GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Ghristelijk Nationaal Vakverbond.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Ghristelijk Nationaal Vakverbond.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het ligt niet aan mij, dat , pas nu het tiende jaarverslag van het christelijk nationaal vaïtverbond, welk verslag loopt over de jaren 1921 en 1922, besproken wordt. Het werd mij toegezonden in de weken van mijn vacantie, en toen de rusttijd voorbij was, vroegen meer actueele quaesties eerst onze aandacht. Daarom komt deze bespreking wel wat laat, en was het mij liever geweest, wanneer ik eerder van mijn belangstelling in den arbeid van het C. N. V. blijk had kunnen geven. Doch, dit doet verder niet ter zake. Het verslag van bovengenoemd verbond houdt zijn waarde, ook al is het niet nieuw meer, en verdient oo'ld nu nog onze volle interesse. Het is een lijvig boek geworden. Tot 357 bladzijden is het uitgedijd. Het behelst alles wat in de laatste twee jaren op het terrein der christelijke vakaotie is voorgevallen, en tot in de kleinste bijzonderheden leert het ons dit terrein kennen. Gaarne begin ik' dan ook met een woord van hulde ^an de samenstellers, en met name aan den secretaris van het vakverbond, den heer Amelink. Hij verstaat de kunst om een systemafisch-opgezet, duidelijk, bondig, en zuiver-oriënteerend verslag te vervaardigen, en hij heeft m.i. deze eer v; an zijn kostelijk werk, dat hij er een sociaal handboek van gemaakt heeft. Wie het maatschappelijk leven en de sociale beweging van onze dagen bestudeert, kan deze bron niet ongebruikt laten liggen.

Nu zal ik niet punt voor punt nagaan.

Daartoe ontbreekt mij de plaatsruimte.

Bovendien had ik dan veel te lang werk'.

Ik moet mij dus tot enkele hoofdzaken bepalen, en het eerste, wat ik'nader wensch te bezien is de gedrukte toon, die uit dit verslalg spreekt. Wel is men dankbaar voor de zegeningen, die God schenkt, maar de 'tijdsomstandigheden zijn donker, en de crisis op economisch terrein drukt ook de • christelij'k sociale actie. Juist omdat deze crisis voor de arbeiders vermindering van loon en vermeerdering van arbeidsuren met zich medebracht, kwam de vakbeweging in een moeilijke

positie, en ondervond zij de nadeelige gevolgen van deze verslechtering. Daarover schrijft liet verslag verder:

„Moeilijk juist hierdoor, omdat in werkgeverskring, j.a, , schier algemeen, een geest van reactie zich begon te openbaren, die, naar het scheen, van de omstandigheden misbruik wilde maken, om de arbeiders terug te dringen in hun vroegere, geheel afhankelijke positie. Een felle aanval werd daarbij geda, an op den achturendag en de sociale wetgeving in het algemeen. Een nietsontziende hetze > werd opgezet tegen de ambtenarij, waaraan zelfs een deel der arbeidersbeweging dapper mee deed, blijkbaar niet beseffend, hoe men daardoor de reactie wind in de zeilen blies. De werkgevers begonnen zich weer oppermachtig te gevoelen. Belangrijke wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden, loonsverlagingen trachtte men eenvoudig, zonder eenig overleg of zonder de noodzakelijkheid daarvan ^aan te toonen, op te leggen.

Hoewel eenerzijds onze Christelijke Valkbeweging er zich volkomen rekenschap van gaf, dat we in een crisistijd verkeerden, dat in crisistijd het verkregen levenspeil vaak 'niet te handhaven is, ja, hoewel onze vakbeweging zich op dit standpunt plaatste, dat, indien noodzakelijk: , ook door de arbeiders en ambtenaren offers gebracht moesten worden, om den economischen opbouw te bevorderen, moest anderzijds toch scherp' toegezien worden, dat niet toegegeven werd aan reactionnaire pogingen, waardoor men, met een beroep; op de economische crisis, de levenspositie van de arbeiders meer wilde verslechteren, dan door |de omstandigheden geëischt werd.

