SAMENWERKING VAN ALLE GEREFORMEERDEN.
Onrust over de gedeeldheid en machteloosheid van het Christendom is eerste voorwaarde om te staan naar betere toestanden. Dat all© geloovigen in één kerkelijk veiband samenleven, zal in deze bedeeling nooit worden aanschouwd. Maar de kerkelijke eenheid is de eenige niet. Er is ook een cenheidsbetoon mogelijk builen het terrein '. van het kerkelijk instituut. Dit duiden we hier aan als samenwerking. Zoo beschouwd moet samenwerking het eerst gezocht met hen, die met ons op één belijdenisbodem staan. Vandaar ons pleidooi voor samenwerking aller Gereformeerden.
III.
De samenwerking aller Gereformeerden kan onzes inziens slechts tot stand. kbmen onder drieërlei ieding.
Het eerste is dit, dat wij tot Wet terrein, - waarop we elfcander ontmoeten en dat noodzakelijk buiten hiet institutair k'erkelijke moet liggen, aan alle kerkelijïe gescihillen ten eenenmale' toegang ontzeggen.
Het 'kerkelijke moet er beslist buiten blijven, anders, de gescliiedenis is daar om het te bewijzen, wordt de goede glang der samenwerking van stonde aan gestoord.
Het is volkomen waar, dat onze belijdenis, welke, ons natuurlijkerwijze tot basis van sam'enwerking' geboden is, zich ook' over de kerk uitspreekt.
Van ondergesdhikt belang is dit vraagstuk allerminst.
Toch raiken onze verschillen in deze de uitlegging der belijdenis en niet de belijdenis zelf.
Op alle overige punten zijn we het zelfs in de uitlegging der belijdenis met elkander vrijwel eens.
Daarom is er niet het geringste bezwaar onze Gereformeerde belijdenis als' grondslag te beh, ouden.
Mits We er ons voor wachten [het k'erkelijke vraagstuk, zooals dit .ziöh' aJctueel , aan ons voordoet —. en hieronder begrijpen We ooik ide kwestie aangaande dé bekende zinsnede uit artikel 36 der Nederl. Geloofsbelijdenis — op de gemeenschappelijke tafel te leggen en ftan te snijden.
Over de belijdenis inzaike de kerk behoeft dus niet geheel en al te worden gezwegen.
Maar wel over de toespitsing daarvan in aktueele Kerkelijke geschilpunten.
Bij de samenwerking moeten we daarin elkander over en .weer ontzien en verdragen.
Houdt dit de verbintenis in om zoolang de samenwerking duurt, de ikerkelijke geschillen nooit en nergens ter spratte te brengen?
Dat zouden wij niet gaarne beweren.
Wij gelooven, dat dit-een onmogelijkten toestand zou scheppen.
Kierkelijke geschillen geheel te laten rusten is niet doenlijk.
Baar zijn ze te ernstig voor.
Ook het broederhart zou zich daartegen verzetten. Indien we meenen, dat onze broeder in dit stuk dwaalt, mogen we niet koel weg spreken: laat hij dwalen.
Hij van. zijn ki'ant en wij van onzen kant mogen pogen elkander te overtuigen.
Maar — en hierop valle de nadruk' — dit geacihiede niet op het terrein der samenwerldng.
Buiten dat terrein houden we ieder nog een eigeii terrein over.
Wij hebben om' eens iets te noemen, ieder een Kerkelijke pers.
Dat daarin vrijuit over het k'erkelijke vraagstuk moet kunnen worden geschreven, spreekt haast vanzelf.
Anders zouden wij spoedig Ji'et kerkelijk indifferentisme binnenhialen.
En dat mogen no-Qh 'kunnen wij voor onze verantwoording nemen.
Ieder strijde met de geestelijke wapenen, welke hem ten dienste staan, voor zijn eigen kerk.
Dat behoeft aan de samenwerking geen afbreuk te doen, wanneer wij het eigen en het gem'eerischappelij Is^ terrein maar streng gesepareerd hlouden.
Dat dit af en toe zelfbelieersdhing zal vergen, mag niet worden ontveinsd.
Als In de kerkelijke pers de strijd eens lieftig gevoerd wordt, h|eeft mten een overwinningi pp zichzelf te behalen, oni' met zijn kampio'en op het gem'eenschappelij'k' gebied der samenwerking schouder aan schouder te staan.
Maar tot zulk een zelfoverwinning zal het herhlaaldelijk 'moeten komen.
Men zal zich tot regel nioeten stellen op' het gemeenschappelijke terrein te vergeten, wat op afzonderlijk terrein is voorgevallen.
Is dit een onoverkomelijke eisch?
Doch hoe dikwijls ziet m'en niet, dat politieke tegenstanders, wanneer zij in het parlement den degen hebben gekruist, bij het sluiten van de vergadering vriendschappelijk 'met elkander opwandelen? Dat zij elkander bij ihenige nationale actie hartelijk steunen?
