GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET DOGMATISCH INDIFFERENTISME ONDER DE JONGEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET DOGMATISCH INDIFFERENTISME ONDER DE JONGEREN.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het eerslo artikel is op den voorgrond gesteld, dat het onderwerp niet uitgaat van . een tweeheid in onze kringen tusschen oud ! en jong. Het verschijnsel, dat hier besproken ' wordt, komt ook ouder de ouderen voor, ' en hier wordt over de jongeren gehandeld om bijzondere belangstelling aan hen te wijden. Het tweede artikel heeft uiteengezet in hoeverre het euvel van anti-dogmatisme-onder hen voorkomt. Tegen overdrijving is gewaarschuwd, doch tegelijk tegen de geringschatting van deze verschijnselen. In het derde artikel-zijn besproken de oorzaken buiten onzen kring, n.l. de deining van ebbe en vloed op geestelijk gebied, de geestelijke stroomiugen, welke op de religio, subjectiva den^ nadruk leggen, en de X'Siiï^Évtengevolge van de wereldcatastrophe,

IV.

Thaus küiT! ik tot de Oürzakeii in eig-en kring.

Ook op eigen erf moet de voedingsbodem van het dogmatisch indifferentisme gezocht, en wel in' de eerste plaats in een niet te miskennen reactie tegen het objectivisme en intellectualisme, dat zich onder ons openbaarde. Maar... als ik dit zeg, gevoel ik terstond, dat ik „ein groszes 'Wiort geiassen" uitspreek. In deze woorden schuilt een beschuldiging, en voor zulke scherpe aanklachten moeten wij deugdzame gronden hebben. Het is wel gem.akkelijk om van kansel of katheder to klagen, dat wij te eigengerechtig en niet barmhartig genoeg zijn jegens de zwakken, dat wij te veel aan den nood der wereld voorbijgaan, en zelfgenoegzaam ons terugtreikken, dat de kerk niets doet, en onder ons zooveel farizeeïsme heerscht, maar deze dingen mogen niet deii volk'e verkondigd worden zonder overtuigende bewijzen, en wij moeten er voor walken, dat wij den preekstoel aaiet maken tot het kasteel van den lafaard. Ën , als ge mij nu vraagt naar bewijzen voor bovengenoemcle beweriiig, sta ik eeii oogenblik verlegen. Ik kan wel op hoogen toon zeggan: er is in onze kerken te dogmatisch gepreekt, en ons volk heeft de eene kille uiteeiazetting der waarheid na de andere moeten verduren, maar dan hebt gij het volle recht om mij te vragen: hoe weet ge dat? Wij, domino's hooren, - en dat is jammer genoeg, bijna alleen onszelf. Wij moeten altoos-onszelf stichten, en daaiom staat het • m.i. ons; niet vrij, om den staf over elk'aar té breken> en te oor-(ieelen: zoo wordt er gepreek't. We hebben ons materiaal niet van' onszelf, doch anderen hebben het ons gezegd, en met de critiek van anderen moeten wij voorzichtig zijn. En als iemand uwer mij zou wijzen naar de jaargaitgen viaii „Menigerlei Genade", waaruit we toch wel eikaars preeken . kunnen kennen, kan mijn bescheid niet anders zijn, dan dat deze bundel niet een zuivere toetssteen is. Slechts een - tiende gedeelte van de predikanten zijn de verkorenen om aan deze preeken mee te weAen, en die een preek leveren, zorgen wel, dat zij niet met het minste > voor den dag komen.

Over de prediking ^eg ik dus niets van mijzelf.

Wel wil ik het oordeel van anderen aanhalen.

Ik mag hier noemen, wat Prof. D r H. H. K u 3^ p e r , omtrent dit punt geschreven heeft in zijn bekend werk Hammabdil ^). Voorts zij verwezen naar de opmerkingen, die Prof. Dr T. Hoekstra heeft gemaakt in zijn geschriften: Gereformeerde prediking2) en De teg e n w O O r d i g e critiek op o n z e p r e e k en •^). Ook moeten hier aangehaald worden de uitspraken van Prof. A n è m a in zijn reeds meermalen genoemde brochure *), en eindelijk' mag ik u in herinnering brengen, wat Ds F. 'C. Meijster op uw vergadering van verleden jaar heeft gesproken: „Zelfs , zou ik niet ga, arne beweren, dat er onder de oudere generaties niet schuilen, die wat te veel naar 't intellectueele overstag zijn gegaan... Er zijn er onder, die poseeren als de tempelbewaarders van de groote godin van het dogma, . Bijna zouden ze veronderstellen, dat het manna in de woestijn in dogmatische ijskristallen is neergevallen en het water uit den rotssteen in formules uitvloeide" ^).

Dit oordeel • Mjft-'V^ffiM^^K^v^llllgil^^^ die het gaven.

