GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Geen repristinatie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen repristinatie.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Eer ik tot de behandeling van een nieuw onderwerp overga., moet ik eerst een oude schuld .afdoen. Nog altijd wacht de belangrijke rede, die de tegenwoordig-demissionnaire minister van financiën in de maand Juni, toen hij nog geen minister wias, uitgesproken h'eeft opj dte jaarvergadering 'der christelijke wer'k'geversvereeniging, op

een belangstellend woord, en deze weken van wachten op de oplossing van de kabinetscrisis, zijn uitermate gesclhikt om dit achterstallig werk in te halen. Bovendien zou ik aan de rede van den heer-C o 1 ij n onrecht doen, wanneer ik haar verzweeg of slechts in een enkel zinnetje (baar bestaan vermeldde. Daarvoor is ze van te veel gewicht, en verdient ze in broeden kring interesse. Imm.ers, het doel van. dit betoog is ons op het hart te dtuk'k'en, dat in het 'SOciale leven alle repristinatie, d.i. terugkeer tot het oude en herstel van wat vroeger onhoudbaar bleek, moet geweerd, en in plaats van terug te loopen tot hetgeen voorbij is, vooruitgang en nadere reformatie door God ons geboden wordt.

Dit nu is een stelling yan gewidhlt.

Vooral in een periode, waarin de reactie duidelijk haar hoofd opsteekt, en het gevaar dreigt, dat de vruchten, na moeilijken stiijd geplukt, weer zullen verloren gaan. Er heerscht onmiskenbaar in zekere kringen een afkeer van de sociale verbeteringen, die in den laatsten tijd tot stand kwamen, en de malaise op economisch gebied, de slechte stand van het bedrijfsleven hebben er niet weinig toe bijgedragen om dien afkeer te versclherpen. ]\l6nigeen zou gaarne weer de oude individualistische „vrijheid" hersteld zien, en a, an alle sociale wetten een einde gemaakt. En die begeerte merkt ge niet alleen in oud-liberale kringen. Ooik .onder ons sluipt dat „hunkeren naar Egyp.te's vleeschpotten" binnen, en diaarom was het zoo goed, dat een man als C o 1 ij n in den kring van werkgevers en groothandelaren, van den handeldrijvenden en industriëelen middenstand dit geluid deed hooren, dat, niet onzeker van klank, uitriep: geen repristinatie. Ik meen daarom geen overbodig werk te doen, wanneer i'k even kort weergeef, hoe de heer C o 1 ij n tot deze conclusie komt, en aanwijs, op welke gronden hij meent, daf niet terug — maar vooruit gang eisch: is.

Zijn rede vangt aan met een terugblik.

Zij roept voor den geest h'et einde der 19e eeuw.

Dat einde, zoo zegt ze, vormt een tijdperk van overgang.

„Men kan die laatste 10 jaren der eeuw (het best vergelijken met idie periode in het leven van een rups, waarin ze van huid verwisselt. Slaperigheid is dan het uiterlijke kfenmerk en men verwacht niets anders dan dood en ontbinding. Maar dat is slechts de uiterlijke schijn. Onder dien stervenden buitenkant gaat de herscheppiende activiteit door en straks splijt die buitenbedelkking en een geheel, nieuw schepsel komt te voorschijn. Zoo was het nu in de negentiger jaren veelszins ook met het politiek en maatschappelijk' leven. Die opsplijting van de buitenhuid was begonnen. Stukken doode huid, nog niet geheel dood, maar op weg om dood te gaan, werden afgestooten en stukjes nieuwe begonnen al zichtbaar te worden. Het oude begon zichtbaar te verdwijnen, het nieuwe was echter nog maar hier en idaar aan den dag getreden. Maar wat wèl te zien was, was dit, dat een organisch proces aan den gang was; dat het niet was een mechanisch repareeren van beschadigde plekken. Er begon zich een omvorming te voltrekken". Die omvorming deed zich niet het minst op sociaal terrein gelden.

Want op dit levensgebied is de verandering niet pas begonnen in 1918. Wie dit beweert, ziet de dingen onzuiver. 1918 is het revolutiejaar. 1918 is het jaar, dat ingeluid h'eeft een periode van schijn en klatergoud. We moeten van 1918 terug tot voor 1900, want daar ligt de overgang van den ouden naar den nieuwen tijd. Toen drong de vierde stand naar boven. Toen was er een beweging gaan groeien, die tot een wereldmacht zou groeien. Toen kwamen de eerste arbeiderscandidaten in het parlement. Toen verscheen in 1891 de bekende encycliek: R e r u m n o v a, r u m, en hield D r Kuyper zijn rede over: Het so'ciale vraagstuk en de chris telijfce religie. Toen werkten het streven naar bescherming van den arbeider en de begeerte om in de materiëele levensbehoeften meer vastheid te geven samen, om den arbeidenden stand al meer en meer van den druk te ontslaan, en het proces was begonnen, dat binnen betrekkelijk korten tijd tot de meest ingrijipende veranderingen in het sociale leven zou leiden. Dit proces dateert dus niet van de laatste jaren. Het is oudet, en we hebben hier te doen met een evolutie, wier aanvangen liggen in de vorige eeuw.

Nu heeft in deze evolutie één factor groeten invloed geoefend.

