GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Geen reprlstinatie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen reprlstinatie.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Heeft nu de organisatie aan haar doel beantwoord ?

Droeg zij de vruchten, die verwacht werden, en bracht zij ons een stap verder tot den socialen vrede? Wat de heer Co lijn opmerkt, zegt duidelijk genoeg, in welke richting het antwoord moet gezocht 'worden. „Er is, zoo richt hij zich tot zijn gehoor, naar het schijnt, bij sommigeri uwer ontevredenheid over den gang van zaken op sociaal terrein, in verband met den economischen toestand", en die ontevredenheid is niet zonder reden. De veelvuldige bemoeiing der overheid heeft velen ontstemd. De verhoudingen in het arbeidsleven zijn nog verre van ideëel. De strijd op sociaal terrein duurt voort, en 'vooral is de bureaucratische overheersching tot een .bijna ondragelijken last geworden. Zij, zoo mopperen velen, maakt ons het leven onmogelijk. Zij doet ons in ons bedrijf en zaken onrecht aan. Z; ij belemmert de vrije ontplooiing van de economische krachten, en waarom moet de sta, at zoo veelvuldig ingrijpen?

Wat antwoordt hierop de heer C o 1 ij n.

Hij stelt, en zeer terecht, een tegenvraag.

Hij werpt, en zijn woorden moeten op menige ziel gehamerd hebben, deze vraag in het midden van industriëelen en handelaren: „Wat hebt ge gedaan om verbetering te verkrijgen, om uwe grieven te zien weggenomen? Hebt ge daarvoor als organisatie gewerkt? Niet alleen negatief door te klagen, maar positief door te handelen. Sommigen schijnen de remedie te willen zoeken in het verlaten der organisatie. Hoe dit den toestand verhelpen kan, is mij niet duidelijk geworden. Ik heb er over gepeinsd, maar ik' heb vruahtelO'OS gezocht naar het nut van desertie. Anderen — zoo is mij meegedeeld — klagen wel, maar wenschen tegelijk het paard, dat het werk moet doen, de haver te onthouden. Ook daarvan is het nuttige en het redelijke, ondanks ernstig nadenken, niet tot mij doorgedrongen. Langs dien weg komt ge er niet. Alleen een sterke organisatie kan invloed oefenen en dat eischt, dat ieder toetrede. Maar ook dan nog zijt ge er niet. Want de organisatie moet actief zijn. Ze moet werken; of, beter nog, laten werken. Van uwe sterkte en van , uwe actie hangt alles af. Naarmate ge in "t cijfer meer beteekent, naar die mate legt Uwe meening in de verschillende lichamen, w-aarin ge een vertegenwoordiger hebt, meer gewicht in de schaal. En naarmate ge u weert, na; ar die mate oefent ge ook invloed op de politieke partijen, • waartoe uwe leden behooren. Niet langs den dol-dwazen weg van het jagen naar eigen vertegenwoordigers, maar doordat ge de afgeviaardigden uwer politieke richting in staat stelt om met volkomen kennig van zaken ook over uwe belangen te oordeelen".

Aan dit ware woord voegt de heer Co lijn nog een tweede toe.

Ook hij wil beperking van staatsbemoeiïng en overheidssteun.

Ook hij ijvert voor inkrimping der sociale wetgeving, en voor een beëindiging van gebod; op gebod en regel op regel. Maar niet in dezen zin, dat bij afschaffing er niets voor in de pla; a, ts trede! Niet doordat de verworven vrijheden op sociaal terrein worden losgelaten! Allerminst. Hij kent slechts losmaking uit de banden der overheid op een onafwijsbare voorwaarde.

„Dat op het terrein van den Arbeid — en dit nu in breeden zin genomen — de maatschappelijke organisatie de Staatsbemoeiing overbodig make. Maar hoe wilt ge dat nu ooit bereiken, indien ge uzelf niet organiseert? Zóó organiseert, dat ge als organisatie een k'raicht van beteekenis in den lande wordt. Want, vergeet dit niet, de tegenstelling is niet tussdhen wat wij nu hebben en wat wij hadden vóór 50 jaar. Tusschen 1870 en 1920 liggen de jaren 1890—1900. En die hebben een onherroepelijke scheiding tusschen Verleden en Heden teweeggebracht. Het is pure dwaasheid om zelfs de mogelijkheid te veronderstellen, dat we ooit weer zouden terugkeeren naar de zuiver individualistische periode uit de 19e eeuw. Die tijd is voorbij. En onherroepielijk voorbij. Geen "politieke macht kan haar weer terugroepen. Het eenige alternatief voor slaking van de te zeer knellende banden van de Staatsbemoeiïng is eigen regeling, die aan zekere algemeene eischen voldoet. En dat zal eerst mogelijk zijn op den grondslag eener' deugdelijke maatschappelijke organisatie."

