GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET DOGMATISCH INDIFFERENTISME ONDER DE JONGEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET DOGMATISCH INDIFFERENTISME ONDER DE JONGEREN.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

In het eerste artiicel is op den voorgrond gesteld, dat het onderwerp niet uitgaat van een tweeheid in onze kringen tusschen oud en jong. Het verschijnsel, dat hier besproken wordt, komt ook onder de ouderen voor, en hier wordt over de jongeren gehandeld om bijzondere belangstelling aan hen te wijden.

In hoeverre lijden de jongeren aan bloedaimoede op het terrein van het kennen der waarheid?

Is deze ziekte algemeen, zoodat heel onze gereformeerde jeugd door de kwaal der dogmatische onverschilligheid is aangetast?

Wanneer ik goed zie, moet deze vraag ontkennend worden beantwoord, en mijn ervaxing isj dat het verschijnsel, waarover wij handelen, slechts onder een betrekkelijk kleine groept gevonden wordt. Immers, wanneer men de jongeren niet slechts zoekt onder de meer ontwikkelden of studeerenden, of onder de jongelui van geestelijk-min vaste formatie, maar als onze jonge menschen ook' beschouwt de duizenden, die georganiseerd zijn in de bonden der jongelings-en, meisjesvereenigingen, en in onze knapen-en jonge-meisjesVergaderingen; bemerkt men juist het tegenovergestelde van onverschilligheid in de leer. In die bonden en vereenigingen doet men schier niets dan 1 e e r e n. D'aar is men elke week bezig met vermeerdering van kennis. Daar staat de principiëele vorming op' den voorgrond, en wanneer de bondsorganen met hun leiddraden maatstaf mogen zijn voor de ontwiMceling der leden, krijgen we een geslacht, dat van kennis zeer zeker niet ontbloot is, en waartoe menigeen, behoort, die, zij het dan met bescheidenheid, tot zijn lijfpsalm kiest: ik overtref mijn leeraars in beleid.

Nu stem ik toe, dat ook hier niet alles goud is, wat er blinkt.

Op de methode van kennisvemieerdering is wellicht critiek te oefenen.

De vruchten van onze jeugdvereenigingen beantwoorden niet altoos aan de verwachtingen, die ze door al haar arbeid opwekken, doch, al is dit zoo, deze teleurstelling mag aan onze waardeering voor deze organisaties en haar uitnemende resultaten geen afbreuk doen. In onze j e'ugdvereenigingen op gereformeerden g r o n d s 1 a g, en ik spreek dit gaarne in dezen kring uit, schuilt m.i. voor een.zeer groot deel de kern van onze gewone gereformeerde jongeren, en ik verblijd mij er in, dat zij vaak een levend protest zijn tegen allerlei slapheid en onbelijndheid, die zich in deze tijden van veel onzekerheid alom openbaart. Uit hun kringen kliiüten 'klanken, die geen onzeker geluid geven, en ge hebt ze achter u, w; annieer .ge slechts even de zuiver-principiëele tonen doet hooren.

Dit moest noodzakelijkerwijze vooropgaan.

Eer de klaagzang werd ingezet, moest even aan de dankbaarheid over het goede, dat God schenkt, uiting worden gegeven, en eerst wanneer wij van harte waardeeren de rijke zegeningen, die we nog in onze jeugd ontvangen, kunnen we gen onderzoek instellen naar de fouten, waaraan zij mank gaan. Want die fonten zijn er. Ook het gebrek aan belangstelling op dogmatisch terrein komt voor. Al hebben met name onz'e jongelingS: vereenigingen en andere organisaties i) uitnemend werk verricht, er heerscht een zekere onverschilligheid ten opzichte van de sche^rpe formuleeringen rechte belijriing der waarheid. Niemand minder dan Prof. Grosheide heeft het in de kringen van de J. V. zelf uitgesproken:

Verslapping ontstaat niet het minst door gebrek aan kennis. Men zou zoo meenen, dat onze jonge intellectneelen althans, die zoo op de hoogte zijn van muziek en litteratuur, wel allereerst bekend zouden zijn met het gereformeerde dogma en de geschiedenis van ons kerkelijk en godsdienstig leven. Het lijkt er niet naar. De meest bedroevende staaltjes zouden daarvan kunnen worden aangeroerd. De belangstelling beeft zich verplaatst naar den omtrek; en omdat men ten slotte maar één ding te gelijk kan doen, ligt het centrum verlaten. Maar dat wreekt zich. Waarom worden er zooveel onbekookte uitspraken gedaan, waarom beloofd, dat dit wel kan en dit wel mag? Omdat men niet op de hoogte is, omdat men niet kent de geschiedenis, niet weet, dat vroeger ook soortgehjke uitspraken zijn gedaan, en waartoe ze hebben geleid. Men weet niet meer, waarom dit zoo is geformuleerd en dat zoo wordt gedaan, want men kent de oorzaken niet. ²)

In dit oordeel staat Prof. Grosheide niet alleen.

Het wordt gesteund, zij het dan in anderen toonaard, door Pro, f. Anema.

In zijn bekend geschrift Onze tij d en onze roeping, waarin de geachte auteur m.i. sterker is in de teekening van het eerste dan in de nauwkeurige aanwijzing aan hec'laatste, noemt hij als een der kenmerken van de jongere generatie, dat bij hen, in tegenstelling met een ouder geslacht, dat de objectiviteit op den voorgrond stelde, ' de subjectiviteit den boventoon voert, en zij niet allereerst op' het kennen der waarheid, maar op het beleven der waarheid in eigen ziel den nadrulc leggen. Zij zoeken hun kracht niet zoozeer in vastheid van beginsel, doch in de persoonlijke ervaring, en ^ij vragen meer om mystidc dan om dogma 3). Welnu, die overneiging naar het subjectieve heeft als vanzelf geleid tot indifferentisme omtrent en zelfs tot antipathie tegen de leer. Hieruit, en dit verbaast ons niet, is die eigenaardige geestesgesteldheid geboren, die het dogma niet anders kent dan onder den naam van „koud dogma", en voor de leer geen ander adjectief weet dan hard, en welke mentaliteit vooral wordt aangetroffen onder de studeerende jonge menschen. In die kringen moeten wij de onverschilligheid ten opzichte van de juiste belijdenis bijzonder zoeken, en onder hen komen de kwalen van religieus eclecticisme'') en anti-dogmatisme het v'eelvuldigst voor.

Hoe dan?

Eer ik op' die vragen een ^antwoord geef moet ik eerst voor een ding waarschuwen. Wij hebben ons bij de beoordeeling van het dogmatisch indifferentisme onder zekere jongeren te wachten voor overschatting, en met nuchteren blik ook deze jeugduiting te beschouwen. Wiant wanneer we sommige jonge, en zelfs ook' oudere menschen opi hoogen toon en met verbluffende beslistheid hooren beweren, dat zij vian al die kille dogma's niets meer moeten hebben, en het hun om hoogere dingen te doen is, doet mij dat prijsgeven van de belijnde leer vaak denken aan het bekende leekedichtje van De Genestet:

De dogmatiek, zegt Jan, die geef ik je present, D'och wat hij meer geeft, bleef, tot heden, onbekend'').

Immers blijkt het bij velen, dia zich aan de „harde leer"' stoeten, dat zij niet eens beseffen en weten, wat een dogma is, en er - vreemd van ophooren, dat het bestaan Gods het, allereerste en allergrootste dogma is, waarmee wij in aanraking komen. Aan het euvel der antipathie tegen de Jeerstelligheid' ligt vaalk jammerlijke oppervlakkigheid ten grondslag, en bij meer daa een is al het afgeven op de leer niets dan een zwaklce poging om eigen onverschilligheid en ongeloovigheid te bemaskeren. Velen, en ik spredi: helaas uit de ervaring, praten meer over mystiek, dan dat het hun waarlijk om mystiek des harten en imiige gemeenschap; met Go'd te doen is. Menigeen critiseert en Schimpt zonder er iets positiefs voor in de plaats te stellen, en dit merkwaardige 'doet zich voor, dat, terwijl men de „pirincip.ienmacherei •— en reiterei" door de voordeur heeft uitgeworpen, men door de achterdeur de „problemen-macherei" heeft ingehaald. Men gaat gebukt onder de vele „quaesties". Men torscht en sjouwt met allerlei „problemen van.O'Uzen tijd", en de would-be twijfel en de gemaakte ernst groeien welig.