Waarcni zou dit dan ook niet bij kerkelijke tegen-, standers, die evenwel ondan%: s alles geloofsgenooten zijn, niet kunnen?
Wij blijven erbij: onbereikbaar is dit niet. Wij hebben ons slechts te oefenen in' zelfoverwinning.
En die oefening zal rijk worden beloond.
Elke zelfoverwinning zal stalen en de samenwerking hechter taaken.
Want wie zidhzelf overwint is sterker dan die een stad inneemt.
We (komen nu tot het tweede beding.
Van die samenwerking aller Grereformeerden zal niet alleen het institutair kerkelijke, > maar ook de 'politieke aktie moeten worden uitgezonderd.
In de politiek staan we voor historische toestanden.
Gewichtige momenten in het verleden hebben reeds tot nauwere aaneensluiting gedwongen.
Die aaneensluiting liep niet langs confessioneel e lijn. '
Hoewel de anü-revolutionaire partij voor het overgroole deel voorstanders van de Gereformeerde wereld-en, levensbeschouwing in haar gelederen telt, behooren tot Jiiaar ook leden van andere ricÜ ting.
Een amjan als Tahna, die tot de ethisohen moest worden gerekend, heeft in de anti-revolutionaire partij geen anbelangrijkte plaats ingenomen.
En omgekeerd is een Gereformeerd man als Jh'r Mr 'A'. F. de Savornin Lohman een der voormannen van de 'Christelijk-Historische partij.
Wel kunnen wij van deze politieke sam'enwerking voor ons doel iets Jeeren.
Die samenwerking baseert zich op een vast program van beginselen en wordt overeenkomstig de omstandigheden steeds aangevuld door een program' van aktie.
Ook hier "dus geen samenwerking! in het wilde weg.
Overigens behoeven we er niet om! te treuren, da: t het politieke buiten het terrein van onze samenwerking moet worden gehouden, wijl historische banden niet lichtvaardig mogen worden verbroken.
Politiek is altijd een zeer explosieve stof.
Er zit steeds een beetje buskruit in.
En nu behoeft maar een prat'tisehe politieke kwestie zich op te doen, waarover de gevoelens onder de mannen en vrouwen van Gereformeerde confessie verdeeld zijn, of heel onze samenwerldng zou dreigen uiteen te springen.
Evenals de Gereformeerden tot verschillende kerken behooren, behooren ze ook tot verschillende politieke partijen. Of die partijen op den duur nog eens tot elkander zullen komen is een politieke zaak.
Men eerbiedige in deze het bestaande. Want al valt het institutair-kerkelijke en het politieke af, het terrein van samenwerking blijft nog groot genoeg.
Als derde beding zouden we willen stellen, da, t steeds het beginsel of wil men de belijdenis ga boven personen.
Er zullen onder andere richtingen licht m'enschen gevonden worden, met wie men, zoo men persoonlijke sympathie liet spreken, liever zou samenwerken dan met vele Gereformeerde belijders.
Prof. Gunning b.v.. Wiens leven en werk nu wordt heschreven, was een lm!an om van te houden.
Hij 'trok aan, waar - ahderen in eigen kring; soms afstootten.
En 'dit voorbeeld uit het verleden zou met voorbeelden uit het heden kunnen worden vermeerderd. Vele ethischen leggen in hun omg!ang een fijnheid van vormen, een aristo'cxatische elegance aan den dag, die op' Gereformeerden soms sterke bekoring oefenen, tervrijl deze zich aan zekere grofheid en veronachtzaming van wellevendheidseischen in eigen kring ergeren.
Ook komt men vaak onder dén indruk van de oprechte vroomheid, die bij ethischen en ook onder de sektarisc'ho groepen gevonden wordt en laat zich daardoor veroveren.
Persoonlijke motieven dringen som's om samenwerking In andere richting te zoeken dan in die. der andere Gereformeerden.
Toch toiag aan p'ersoonlijke sympathieën de groote zaak der samenwerking tusschen hen, die God krachtens hun belijdenis op samenwerking heeft aangewezen, niet opgeofferd.
'Al zou onder ons de geestelijke fijnheid ontbreken, dan nog zouden vnj als Gereformeerden elkander zoeken.
Toch wordt die ook bij ons niet geheel gemist.
De Gereformeerde stelt zijn persoonlijkheid niet voorop, Want hij weet, dat die moet achterstaan bij de waarheid, waarin God wordt .verheerlijkt.
En kinderen Gods, bij wie innige godsvrucht uit stille daden spreekt, men fcan ze bij ons ontmoeten, zoo 'men ze maar ontmoeten wil.
Miaar wat ons tot elkander drijft m'ag geen persoonlijke voorkeur zijn, maar liefde tot de Gereformeerde belijdenis en de Gereformeerde belijders.
En waar de zwakheid van den geloovige een van de grondzuilen der Gereformeerde waai'heid is, zal, wanneer we elkander als zwakken de hand reiken, in deze onze zwaikheid onze macht blijken te bestaan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1923
De Reformatie | 8 Pagina's