar tevens als een verklaring van de'zijde. ' ' . '•'• " " "'' der gemeente, dat zij gelooft dat God getrouwt is én dat Hij zal bevestigen wat Hij eenmaal heeft gesproken.

Dit is dan ook de beteekenis van het zingen van een toepasselijk vers na de doopsbediening door , de gemeente. Het formulier spreekt ook hiervan niet, maar toch is het volstrekt niet af te keuren, mits het vers toepasselijk is op den doop, b.v. Ps. 105:5.

Ik dacht juisi^, dat het woordje „Amen" na den Doop zoo goed als in onbruik was geraakt.

Ook anderen, die nog al eens hier en daar komen, waren van hetzelfde gevoelen.

In welk deel des lands kan dit algemeen [n gebruik zijn?

Dat men, waar het is afgeschaft, toch niet opnieuw importeere.

Men leze daar eens de overtuigende argumenten van Dr "Wielenga in zijn „Doopsformulier".

Overigens beware de Heere ons voor een nieuwen Amen-strijd.

Gebeurde het niet ergens, dat een predikant het „amen" niet uitsprak en daarop de halve kerk leegliep? Maar een der ouderlingen stelde hem gerust. Want de vorige week had er iemand gepreekt, die wel „amen" zei eii toen was de andere helft weggeloopen!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1922

De Reformatie | 8 Pagina's