Daarop kom ik stralcs nog terug.

Hier wilde ik reeds even er op: aandringen het verschijnsel van het dogmatisch indifferentisme in zijn juiste afmetingen te bezien, en het naar zijn juiste waarde te schatten. Maar daaraan voeg ik terstond toe, dat ik hiermee allerminst bedoel dit euvel te verkleinen of te bagatelliseer'en. Het is een kwaad, 'dat onze belangstelling ten volle verdient, en vooral, omdat zelfs: op. onze kerkelijke examens zoo nu en dan iets van deze malaise te voorschijn is gekomen. Op; die examens is het meer dan een keer gebleken, dat de candida, at do'gmenhistorisch vrijwel op de hoogte was en zich ook enkele wijsgeerige termen had eigen gemaakt, maar eilazy in de eenvoudige geloofswaarheden en de fijnere dogmatische ondersaheidingen een zoekende vreemdeling moest genoemd worden. Ik heb wel eens den indrulc geikregen, dat sommigen het beneden zich achten zich in de oude gereformeerde leer te verdiepen, en b.v. aan de opvattingen van Karl Heim of de relativiteitstheorie van Einstein, zij' het dan momenteel, hooger waarde toekennen dan aan de zuivere beschouwing van verkiezing en verbond. Het is niet aangenaam deze zwakke pleliken te moeten constateeren, maar wat baat ons een struisvogelpolitiek', die de oogen doet sluiten Voor een werkelijkheid, waarin niet alles couleur de rose Is?

Wat kunnen we nu tegO'n dit euvel uitrichten?

Enkel in doleantie te gaan, baat niet. .

Wie mogen ons ook niet yan deze verschijnselen afmaken met de opmerking, 'dat de schaal, die nu schommelt of eenzijdig doorslaat, later wel weer in het evenwicht komt, want dan zouden we behoor en tot hen, van wie Prof. Haitjema spreekt in zijn bekend boek Hoog-Kerk el ijk Protestantisme. Hij merk't daarin dit op:

Er zijn nog altoos vele jonge merLschen, die als Wiegen de Droomer denken over de kerk, en als de jonge schaapherder onder de berken profeteeren over het koninkrijk Gods. Maar er zijn ook nog altoos vele oudere menschen, en onder hen niet weinig dominés, die als de grijze leeraar in TJlfers' boek in het diepst van hun hart eigenlijk meenen, dat er tegen de hartstochtelijke stellingen van de jonge profeten niets is in te brengen, dan alleen dit, dat de practijk, en vooral de geschiedenis der practijk hen ontruuchteren zal. ^)

Die meening is niet houdbaar.

Zij leidt tot oppervlakkige behandeling van de jeugd.

Zij katf'.teï'' gevolge hebben, dat onze jonge menschen ons ontglippen, en daarom - zullen wij in plaats van ons met deze gemaMielijke verklaring gerust te stellen, luisteren naar de stemmen en klachten, die uit het jonge leven opgaan, en ook nauwkeurig de oorzaken van de kwaal der dogmatische onverschilligheid opsporen.

K. D'.


1) Hierbij isi gok te denken aan den kostelijken arbeid van onze gereformeerde studentenorganisaties.

2) In „Wlij Jjlij'Ven gereform'eerd"; rede op den bondsdag te Leeuwarden, 1918.

3) blz. 86 e.v.

4) vgl. Dr Wl. Geesink, Religieus Ekleoticisme, blz. 52 e.v.

5) P. A. de Genestet, Dichtwerken, 1898 blz. 112.

9) blz. 14.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

HET DOGMATISCH INDIFFERENTISME ONDER DE JONGEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 1924

De Reformatie | 8 Pagina's