Wel moet ik erkennéïi, ; ''dat de örvaring bij het bezoek in de gemeente ons leert, dat wij vaai objectivisme niet vrij zijn. Zuiverheid in de belijdenis gaat niet altijd gepa, ard. met opgewekte innerlijke beleving. Het geestelijk leven is in tal van gezinnen dor, en er klopt bij menigeen geen hart in de religie. Velen stellen zich met uitwendigheden tevreden; van persi, > oalijk onderzoek komt weinig; met de vraag: hoo staat het met mijn ziel tegenover God, zijn dezulken zelden bezig, en zoo verzandt men tensiiitte^jili intellectualisme. En: zelèerj • .naast öaA ; ^, /, ; ^j5ri^m, e , komt in onze kerken ook het mysti.GiSia.tó'.5Voor. .Er zijn geheele streken, waarin het onzuivere piëtisme den toon aangeeft, en het geestelijk leven vervloeit en verzwakt in valsche lijdelijkheid, doch dit neemt niet weg, dat het euvel van intellectualisme evenzeer welig tiert. Welnu, tegen die eenzijdigheid is eén reactie ontstaan. Velen hebben zich van dat objectivistische afgekeerd, en uit die rC'^ctie, uit tiie overnijging naar den kant van de mystiek moet ongetwijfeld het anti-dogmatisme verklaard, dat thans menig jong hart van .de zuivere belijdenis en de 'belijnde leer aftrekt

Daaraan werkt nog een andere factor mee.

Ook de z.g.n. „prineipiën-fabricage en principiënreiferei" staan schuldig.

Er is een tijd geweest, waarin alles, wat richtingslijn was, tot een beginsel werd verheven, en onze menschen O-weeërs in beginselen werden. Nu is die overvloedige verrijking wel te verklaren. Het was in.die dagen van feilen strijd noodig om aipodictisch te zeggen: zoo is het. Ons beginsel, dat voor het. eerst op alle terr-ein op den voorgrond werd geschoven, moest scherp geformuleerd. Eigen standpunt moest van alle kanten worden afgebakend en precies uiteengezet, en.... die arbeid is kostelijk gewefest. Toen droeg de worsteling een principieel karakter. Toen vocht men niet om het belang, maar om hoogere goederen, en wij zullen eerder jaloersch^ zijn op dien tijd van geestelijk' cyan, dan dat wij uit de hoogte op' die principiëele periode neerzien. Maar toen is ook meer dan eens wat in de gegeven omstandigheden piractisch de beste oplossing was, tot beginsel geprocla, meerd. De werkelijkheid is tO't waarheid verheven. Men heeft van een actueel noodzalcelijke gedraging een absoluut geldenden eisch gernaaikt. Prof. Anema noemt als voorbeeld de qnaestie van de inmenging van de overheid, e) en dit exempel is met vele andere te vermeerderen.

Wat is nu het gevolg geweest?

Dit, dat in de latere jareai tal van die geproclameerde beginselen moesten worden losgelaten, omdat, ze, als oorspront'elijk-practische oplossingen, thans opi de practijfc niet pasten. Wat vroeger als heilige eisch, gold, werd opj' zij' gesehoven. .We zijn heel wat beginselen Is'wijt geraakt. En daarom is het niet vreemd, dat vooral vele jongeren met den term principieel zijn gaan spotten. Zij hebben scep^tisch gevraagd: wat is een beginsel? Z-ij zijn afkeerig geworden tegen alle „principiën-reiterei", en menigeen heeft het scherphbelijnde va, arwel gezegd, en wil alleen weten van het relatieve en „ruimere" standpunt.

Op die wijze is in onzen kring het anti-dogmatisme gevoed.

Dit fc'waad heeft steun gevonden in sommige misstanden, die niet 'kunnen en mo-gèn ontkend.

Maar het vindt nog sterker steun in een streven, dat op eigen erf öierk'baar is, om langzamerhand het absolute in te ruile'U voor, het relatieve, en meer de synthese dan de antithese te zoeken. Wa, ar het adres van die verflauwing, is? Laat ik' enkele dingen mogen noemen. In 'de eerste plaats dit verschijnsel, dat er onder een zekere categorie onder ons een overhelling is naar het verzwijgen van het specifiék-ge'reformeerde. Dit bleek mij uit brieven, die ik naar aanleiding.van mijn hoofdartikelen in „De Heraut", van intellectueelen uit onzen kring ontving. Die brieven deden mij verbaasd staan. Dat men mijn geschrijf te intellectualistisch vond, kan ik verklaren, maar als ontwikkelde menschen durven schrijven: wat geeft ons de uiteenzetting van de dogma's, we hebben de ervaring van Jezus noodig, — vraag ik me af: hoe. kunnen dezulke'ti zich nog gereformeerd noemen? Voorts wil ik wijzen op: Jretgeen Prof. Grosheide zegt in zijn rede: Een andere geest? waarin ook dit euveP behandeld wordt. En eindelijk zijn er nog andore verschijnselen, die, al liggen 20 niet op' dogmatisch terrein, va, n z.g.n. ruimere opvattingen getuigenis a.fleggen. Wanneer in onze kringen tegenover het tooneel een zoo sterk sympathiseerende en alles trotseerende houding wordt aangenomen, als in deze wöken is openbaar geworden, kan ik het uitnemend verstaan, dat onze heel gewone gereformeerde menschen, die niet zoo kunstzinnig zijn, het hoofd schudden over dit offer aan den „geest der eeuw", en is m.i. zulk een „gebruik van de cliristelijke vrijheid" te betreuren '). Men vraagt in onze dagen om meer mystiek, d.i. om een nauw leven met God. M, a, ar zulk een nauw leven met God eischt een nauw leven voor Hem, en dan moeten-wij alles vermijden, wat de grenzen tusschen ons en de wereld zou verflauwen.

