Een gedurig gebed.
Maar van de gemeente werd een geduiig gebed tot God voor hem gedaan. Handelingen 12:5b.
De Heilige Geest, die op Pinksteren kwam woning maken in de gemeente des Heeren, is de Geest der genade en'der gebeden.
Ja de Geest der gebeden!
De krachtige gebedsdrang, welke het leven van de jonge kerk van Christus omhoog stuwde, was van bovenmenschelijken oorsprong.
Hier was geen trage formuleering van vrome volzinnen, samengeregen tof menschelijk gebedsnoer.
Hier was de drijfkracht van den Heiligen Geest.
Er werd ig eb eden. Er moest gebeden worden. Er moest in volle spankracht gebeden worden. Er móést gedurig gebeden worden.
Eens — toen Petrus en Johannes, bedreigd door den Joodschen raad, tot de hunnen waren weergekeerd, hieven ze eendrachtelijk hunne stem op tot God. En zoo wonderlijk krachtig was toen dat gebed, dat de plaats, in welke ze vergaderd waren,
bewogen werd. En toen Petrus was gevangen gezet, nadat reeds Jacobus was ter dood gebracht, werd een gedurig gebed ttot God voor hem gedaan.
Als Petrus straks, midden in den nacht, zich naar het huis van Maria begeeft, zijn daar velen bijeen, des nachts, en ze zijn biddende.
Op dat gedurig gebed doet onze God wonderen.
Wat niemand vermoedde, geschiedt.
Een „engel des Heeren leidt Petrus uit zijn cel.
Ketenen vallen van zijn polsen. De ijzeren poort wordt hem vanzelf geopend.
Op het gedurig gebed der gemeente!
Wat zijn onze gebeden dan karig en slap! Hoe zelden perst er in de volheid van den Heiligen Geest!
Ja, we hebben nog onze welgekozen bewoordingen. We weten misschien onze gebedsgedaehten bij tijden gestyleerden vorm te geven. We blijven er geen oogenblik in steken. Het is alles afgerond en welgepolijst.
En wie met ons bidden, fluisteren soms, dat ons zoo rijke gebedsgaven zijn geschonken.
Ja wel maar waar is de stuwkracht van den Heiligen Geest?
Werkt H ij in onze gebeden ?
Zet Hij ons aan het werk in ons gebed?
Dringt Hij ons, perst Hij ons om onzen levensnood den Heere bekend te maken?
Of blijft ons mooie, welgelormuleerde gebed toch innerlijk zoo hol? Komt het toch zoo traag en lui van onze lippen?
En kennen we wel het geheim van het gedurig gebed? Van dien wonderlijken zieledrang om altijd weer en al krachtiger een zelfden levensnood naar Gods hart te brengen?
Een krachtig gebed des rechtvaardigen vermag veel.
Is ons gebed een krachtig gebed?
En is het een krachtig gebed van een rechtvaardige?
Roept het Gods ontfermingen wakker?
Daartoe moeten we in Gods kracht uit ons wegdoen, wat de doorwerking van dten Heiligen Geest in onze harten belemmert.
We moeten met ong leven komen in het volle licht van Gods heiligheid en door den Heiligen Geest laten uitbranden wat ons gebedsleven verontreinigen kan.
Want, waar nijd en 'twistgierigheid is, aldaar is verwarring en alle booze handel.
We moeten ook den diepsten ondergrond yan ons hart laten zuiveren door de ontdekkende kracht van den Geest. Laat u mijn tong en mond en 's harten diepste grond toch welbehaag'lijk wezen!
Dan zal die Geest der gebeden in ons het krachtige gebed wekken.
H.ij zal ons in onze zwakheden te hulp komen.
Wij zullen niet weten, wat wij bidden zullen, gelijk het behoort.
Maar dan zal de Geest zelf voor ons bidden met onuitsprekelijke zuchtingen.
En die de harten doorzoekt, weet, welke de meening des Geestes is, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt.
Zoo wordt in ons geboren het gebed, dat niet uit ons is. In onze gebedszwakheid komt de gebedskracht van den Heiligen'Geest ons sterken.
We moeten bidden. Het gedurig gebed gaat in ons leven op!
In den nood, waarin het den Heere heeft beliefd Zijn kerken jji ons vaderland te leiden, leve in ons allen dit gedurig gebed.
We hebben veel gesproken over de vraagstukken, welke ons kerkelijk leven benauwen. Wellicht te véél!
Ook zal ons wel menigmaal ontbroken hebben de gezindheid der liefde, die den één den ander uitnemender doet achten dan zichzelven.
Er was in onze onderlinge beoordeeling miet zelden een geprikkeldheid, welke tot verbittering heeft kunnen leiden.
We hebben ons allen te schamen. En in den weg der verootmoediging tot onzen God en tot elkander weder te keeren.
Dan zullen we minder discussiëeren.
We zullen méér bidden.
En in dat gebed zullen we onze gemeenschap; met God weder vinden. En onze gemeenschap met elkander.
Toen het leven van Christus' kerk in nood verkeerde, al was die nood v: an zoo héél anderen aard dan nu, waren er velen in Maria's huis samenvergaderd, biddende.
Zouden we liiet elk voor zich en in onze ge meentelijke samenkomsten tezameii de gebeden vermenigvuldigen?
Niet als de Farizeën, wier woorden vele waran
Maar als de discipelen, wier gebed krachtig was;
Wie weet als bij Petrus' bevrijding, zou God ons willen geven de uitredding, haastig, verrassend, verbijsterend! Zóó, dat éér we 't denken kuanen, ons gebed tot dankzegging wordt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 januari 1926
De Reformatie | 8 Pagina's