GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De brief van den apostel Paulus aan de Epheziërs. ld. aan de Philippenzen.” Opnieuw uit den grondtekst vertaald en verklaard door Dr S. Greydanus. Hoogl. aan de Theologische School. Kampen. — J. H. Kok, 1925.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De brief van den apostel Paulus aan de Epheziërs. ld. aan de Philippenzen.” Opnieuw uit den grondtekst vertaald en verklaard door Dr S. Greydanus. Hoogl. aan de Theologische School. Kampen. — J. H. Kok, 1925.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

B0EKBESPREKING.

Met ingenomenheid wordt deze verklaring van twee Paulinische brieven door ons begroet. Ziehier een proeve van bewerking uit de Inleiding op den eersten brief over een interessante kwestie.

Reeds in de tweede eeuw heeft men aan dezen brief het opschrift gegeven: an de Epheziërs. Een enkele Marcion, schreef echter: an de Laodicenzen. Maar waarschijnlijk door gissing, in verband met Col. 4:16. Toch is deze brief denkehjk niet aan de gemeente te Epheze gericht. Vooreerst ontbreken in enkele handschriften de woorden: e Epheze, in I: Ook Origenes heeft die woorden blijkbaar niet gelezen. Basilius zegt, dat zij in de oude handschriften ontbraken. Ook nog andere gegevens zijn er, die doen weten, dat zij in elk geval niet in alle handschriften gestaan hebben. Nu is de uitlating dezer woorden zeer moeilijk te verklaren, de invoeging zeer gemakkelijk. Daarbij komt, dat de apostel te Epheze betrekkelijk lang gewerkt heeft. Eerst slechts kort. Hand. 18:19—21, daarna een drietal jaren, Hand'. 19:1 V.V., vgl. vs 8 en 10, en 20:31. Wij zouden verwachten, eenig blijk daarvan in dezen brief te vinden, indien hij aan de gemeente te Epheze geadresseerd was. Maar dat is het geval niet. Integendeel schrijft de apostel op een wijze, die het vermoeden wekt, dat 'de geadresseerden hunne kennis van het Evangelie niet aan hem dankten, 4:21, noch hem persoonlijk kenden, 3:2, terwijl ook hij van hen slechts van hooren zeggen schijnt te weten, 1:1£. Hoewel dit "laatste vers anders opgevat kan worden, vgl. Philem.:5, is toch opmerkelijk, dat alle woord of zinspeling, waarin nauwe, persoonlijke betrekking, welke tusschen den apostel en de gemeente te Epheze door zijn vrij langdurige werkzaamheid aldaar, bestaan heeft, vgl-Hand. 20:20, 31, 37, gemist wordt, zelfs in den zegengroet aan het slot 6:23. 24; vgl. daarentegen '1 Cor. 16:19—24. Wij zuUen daarom de woorden: e Epheze, in 1:1, vooi later ingevoegd moeten houden en dezen brief moeten beschouwen als gericht aan anderen, dan aan de geloovigen te Epheze. Doch aan wie dan? Hierop kan alleen gissenderwijs geantwoord worden. Het feit, dat hij reeds in de tweede eeuw het opschrift ontving: an de giPlieziërs, mag doen vermoeden, dat hij gezonden is aan gemeenten in Klein-Azië; vgl. ook Eph. 6:21, 22 met Col. 4:7—9. En vermoedelp is hij een brief-geweest, niet slechts aan één ge, meente, doch aan een groep van gemeenten, zoodat hij 'bij deze rondgaan moest. Elk dier gemeenten kan dan een afschrift genomen, of ontvangen hebben. Op deze wijze kunnen we het gemis van aUe blijk van nadere persoonlijke verhouding tusschen schrijver en geadresseerden, hoewel zij toch van elkander wisten, zij het ook slechts door anderer gefuigenisi 1:15; 3:2, het best verklaren, en tevens het nietfvoorkomen van de woorden: e Epheze, 1:1, in eenige handschriften. Misschien heeft ook de gemeente te Epheze een afschrift bekomen, wat dan later, big de verzameling der brieven van den apostel Paulus, aanleiding gegeven kan hebben tot de meening, , dat hij aan de Epheziërs was gezonden, en tot het vroegtijdig ppschrift: an de Epheziërs. Het is mogelijk dat deze brief in Col. 4:16 door den apostel bedoeld wordt. Hij zou dan op zijne rondreis van Laodicea naar Colosse moeten gaan. Dat hij echter oorspronkelijk uitsluitend aan de gemeente te Laodicea gericht zou zijn, is niet waarschijnlijk, omdat dan moeilijk verklaard kan worden, waarom aEe aanwijzing daarvan reeds zoo vroeg verloren ging, en' eene andere overlevering opkwam. Het is evenmin waarschijnlijk, dat in 1:1 oorspronkelijk eenige naam gestaan heeft, en ook onwaarschijnlijk, dat er eene onbeschreven ruimte in opengelaten was, die bij elke gemeente, die een afschrift bekwam, met haar naam ingevuld moest ytrorden: mdat dan allicht op eenigerlei wijze nog ws! anders nazisn ÏTL verband met dezen brief overgeleverd waren. Wij meenen dus dit schrijven te moeten houden voor een brief, die gericht was aan eene groep van gemeenten in Klein-Azië, aan welke hij achtereenvolgens gebracht moest worden.

Deze proeve toont beter dan een breed betoog, hoe voorzichtig en grondig prof. Greydanus werkt en hoe bevattelijk hij zich uitdrukt-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 november 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

„De brief van den apostel Paulus aan de Epheziërs. ld. aan de Philippenzen.” Opnieuw uit den grondtekst vertaald en verklaard door Dr S. Greydanus. Hoogl. aan de Theologische School. Kampen. — J. H. Kok, 1925.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 november 1925

De Reformatie | 8 Pagina's