HET JAAR 1923.
IV.
Stelde aJzoo de oeconomische toestand, in Europa ons voor het bange dilemma: lik'vvidatie of - rekonstmktie. de politiek stelde dit „of.... ol" bijna!' even . scherp.
Waarheen men het oog ool< ü wendt, schier overal hoort men het parlementaire stelsel fc'ra.ken, woi-dt de konstitutioneélc onmacht openbaar.
De konstitutioneele staatsvorm, mits zuiver vertoond, vertegenwoordigt voor een volk een niet te schatten staatkundigen rijkdom.^
Eenerzijds ligt daarin erkenning van het gezag, door God opgelegd.
Anderzijds-wordt' daarin gehandhiaafd, dat het volk onvervreemdbare rechten heeft, welke door het gezag behooren te worden geëerbiedigd. Daarin vindt het gezag zijn perk'en. Want geen enkel aardsch gezag is absoluut.
Zoolang nu die konstitutioneele vorm ongerept blijft, zijn alle termen voor de grootst mogelijke harmonie tusschen kroon en volk, • tusschen gezag en onderdaan aanwezig.
Maar wordt een dezer machtige zenuwen van het staatsieven verrukt, dan begint de staat kreupel te loopen.
Wordt er aan deze staatkundige beginselen gewrikt en gebikt, dan laten de voegen los en men komt te staan voor een: likwidatie of rekonstruktie.
Het behoeft niet in den breede betoogd, dat het konstitutioneele principe in het jaar 192, 3 een geduchte knauw heeft gekregen en dat men misschien tot de Fransche revolutie moet teruggaan om iets dergelijks te konstateeren.
Staatsgrepen Kwamen ook wel in andere j; iren voor. Revoluties en revolutionaire woelingen evenzeer. Maar die bleven dan tot één of enkeje landen beperkt.
Doch nu was het euvel zoo goed als algemeen in Europa.
Het parlementaire gebouw stond te schudden op zijn grondvesten.
Ministeriëele krisissen waren nergens van de lucht.
En nu kunnen ministeriëele krisissen gezomj zijn, om onevenredige verhoudingen weer in het evenwicht te brengen.
Maar dit is juist het kenmerkende van de meeste ministeriëele-krisissen in 1923, dat zij allerminst evenwicht brachten, doch èf de verwarring nog grooter maakten 6f aan misstanden het aanzijn gaven.
We hebben dit alles derhalve niet te beschouwen als iets wat anders ook wel voorkwam, maar in lager exponent, doch als een ontrustend verschijnsel.
In vele landen heeft het parlement plaats moe'ten malken voor de dictatuur.
Rusland, dat eigenlijk nooit anders heeft bezeten, dan een s c h ij n - parlement — geheel in overeenstemming met den volksaard, die zich gemakkelijk aan den, schijn vergaapt — had zich r^eds sinds enkele jaren onderworpen aan een s c h ij n-demokratie. Want het is genoeg bekend, dat het bolsjevisme niet steunt op de meerderheid van het volk, maar op de overmacht, welke het op een psychologisch gunstig oogenblik greep: en totnogtoe wist te behouden. En uit die scihijndemokratie is geboren een diktatuur, die de vrijheden van het volk vertrapt, erger dan ooit een tsaxen-regeering heeft gedaan. Dr. Hoetzsch noemde bet terecht niet een dictatuur van het proletariaat, .maar een diktatuur oVer het prole tariaat. Die diktatuur heeft zich omgeven met een' sterke bureaucratie, welke een onmeedoogenloozen' oorlog voert tegen geloof en kerk. Zij slaat het Russische volk murw. Het intellekt verhongert. Zoo stond het niet slechts geschapen kort na de revolutie, maax evenzeer en zelfs versterkt iir h'et najaar van 1923. De Russische diktatuur mist alle gezagsbasis. f
Evenzoo staat het met de Italiaansclie. Mussolini schijnt de tegenvoeter te zijn van»Trotzki en .Lenin. Toch is hij naar dieper liggende beginselen een geestverwant. Ook hij is een overweldiger van de staatsmacht, een levend bewijs voor het overigens onsympathieke spreekwoord, dat kleinen stelen en grooten stelen, maar grooten stelen het meest. Hij liet den koning leven, in zijn land blijven, regeeren zelfs, doch dat laatste geschiedt bij zijn gratie. Hij maakte zijn koning tot een roi faineant (stroopop-fconing). En het volk tot een soort van moderne lijfeigenen. Hierin verschillen vooral de R.ussische en de Italiaansclie diktatuur, dat de eerste het internationalisme huldigt en de vlag: „democratie" in top voert, waarbij echter de eerste helft van dat woord is weggesleten, terwijl de laatste zich op haar nationalistisch karakter laat voorstaan, hoewel zij meent ook voor andere landen van beteekenis te, zijn en in dezen zin nationaal wil wezen, dat zij mijnheer Demos niet flikfooit.