Onze vakbeweging had en 'heeft daarbij geen gemakkelijke taak. Te beoordeelen in elk speciaal geval of het doen van een stap' terug noodzakelijkl is, en — zoo ja, — in hoeverre, kan uiterst moeilijk worden geacht. Wanneer de werkgevers beweren, dat de bedrijfsuitkomsten of de bedrijfsuitzichten het noodzakelijk maken, dat óf werktijdverlenging, of loonsverlaging plaats heeft, meenen wij, dat zij niet met een losse bewering kunnen volstaan, doch dat deze bewering moet worden bewezen, in elk geval op redelijke gronden aannemelijk gemaakt.

De afgeloopen jaren hebben ons wel doen zien, dat sterke vakorganisatie een vereischte is en voorloopig ook wel zal blijven. Vele werkgevers en werkgeversorganisaties grepen terug naar het oude Herr-im-Hause-standpunt. Meermalen moest dan ook in de afgeloopen jaren van het wapen der staking gebruik gemaakt worden, omdat verslechteringen ingevoerd zouden worden, die naar de meening der arbeiders ongemotiveerd waren, óf die zonder eenig overleg óf zonder dit ook maar een poging gedaan werd, om aan te toonen, dat de verslechteringen door den bedrijfstoestand geëischt werden, zouden worden opgelegd.

In de afgeloopen jaren heeft de vakbeweging ook meermalen moeten berusten in verslechtering vaji arbeidsvoorwaarden, ook al werd deze onrechtvaardig geacht, omdat de algemeene bedrijfstoestan.d, of de positie, die de vakbeweging in het bedrijf innam, geen kans bood, met uitzicht op succes zich te verzetten."

Hierbij wil ik een enkele opmerking maken.

Ik kan me zeer goed indenken, dat onze mannen in de christelijke vakbeweging met leedwezen den achteruitgang in loon en arbeidsvoorwaarden gadeslaan, en het is vaak oo'k om verontwaardigd te worden. Toen in 1918 het revolutiegevaar dreigde, boden de particulieren tegen elkaar op', als wilden zij met een slag het sociale onrecht van jaren goedmaken, en moest de regeering mee, al zou ze ook niet willen. Maar nu het revolutiespook zoo langzamerhand uit het gezicht verdwenen is, en de werkkrachten overvloedig zijn geworden, is ook het sociale gevoel op^ reis gegaan, en keeren velen op hun schreden terug. Dat is onchristelijk en laf. Daartegen kan niet scherp-genoeg worden getoornd. Maar aan den anderen kant mag ook niet vergeten, dat de loonsvermindering etc. een gevolg is van den onevenrediggrooten vooruitgang in de jaren 1918 en 1919. Herhaaldelijk heb ik er op gewezen, dat toen de sprong veel te groot is geweest, en. ... nu volgt als vanzelf de reactie. En dan - de malaise! Dan de economjsche crisis! Waarlijk, men denik'e niet alleen aan conservatisme. De tijd', dien God ons

doet beleven, eischt versobering. Mits het loon niet verkort worde — d.w.z. aan een recjhtmatig loon niet worde tekort gedaan, en mits de aa'beidsduur, die m.i. te kort is, als een algemeene maatstaf v^an acht uur wordt aangelegd, niet overdreven wordt tot de slavernij van vroeger.

Een tweede punt is de teruggang in hlet C. N. V. zelf. : •, 1 i,

in de vakbeweging van alle richtingen is dit ledenverlies te merken.

Vanaf April 1920 is het ledental der vakcentrales teruggeloopen met 145, 655 personen, een getal, dat te denken geeft. En ook het C. N. V. • is aan deze malaise niet ontkomen. Wel is zijn verlies het kleinst (18, 55 pet. tegen .56.61 bij het N. A. S., 23, 32 bij het W. V. V. m 22, 53 bi| het R. K. V.), maar het heeft toch in nog geen drie jaren tijds 14.235 leden verloren. En dat in een tijd, waarin de behoefte aan een krachtige christelijke viak'actie sterker dan ooit gevoeld wordt, en we noodig hebben een breede, in de kracht Gods strijdende, schare, „die, zoo schrijft het verslag, voor de rechten van den arbeidersstand kan opkomen en die rechten veroveren of verdedigen, maar die anderzijds zich met kracht zal blijven verzetten tegen elk revolutionnair streven, tegen de beginselen van het socialisme en bolsjewisme.

