GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Raadselen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Raadselen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Mozes lioeddo de kudde van Jcthro. .. Exodus 3:1.

Het raadsel van Midians woestijn is het raadsel van een God, die Zijn eigen werk afbreekt.

Waarom heeft de Heere Mozes als kind yan, den dood gered, — en doet Hij nu zijn leven in nietigheid ondergaan?

Waarom hem laten onderrichten in al de wijsheid der Egyptenaren, — en nu met zijne kennis hem achter de schapen gezet?

Waarom hem machtig doen zijn in woorden en werken, — en nu zoo simpel bedrijf hem gegeven ?

Dit raadsel heeft Mozes benauwd, en de ruimte van Midian is hem somtijds te eng geweest.

God roeit uit wat Hijzelf heeft geplant. Hij bad Mozes geroepen, en deze had zich mogen geven; en nu handelt God in tegenspraak met Zichzelven. En dat gaat zoo het eene tiental jaren na, het andere; stra.ks is Mozes tachtig jaar; hoe kan hij anders denken, dan dat dit nu zijn leven zal zijn? Wat moet deze mensch van zijn God denken? — een Q; od, die in de tweede veertig jaren grondig uitwischt wat Hij in de eerste veertig zoo duidelijk geschreven had; een God, die aanvangt met den redder Zijns volks te kvveeken, die met eigen hand hem schenkt en opleidt, hem roept en genade geeft om die roeping te volgen, — en die hem dan opneemt, en hem met zijne kennis len gaven, met zijne roeping en keuze wegwerpt in de woestijn, achter het vee....

Het is het raadsel van een God, die Zijn eigen werk afbreekt.

O, zagen we maar altijd, dat de Heere óns werk afbrak; dat Hij het kwade afbrak; het schade1ijke.

Was ons oog maar open voor het rechtmatige in Gods handelingen, zoodat we konden zeggen: ..Oort doot mij pijn, véél pijn, door mij ; il(1ns t? slaan; maar hoe wijs van Hem, dat Hij mij dit ontneemt, en mij daarin tegenkomt”.

Doch als God dan afbreekt, niet wat wij, maar wat Hij zélf gebouwd heeft....

Als Hij ons een lief kindje geeft, van Hem gebeden, en van Hem in jubel erkend, — en Hij neemt het dan na luttel levenstijd weer weg;

Als Hij ons een zoon, eene dochter, tot bloei laat opwassen, met schoone toekomst, en die op hun plaats ten zegen zouden zijn, — en Hij laat dan al dien bloei versterven;

Als God ons zélf tot plannen drijft, goede plannen, die wij Hem voorlegden, en op welke Hij kennelijk Zijne gunst gaf, — en Hij slaaf die plannen dan tot scherven.

Als de Heere eerst Plaulus naar Macedonië roept, — en deze is nauwelijks aangekomen of hij zit in de gevangenis;

Als wij heilig hunkerend gemaakt zijn om op te gaan naar Gods Huis, en te arbeiden in Zijn Koninkrijk, — en we worden dan gebonden aan den ziekenstoel;

Als de Heere ons bracht op den weg des levens, en aanvankelijk met vreugde ons deed voortwandelen, — en Hij gaat dan Zijn aangezicht verbergen, en ons in donkerheid zetten;

Als Hij aan Abraham Kanaan belooft, — en hem dan slechts eene grafstede ten eigendom geeft;

Als Hij hem éérst Izak schenkt, — en dan zegt: Offer mij uwen zoon, dien gij liefhebt;

Als.... maar het komt alles hierop neer: als God Z ij n eigen werk afbreekt.

Dan ligt voor den Christen de pijn niet alleen hierin, dat hij geslagen wordt en de Heere hem tegenkomt; maar het bangste is, dat hij niet meer weet wat hij aan zijn God heeft. „Waar is God, op Wien gij bouwdet, en aan Wien g'uw zaak vertrouwdet? "

Het snijdenst is niet de pijn aan vleesch en bloed, doch de zielepijn over het raadsel waarvoor hij geplaatst wordt: een God, die uitrukt wat Hijzelf heeft geplant.

Het is den Christen beter een toornend God te hebben, dan geen God.

En toch gaat het in dit raadsel juist, om te weten wat we aan onzen God hebben.

Mozes heeft het ondervonden.

Het is heerlijk op te zien tot een zegenenden God.

Het is schooner te blijven betrouwen op een God, die slaat.

Maar het rijkst is zich aan een God te klemmen, die met ons in raadselen wandelt.

Dat heeft Mozes moeten leeren. Zijn geloof is geoefend om den Heere vast te houden op hope tegen hope. In die veertig jaren heeft hij door de raadselen heen gegrepen naar den Heere, en, hoewel alles hem drong tot opgeven, heeft hij niet losgelaten. Juist doordat God Zijn eigen werk voor Mozes verdonkerde, en als in den dood wierp, — daardoor bleef voor hem niets dan God, en God alléén over, en werd zijn geloofsgroep naar dien God geoefend en gesterkt.

En toen — bij het braambosch — toen heeft Mozes beter geweten wat hij aan zijn God had, dan hij het wist vóór veertig jaren.

En toen kwam mét God ook Zijn werk weer terug; toen kwam dat verbroken werk terug, — maar vernieuwd, in herboren gestalte.

Gods werk keert altijd weer.

Het wordt wel eens verdonkerd, en in den dood geworpen. En de Heere doet dat, opdat we niets overhouden dan Hemzélven-alléén; opdat, door alle raadselen heen, onze greep aan Hem vasthoude; opdat we aan Hem-alléén genoeg hebben. God wil de zijnen leeren aan Hemzélven genoeg te hebben; daarom doet Hij Zijn werk en ga, ven soms wegzinken.

Maar zoo wij worstelend en biddend Hem mogen vasthouden, — dan keert mét Hem ook Zijn werk weer terug; het rijst in herboren glans uit den dood op. En bij ons braambosch leeren wij onzen God kennen als de Getrouwe; „Ik zal zijn, die Ik zijn zal”.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 februari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Raadselen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 februari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's