Terwijl de derde stand vrijwel door eigen krachtsinspanning zich de positie veroverde, die hij thans bezit, heeft de arbeidersklasse die positie voor een niet gering deel verworven door den steun der overheid. Daardoor kon zij zooveel triomfen betalen. Maar daarin ligt ook d e groote ^schaduwzijde van haar snellen groei, want als de staatsmacht, wat ook geschieden fcan, haar steun onttrekt, of tegen haar gebruikt wordt, zal zij zonder twijfel terugzinken en veel van het gewonnen terrein moeten prijsgeven. Dodh al is dit nu zoo, dit neemt niet weg, dat ook af gedacht van die overheidshulp, wij in de arbeidersbeweging te doen hebben met een historisch-en sociologisch verschijnsel, dat ouder Is dan v ij f jaar. Haar wortelen zijn dieper en verder te zoeken. En daarom reeds gaat |het niet a, an, om in d'eze dagen, nu de toestanden zich verslechteren, ineens, als met een slag, op zij te willen sdhuiven, wat jaren noodig had om te groeien. Dat is een dwaze eisch. Wie dit begeert rekent niet met de historie. Eujal moeten iwij alle krachten inspannen om de-fouten te ; h'erstellen, en de excessen af te snijden, het historischgewordene is niet met een stoot omver te werpen.

Geen repristinatie.

Maar een leiden van den stroom in de , goede bedding.

Een bedding, die niet alleen door den staat moet gegraven worden, doch waaraan de individuen en meer nog: de or gani s-a ti es moeten arbeiden. Deze zijn van het grootste gewicht. Er is behoefte aan gemeenschap' en onderlingen steun, want „staand tegenover tal van vragen, te midden van een schromelijke verwarring van denkheelden, van kokenden hartstocht wellicht, verliest de enkeling het evenwicht. Voor de heerschappij van den hartstocht wordt hij, zoo hopen we, behoed door den invloed van Kerk en Godsdienst, maar dan blijft nog de doolhof v; an onopgeloste vragen, waarop het pasklaar antwoord niet dadelijk' aanwezig is. Naast de gehoorzaamheid aan Gods Woord, dat voor alle tijden, alle volken en alle toestanden de leidende beginselen ook voor het maatschappelijke leven bevat, zal alleen het gemeenschiappelijk overleg, zich uitend in maatschappelijke organisatie, het, .bindmiddel zijn tot geoorloofde verdediging van eigen maatschapipelijke belangen, waar te vèr gaande Staatsbemoeiïng of maatschappelijke wanorde die mochten bedreigen. Anderzijds zal die organisatie een volstrekt onmisbare steun zijn bij h'et zoeken naar en het realiseeren van de nieuwe vormen, waarin het maatschappelijk leven op-de vruchtbaarste wijze zich bij de nieuwe tijdsbehoeften zal aanpassen. Eindelijke .zal de „christelijke patroonsorganisatie, evenzeer als de christelijke werkliedenorganisaties^ hebben te streven naar oplossing van de sociale vraagstukken in Christelijken geest".

Een volgende week htet slot.

De Nationale Chtisten-Onderofficieren-vereeniging vraagt opname van h'et volgende:

„In deze dagen, waarin tusschen politieke personen en groepen-wordt onderhandeld over de mo.geIij'k.heid van Kabinetsformatie, waarbij men a, £spireekt, op welke punten een eventueel kabinet zal worden gesteund, achten • \vij; het gewenscht, dat nogmaals de aandacht wordt gevestigd op de door het Tweede Christelij'k Sociaal Congres aangenomen resolutie, dat de Overheid bij; de vaststelling' der loonen moet rekenen met de samenstelling van het gezin.

Het komt ons voor, dat in ve-rband met dem toestand van 's lands financiën elke Regeering zich zal genoopt zien om den salarispost te verlagen, en dit niet slechts door het personeel in te krimpen, maar oiok doo'r de salarissen te verminderen.

Het demissionaire Kabinet noemde salarisverlaging onvermijdelijk en we gelooven, dat het in deze een juisten blik had op den feitelijken toestand.

Salarisverlaging zal echter voor de gezinnen-— vooral voor de talrij'ke, Waarin men thans reeds moet tobben om rond te komen — een groote vermeerdering van de zorgen beteekenen.

Bij de salarisverhoO', gingen hebhen veelal do gezinnen dienst moeten doen om aan te toonen, hoo noodzakelij'k die verhöagingen waren.

Het schijnt ons billijk, dat nu ook bij de salarisverlagingen extra met de gezinnen wordt gerekend. Wij ijedoelen dit niet in dien zin, dat de gezinsbudgetten zouden moeten nitwijfeen, dat yerlaging der salarissen eigenlijk niet toelaatbaar is, want daarmee is een verlaging' niet af te wenden, indien deze onvermijdelijk is, maar in dezen zlin, dat de gezinsverzorgers minder worden gekort dan de andere ambtenaren.

Wanneer bijv. de kindertoelag-e, die thans voor elk kind beneden 18 jaar 2V3 pet. bedraagt, gebracht werd op 4 pet., dan zou daarin eenige compensatie zijn voor de verlaging der stamsalarissen.

De minimumgrens der kindertoelage, zooals deze thans is gesteld op voor elk kind £50.— zou bij vei-laging van het stamsalaris gehandhaafd moeten worden. Hoewel dit bedrag bSji verlaging van het stamsalaris eenigszins in Waardeverhouding stijlgt, zou toch verlaging daarvan juist drukken ap de gezinnen van de laagst bezoldigden." ).

Hieraan heb ik niets toe te voegen.

Reeds vroeger bepleitte ik den k'indertoesl|a, g, ên diat pleit blijft ook thans onveranderd gehandhaafd.

K. D.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

Geen repristinatie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1923

De Reformatie | 8 Pagina's