Dat zal offers kosten.

Geldelijke offers ook.

Offers aan de organisatie.

Offers vooral van geduld en lijdzaamheid, want de sociale vrede komt ook in dezen weg niet met rassche schreden. Het zal lang duren, zooals het proces van de vrijmaking van den arbeidenden stand langen tijd noodig had, om te leiden tot werkelijke sociale verheffing. Maar dat kan geen belemmering zijn. Wij' werken ook voor de toekomst. Wij moeten letten op' de vergezichten. En onder die is deze, dat de organisaties de hoéksteenen moeten worden van het fundament, waarop straks het gebouw van een meer, organisch ingericht staatswezen verrijzen zal. Daaxom niet altoos geklaagd. „Ga daarom over tot een daad: bouw uw organisa, tie uit, en onthoud haar •de middelen om te weriken en te strijden niet."

De heer C o 1 ij n eindigt aldus:

„En nu is er nog een technische vraag, die u bezighoudt.

Ge hebt moeite met de onderscheiding, wie tot den werkgeversbond behoort en wie onder het begrip middenstander valt. Die moeilijkheid is van den aanvang af gevoeld. Er zijn onder ons weinig groote werkgevers en zelfs het bedrijf van sommigen 'dezer valt onmiskenbaar onder wat men door het woord middenstand pleegt aan te duiden. Maar waarom zoudt ge die moeilijlAeid niet ontgaan door nauwer samenwerking van beide bonden? Als ge uw beide bonden vereenigt tot een algemeenen Christelijken patroonsbond — want patroon zijt ge toch allen — ezi gé deelt dien bond in twee afdeelingen In: een werk'geversafdeeling en een middenstandsafdeeling, , dan zijt ge er, zoo ik wèl zie. Men is dan lid van den. Christelijken p a tr o ons b on d, en bij de aanmelding tot het lidmaatschap geeft men tevens op, of men in de werkgeversafdeeling alleen, de middenstandsdeeling alleen, of in beide afdeelingen wenscht ingeschreven te worden. Elke afdeeling hebbe haar eigen bestuur en uit de beide besturen worde het dagelijksch bestuur van den algemeenen Chrislijkcn patroonsbond gevormd. Zoo krijgt ge een figuur, die tegemoet komt aan de kleine moeilijkheden, 'die ge nu' ervaart, en die het waarschijnlijk tevens mogelijk zal maken om te volstaan met één, en dan een behoorlijk ingericht bureau voor beide groepen van patroons.

Ik eindig. Ik sptak u ditmaal niet van den hoogen eisch van ons Christelijk' beginsel; van den plicht tot handhaving van Gods gebod in het maatschappelijk leven. Ik liet dit niet na, omdat het van geringere waarde zou zijn geworden, sinds ik u opi een vorige vergadering toesprak. Maar ik zweeg er over, omd'at ik vertrouw, dat het niet noödig is er telkens aian' te herinneren. Het is, het moet onder ons postulaat zijn, waarvian we altijd uitgaair. Dus ook heden.

Omdat we anders den moed niet zouden grijpen om te eindigen met het woord, dat begin en

einde van al onzen arbeid zijn moet: Soli Deo Gloria."

Waarom ik' zoo uitvoerig deze rede weergeef? Omdat zij bewij'st, Idat de besohuldiging p.an liet adres van den heer C o 1 ij n van conservatisme en reactie onwaar is, en omdJat zij ons den juisten. weg teekent. Geen rep'ristinatie. Geen terugkeer lot de verouderde toestanden. Geen weerkeer naar het individualisme, waarin het' egoïsme hoogtij viert, maar met aanvaarding van wat in een langdurig proces groeide, gestreden tegen alle excessen, die voor het sociale leven schadelijk zijh. Dus ook tegen te vergaande overheidsbemoeiing. Maar dit laatste is alleen mogelijk, wanneer het piaiticulier initiatief of de organisatie de talak' vlan de overheid overneemt. Immers juist, omdat zij in gebreke bleven, moest de staat ingrijpen, en ook hier is de kennis der ellende (d.i. van de leemten in het particulier initiatief) uit de wet (d.i. uit de sociale wetten). Daarom moet eerst individueel alles gedaan, wat noodig is tot herstel van. den vrede. Dan is eisdh, dat de organisaties zich uitbouwen, en in de derde plaats is er eerst een taak voor de overheid. Geve God, dat die-drie factoren, individu, organisatie en overheid samen mogen weriden tot herstel van het sterk-geschokte maatschappelijk evenwicht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

Geen reprlstinatie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1923

De Reformatie | 8 Pagina's