Mussolini heeft sdhool gemaakt in Spanje. Daai' greep in September 1923 onverwachts de militair Primo de Rivera naar de teugels en naar men zegt, was het Alfons niet eens onwelgevallig. Krijgt men uit alles den indruk', dat Italië's koning zich tegen zijn zin bij den tegenwoordigen toestand neerlegt, dekoningVianSpanje schijnt voor 'tminst zich, 'Gallio tot zijn voorbeeld te hebben gekozen en zich geen van de dingen, die zijn land beroeren, te willen aantrekken. Een paar-dagen, nadat de staatsgreep had plaats gehad, begaf hij zich weer naa.r een van zijn lustsloten om in sport zijn vertier te zoeken.
Weer een andere dictatuur wordt door Griekenland gewenscht. Het volk joeg zijn vorst weg en riep Venizelos terug. En wel met het bepaalde doel om Venizelos diktator te maken. Slechts zijn sommigen bevreesd, dat hij het koningschap' zal herstellen en inzoover zouden zij hem bestrijden. Wil hij evenwel ten volle diktator zijn; in naam en in wezen, dan laat men hem vrij spel.
Zwijgen kunnen we van de volkeren, die evenals Oostenrijk snakken naar een diktatuur van den volkerenbond, wijl dit iets geheel andersoortigs is, hoewel ook deze diktatuur uit principieel oog^ punt bezien bedenkelijke kanten heeft.
Maar om tot. Duitschland over te gaan. Leeft ook het Duitsche volk feitelijk niet onder diktatuur? De Rijksdag heeft een groot deel van zijn macht door het aannemen van de machtigingswet uit handen gegeven. Ebert is hoe langer hoe meeu geworden een representatieve figuur. De lakens worden uitgedeeld door de ministers. En men schikt er zich in. Want men heeft van alles geprobeerd en niets is er gelukt. Men vond er toen niets beters op dan een ministeriëele diktatuur.
In Frankrijk zou men van diktatuur niet gaarne spreken. Daar schijnt het parlementaire stelsel nog hecht en sterk. Daar schijnen parlement en iriinisterie nog eens geestes. Dreigt er ontovred& .heiid, Poincaré ontwapent met advokatenwelsprekendheid al de argumenten der rechters en de parlementaire jury knikt: ja. Daar draagt de diktatuur geen officieel, doch-slechts een officieus karakter. Hoelang Poincaré het nog houdt, kan niemand zeggen. Doch dat het volk' 'hem straks zal willen steenigen, staat voor velen vast. ïenzij hij, hoewel het reeds vrij laat is, de bakens nog verzet.
En niet alleen deze veelsoortige diktaturen stichtten politieke verwording. Ook in landen, waar het zoover niet kw, am, is de parlementaire onmachjt zichtbaar.
Engeland-doorleeft een h'achlijkl moment. De Labour-partij (Arbeiders-partij) groeide, zoodat zij mededingster werd van de oude Wighs en Tories. Geen enkele partij heeft meer een meerderheidl in het parlement. De duikelaar is in die trotsche zalen een geliefd speelgoed der partijen geworden. De Labours willen de Konservatieven doen duikelen en de Liberalen misschien strajks weer da Labours. Men is er in een parlementaire impasse geraakt en niemand weet er meer uit te komen. Het volk is verdeeld. De koning mag toezien.
Een volk, dat aan politieke impotentie (onmacht) lijdt, verliest zijn zelfrespek't, is tot het voeren van. een krachtige buitenlandsche staatkunde niet bij machte, verspeelt op den duur .zijn aanzien onder de volkeren. En Nederland?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1924
De Reformatie | 8 Pagina's