Wij hebben als Christelijke Vakbeweging een groote en verantwoordelijke taak. Daarom moet de teruggang in ledental betreurd worden en moet er naar gestreefd, verderen teruggang te stuiten en dien om te zetten in vooruitgang.

Wij verdoezelen de feiten niet. Wdj moeten constateeren, dat ook een belangrijk deel der Christelijk-georganiseerden het vaandel ontrouw is geworden.

Toch is er voorshands geen reden tot piessimisme. De achteruitgang was tot dusver in geen geval onrustbarend.

Wij vergeten zoo licht, dat we het oorlogsjaar 1914 ingingen met 11 duizend en 23 leden en dat op 1 Januari 1918 het ledental van het C. N. V. nog slechts bedroeg 28.768. Nu, op 1 .Januari 1923, een ledental van 62.521 te hebben, beteekent dat we, ondanks den teruggang, nog van belangrijke winst kunnen gewagen. In de eerste jaren na den oorlog is het ledental ook buitengewoon, eigenlijk onnatuurlijk, gestegen. In twee jaar tijds toen een vooruitgang met 40.000 leden. Het kan niet anders, daarbij was''ook een zoom, die na korter of langer tijd zou afvallen.

Verontrustend is de achteruitgang dus niet. Wel echter zoo, dat het zaak is, er op te letten, en met moed en bezieling den propaganda-arbeid voor de Christelijke Vakbeweging voort-te zetten.

Werken, zoolang het dag is. Werken, zoolang God ons het leven geeft. Werken, tot God de Heere ons aflost van onzen post."

Het verslag laat, bij alle gedruktheid, nog niet den moed zinken.

Mij komt het voor, dat er voor moedeloosheid ook geen rpden is.

Zeker, het ledenverlies is eenerzijds jammer, maar enkele dingen mogen niet worden vergeten. In de eerste plaats moet wel onder oogen worden gezien, dat bij den groeten groei in 1918 en 1919 tal van elementen ziöh binnengedrongen hebben, die eigenlijk bij ons niet thuishooren, en wier heengaan geen droefheid kan veroorzaken. En ten tweede ligt onze kracht doorgaans niet in de massa. Met een Gideonsbende verslaat de Heere de Mideanieten. Wij hebben voor onze kleinheid niet beducht te zijn, doch zelfs naar het voorbeeld van onzen Heiland de deuren open te zetten en te vragen: wilt gijlieden ook niet heengaan? Ge moet blijven, graag of heelemaal niet. Laat de crisis maar komen, een keurveridel blijft er over, dat in Gods kracht zich trouw om het vaandel vereenigt, en kloeke daden doet.

Hierbij wil ik het laten.'

Er zou nog veel te schrijven zijn 'b.v. over de arbeidersbeweging en 'de zending, welk verband mij nog slechts naar een kant diiidelijk' is, n.l. naar deze zijde, waarin de arbeidersbeweging de zending kan steunen in haar sociaal weri? !. De andere kant, dat de arbeidersvereenigingen etc. moeten medewerken tot vermeerdering van zendingskennis en versterking van de zendingsliefde blijft mij een groot vraagleeken. Diat is het werk der sociale organisaties NIET. Zij hebben met de zending niets te maken, dan alleen op' het pnnt van den socialen arbeid in de zending. Het andere moeten zij aan de kerk of aan de zendingsstudiekringen overlaten. En ten tweede onderstreep ik nog eens deze conclusie over de jeugdorganisatie: ons standpunt is nog stee'ds, dat wij als chris telij k-s ociale beweging geen eigen jeugdorganisatie moeten op richten (blz. 132). Wanneer aan dit standpunt maar met kracht wordt vastgehouden, is het mogelijk, dat de christelijk-sociale actie van den christelijken jeugdarbeid nog rijke vruchten plukt.

En voorts... God zegene ons vakverbond.

Dit verslag is een welsprekend getuigenis voor zijn bestaansrecht.

Het C. N. V. werke nog vele jaren mede tot herstel van den waarachtigen socialen vrede.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Ghristelijk Nationaal Vakverbond.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1923

De Reformatie | 8 Pagina's