Doch genoeg hierover.

Het ging ons om de oorzaken van het dogmatisch indifferentisme.

Die liggen ook op eigen teiTein, en wie de

verschijnselen' nagaat, dio ik noemde, zal toestemmen, dat deze iactoren de onverschilligheid ten opzichte van de leer, zoo niet geheel, dan toch wel ten deele verklaren.

Op nog een belangrijk punt moet ik wijzen.

We mogen bij idat alles do gezinnen niet vergeten.

Veel wat onze jonge menschon ontsiert en een verteerde richting uitdrijft, moet uit de^ gezinnen worden verklaard, en van het euvel, dat wij bespreken, dragen ook tal van ouders mede de schuld. Dat wordt wel eens over het hoofd gezien. Wij gaan de jongeren te veel apart zetten. Wij isoJeeren ze v'a, n het gezin. D'a; t is ook' het gevaar, dat schuilt in het instituut van jeugdouderling. Een aparte ouderling voor de jeugd wil zeggen, dat de jeugd afzonderlijk behandeld wordt; en dat is m.i. wel bedenkelijk. Onze joaigens en meisjes moeten in de gezinnen door de gezinsouderlingen bezocht en aangepiak't worden, en om de jongeren in het rechte spoor te leiden, moeten wij' ons met alle kracht werpen op de gezinnen. De ouders dienen te worden bewerkt. Nauwkeurig moet nagegaan, of er voldoende contact is met en toezicht op de kinderen; of da ouders met de jeugd meeleven en haar aan de kerk binden, en geen arbeid onder de jongeren kan vruchten dragen, wanneer hij niet in het gezin zijn uitgangspunt heeft.

Thans kom ik tot de jongeren zelf.


1) Mz. 43.

2) blz. 16.

3) blz. 21.

4) blz. 40.

5) a. w. blz. 108.

6) blz. 48.

7) Over de bekende tooneelfjuaestie schreef ik liever niet. •Mijn standpunt tegenover het tooneel heb ik uiteengezet in Wo'. 7 van dezen jaargang. Ik heb dit b'ezwaar tegen de tooneeluitvoering, dat de zonde, neen niet beschreven, niet verteld, niet door het woord weergegeven, maar plastisch uitgebeeld en gedaan wordt. De spelers moeten zich dus ook de zonde-indenken, en dit zijn voor mij niet toelaatbare dingen. Bovendien is het tooneel m.i. ook om deze reden niet aannemelijk, dat een christelijk tooneel tot de practische onmogelij klieden behoort. Gebed en religieuse strijd b.v., die toch een zeer voornaara element in het christelijk leven vormen, kan men niet op het tooneel brengen. Dat zijn geen dingen om na te doen. Ieder zal zich daaraan stoeten, en zoo blijft het christelijfc leven als vanzelf buiten dit terrein staan. Nu voert men hiertegen wel aan, dat dan alle declamatie, , ook in de prediking, te veroordeelen is, doch men vex-geet dan twee dingen. Ten eerste is deze declamatie enkel spreken en niet doen, en ten tweede moet bü het vertoUcen van specifiek onheilige en heilige dingen de voordracht uiterst sober zijn met zoo weinig mogelijk mimiek. — Eindelijk meen ik nog dit te moeten opmerken, dat juist op het terrein van het tooneel de grenzen zoo moeilijk te treklcen züu, dat onttrekking m.i. geboden schijnt. Laten degenen, die geen principiëele bezwaren hebben, bedenken, dat ons ook het offer geboden is, en dat een christen in zjjn religie onnoemlijk rijk is, en hem voorts wacht de nieuwe aarde met de volkomenheid der schoonheid. — Wat de bewuste tooneeluitvoering betreft, neem ik niet geheel voor mijn rekening alles wat eni de wijze, waarop de dingen gezegd zijn. Wel sta ik materieel geheel en al aan. de. zijde van hen, die het gebeurde betreuren. Het bedroeft mij èn om de studenten èn om onze Vrije Universiteit, die onder al deze dingen meer schade lüdt, dan wij vermoeden. Ik ben er zeker vkn, d.a t, indien de studenten, die de bekende motie.hebben gepubliceerd, beseften, hoeveel kwaad, zü o-nze hoogeschool berokkenen, zü hun getuig e-nis achterwege hadden gelaten. Er is in de verdediging van het tooneel zooveel jammerlijk bravour, dat geen rekening houdt met ons gereformeerde volk, van welks Heide en sympathie de V.U. afhankelijk is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

HET DOGMATISCH INDIFFERENTISME ONDER DE JONGEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1924

De Reformatie | 8 Pagina's